Dit is een complete, redelijk lange, samenvatting van het vak Constitutioneel recht dat in jaar 2 gegeven wordt op de UU. De samenvatting bevat vrijwel alle informatie die in het vak wordt behandeld. Het hoorcollege, de werkgroepen en het boek zijn verwerkt in dit document.
WEEK 1
De geschiedenis en huidige uitdagingen van het staatsrecht
Inleiding op de stof
Het staatsrecht is overal en komt ook veel in het nieuws. Of het nu gaat om een bevel van de rechter aan de Staat om
klimaatmaatregelen te nemen, noodmaatregelen in het kader van de coronacrisis, zorgen over de rol van nep-nieuws
rondom de verkiezingen en referenda, de vraag of de Britse regering het parlement naar huis mag sturen om snel een
Brexit-akkoord te sluiten, het optreden van de EU om de rechtsstaat in Polen en Hongarije te beschermen, en de inzet
van algoritmes om fraude tegen te gaan. Maar ook: wie bepaalt het stikstofbeleid jegens boeren? Kunnen burgemeesters
iets doen tegen nét iets te louche wethouders? En mogen Kamerleden hun reiskosten declareren als hun partij ze een
auto met chauffeur ter beschikking stelt?
Het bijzondere van het staatsrecht is dat het zou moeten bijdragen aan de oplossing van al deze problemen, terwijl het
daarom soms juist aan in de weg lijkt te staan. Dat bijzondere zit ingebakken in de aard van het beestje. Staatsrecht gaat
over legitimiteit: het geeft antwoord op de vraag wie of wat het overheidsorgaan is, dat het burgers de wet mag
voorschrijven. Staatsrechtelijke normen legitimeren het recht en bestuur. Maar tegelijkertijd is het staatsrecht zelf ook
voortdurend op zoek naar legitimatie. Waarom zouden ministers de ongeschreven vertrouwensregel moeten
respecteren? En waarom zou de Koning niet gewoon zelfstandig belastingen kunnen opleggen, ook als de Grondwet
anders suggereert? Staatsrechtelijke concepten moeten draagvlak hebben onder burgers, ambtenaren en politici. Dit
betekent dat we in het staatsrecht niet alleen op zoek zijn naar het antwoord op de vraag wat de regels zijn, maar ook
naar iets waarmee we kunnen beoordelen of die regels goed of slecht zijn.
Vanaf de 19e eeuw vormen de beginselen van de democratische rechtsstaat de belangrijkste normatieve ‘motoren’ van
het staatsrecht. Veel ontwikkelingen beoordelen we in het licht van die beginselen. Het afschaffen van rechtsbijstand
doet afbreuk aan het rechtsstatelijke principe dat iedereen bij een onafhankelijke rechter terecht moet kunnen. En dus
vinden we het staatsrechtelijk een slecht idee. Maar tegelijkertijd zijn die beginselen ook weer sterk in ontwikkeling. De
wereld van vandaag is een totaal andere wereld dan de wereld van de 18de en de 19de eeuw, doen democratie en
rechtsstaat zich begonnen uit te kristalliseren. Zijn we, met alle problemen waar de geglobaliseerde Nederlandse
samenleving vandaag de dag tegenaan loopt, toe aan nieuwe beginselen? Of aan een nieuwe invulling ervan?
Tijdens deze eerste week van het vak Constitutioneel Recht, gaan we op zoek naar de maatschappelijke context van het
staatsrecht. Om dat te doen, zullen we eerst aandacht moeten besteden aan de constitutionele geschiedenis. Willen we
iets begrijpen van de veranderde context van het staatsrecht, dan zullen we ook iets moeten weten van de
ontstaansgeschiedenis van de belangrijkste staatsrechtelijke concepten: grondrechten, rechterlijke toetsing, ministeri le
verantwoordelijkheid en het parlementaire stelsel. Vervolgens zetten we die ontwikkelingen in de context van een aantal
ontwikkelingen van vandaag: globalisering, digitalisering, polarisering en het idee dat er een groeiende kloof zou
bestaan tussen burgers en hun bestuurders. In deze eerste week van het vak werken we dus vooral aan een rode draad
voor de rest van het vak: is het staatsrecht anno 2021 nog in staat om te doen waarvoor het bestaat: overheidsbeleid
legitimeren.
_______________
Alle organen en belangrijke instanties
Centraal niveau
- Parlement: de volksvertegenwoordiging in een democratie noemt men een ‘parlement’. Het parlement bestaat uit
de Eerste en de Tweede Kamer. Het parlement controleert de regering en de ministers hebben ook vertrouwen
nodig van het parlement. Het parlement kan een motie van wantrouwen indienen. Een minister, of het hele kabinet
moet aftreden als de meerderheid van het parlement geen vertrouwen meer heeft. Een parlement is de hoogste
volksvertegenwoordiging. Die hoogste volksvertegenwoordiging wordt in Nederland dus de Staten-Generaal
genoemd. Het is hetzelfde.
ë
, - Staten-Generaal: de Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk, zo stelt artikel 50 Gw.
Onder de Staten-Generaal wordt verstaan de Eerste en de Tweede Kamer gezamenlijk.
Het parlement/ de Staten-Generaal heeft drie belangrijke taken:
- Het parlement maakt samen met de regering wetten.
- Het parlement controleert de regering namens het Nederlandse volk bij uitvoering van wetten en alle
andere activiteiten. Dit komt natuurlijk doordat het parlement volgens de grondwet verantwoording
kan vragen aan de ministers. Ministers kunnen alleen blijven als ze het vertrouwen hebben van de
meerderheid van beide Kamers. Als er geen vertrouwen is, moet de minister opstappen.
- Het parlement vertegenwoordigt de kiezers: parlementsleden moeten contact met kiezers houden en de
‘volkswil’ in het overheidsbeleid tot uitdrukking brengen.
- Regering: de regering bestaat uit de Koning en de Ministers, zonder de staatssecretarissen. De regering is het
centrale bestuur van ons land. Omdat de koning onschendbaar is en de ministers verantwoordlijk zijn, wordt het
kabinet (ministers en staatssecretarissen) ook vaak de regering genoemd. Maar dit is staatsrechtelijk gezien dus
onjuist. De ministers maken deel uit van de ministerraad, waar de minister-president voorzitter van is.
- Kabinet: de ministers en de staatssecretarissen, zonder de koning. Een kabinet komt tot stand na een
kabinetsformatie. Kabinetsvorming ziet er als volgt uit: dit is het proces van dat leidt tot regeringsvorming. Er zijn
verkiezingen, 150 kamerleden worden gekozen op basis van lijsten. Samen vormen zij fracties, dat zijn alle
mensen die tot een lijst behoren. In dit proces gaat de TK op zoek naar een meerderheid van zetels die bereid is
om een coalitie te steunen. Het is een samenwerking van meerdere fracties of ook wel politieke partijen. De
coalitie, besluit wie de minister wordt. Soms is de minister als kamerlid verkozen en soms worden ministers van
buitenaf benoemd. Vaak is dat degene van de grootste partij. We spreken van kabinetsvorming en niet van
regeringsvorming, omdat de koning hier niet bij hoort. Het kabinet vormt de regering, maar dan zonder de koning.
Staatssecretarissen en ministers die samen de leiding hebben over de ambtenaren en daar komt de koning er bij.
Als de koning erbij is spreken we over een regering, zonder konings spreken we over het kabinet.
Er moet na de verkiezingen een nieuw kabinet gevormd worden. Dit gebeurt vaak na de verkiezingen en vooraf
gaan er nog een aantal dingen. Er moet een meerderheid gevormd worden, die vaak het kabinet is.
- Verkenner: deze onderzoekt de coalitiemogelijkheden, kabinetsmogelijkheden dus. De voorzitter van de TK
spreekt de dag na de verkiezingen met de beoogde fractievoorzitters. In deze bespreking wijzen zij een
verkenner aan die in gesprek gaat met alle fractievoorzitters om te zien welke fracties samen een coalitie
kunnen vormen. Ook bereidt de verkenners het debat voor voor de uitslag.
- Informateur: de taken van de informateur hangt af van de uitslag van de verkiezingen. Het mogelijk om deze
fase over te slaan en door te gaan met de formatie. Maar als dit niet zo is, dan is de taak van de informateur
dat hij onderzoek doet naar mogelijke meerderheidscoalitie. Hij onderzoekt welke partijen een nieuw
kabinet kunnen vormen. De informateur is niet vrij en moet zich houden aan de informatieopdracht van de
TK. Vervolgens onderhandelt hij over de inhoud van het beleid met de partijen die het kabinet gaan vormen.
Een belangrijke taak van de informateur is het opstellen van het regeerakkoord waarin de belangrijke
doelstellingen voor het beleid van het nieuwe kabinet staan.
- Formateur: de formateur stelt een kabinet samen en de formateur wordt meestal de nieuwe minister-
president. De formateur rondt de besprekingen af en verdeelt de ministerposten. Daarna zoekt de formateur
mensen die namens de coalitiepartijen minister of staatssecretarissen kunnen worden. De minister-president
is het gezicht van het kabinet. Hij is daarnaast niet alleen voorzitter van de ministerraad, maar ook belast
met de coördinatie van het regeringsbeleid.
- Tweede Kamer artikel 51 en 54 Gw: de TK heeft meer rechten dan de Eerste Kamer. Het is de gekozen
volksvertegenwoordiging. De TK kent 150 leden, die rechtstreeks door de Nederlandse burges worden gekozen.
Ook deze verkiezingen vinden om de vier jaar plaats, tenzij het kabinet valt en er vervroegde verkiezingen zijn
uitgeschreven. De TK komt drie keer in de week samen. De leden hebben een volledige baan. De leden van de TK
hebben zwaar werk. Daarom heeft elke fractie (de kamerleden van een politieke partij) een fractiebureau met
medewerkers. Vaak wordt er op dinsdag over belangrijke zaken gestemd: er moeten dan wel veel kamerleden zijn,
de helft + 1 = 76, omdat dit nodig is.
, - Fractie: kamerleden van een politieke partij. De leider van de fractie wordt ook wel de fractieleider of
fractievoorzitter genoemd. Elke fractie heeft een eigen werkwijze. Grote fracties kennen per beleidsterrein
aparte fractiecommissies. De specialisten van de fractie op dat terrein bereiden daar partijstandpunten en het
optreden van de fractie voor. Kamerleden van kleine partijen kunnen zich natuurlijk veel minder
specialiseren: die moeten op meerdere terreinen thuis zijn.
- Eerste Kamer artikel 51 en 55 Gw: de EK (ook wel de Senaat) wordt gekozen door de Provinciale Staten, binnen
drie maanden na de verkiezingen van de Provinciale Staten. Dit is ook wel de ‘getrapte’ verkiezingen. Er zijn 75
leden in de Eerste Kamer, die ook wel senatoren worden genoemd. De leden van de EK hebben vaak ook nog een
andere baan daarnaast en ze komen 1 keer per week samen, meestal op dinsdag. De eerste kamer heeft geen recht
om wetten te wijzigen, geen recht van amendement. Kan alleen maar ja of nee zeggen. Er is wel een middenweg:
namelijk dat de regering, als het echt niet door de EK dreigt te komen en er moet een kleine wijziging komen, dat
de regering een zogenaamde novellen schrijft en door de TK naar de EK stuurt: het voorstel van de wet wijzigt op
het problematische punt. De EK wacht met het verdere bespreken en als die novelle, dus die aanpassing komt,
kunnen ze het vervolgens samen aanwijzen.
Decentraal niveau: provincie
- Provinciale staten: provinciale staten zijn de volksvertegenwoordigers van de provincie. Zij bepalen het beleid van
de provincie en de belangrijkste punten, en ze controleren de Gedupeerde Staten. De provinciale staten stellen
commissies met elk een eigen beleidsterrein in, zoals de ruimtelijke ordening en wonen. Hoe meer inwoners de
provincie heeft, des te meer Statenleden. De provincies Flevoland en Zeeland hebben 39 leden en Noord en Zuid
Holland hebben er 55. De PS kiest de Eerste Kamer. Dit gebeurt vlak na de verkiezing van de nieuwe Statenleden.
De rechten zijn als volgt:
- recht op ambtelijke hulp en fractieondersteuning (hulp bij de werkzaamheden, bijvoorbeeld bij het
verzamelen en verwerken van informatie);
- recht om onderzoek te doen naar het beleid van Gedeputeerde Staten (enquêterecht);
- recht om een voorstel in te dienen voor bijvoorbeeld een verordening of plan (recht van initiatief);
- recht om een voorstel te wijzigen (recht van amendement);
- recht om Gedeputeerde Staten te vragen om opheldering over het door hen gevoerde beleid (recht van
interpellatie);
- recht om schriftelijke en mondelinge vragen te stellen (vragenrecht).
- Gedupeerde staten: dit is ook wel het college van Gedupeerde Staten, en dit vormt het dagelijkse bestuur van de
provincie. Het bestaat uit leden (gedupeerden) en de commissaris van de Koning. De leden worden eens in de 4
jaar gekozen door de leden van de Provinciale Staten. Er zijn minimaal 3 en maximaal 7 gedupeerden per
provincie. Iedere gedupeerde heeft zijn eigen taakgebied (portefeuille) bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, verkeer
en vervoer of natuur en milieu. Het college bereidt de besluiten van de PS voor en voert ze uit. Ze voeren een
groot aantal medebewindstaken uit. Ze houden ook toezicht op gemeentebesturen. De provinciale staten, de
volksvertegenwoordiging van de provincie (gelijk aan de Staten-Generaal) controleert de gedupeerden en ze
moeten ook actief informeren volgens de informatieplicht. Gedupeerden mogen geen lid van de PS zijn.
- Commissaris van de Koning: de commissaris van de Koning (CvdK) vertegenwoordigt van oorsprong het
koninklijk gezag in een provincie en treedt dan ook nu in een provincie op als vertegenwoordiger van de
Nederlandse regering. De commissaris van de Koning is voorzitter van Provinciale Staten, maar of cieel geen lid.
Daarnaast is de commissaris van de Koning voorzitter en lid van het College van Gedeputeerde Staten.
Decentraal niveau: gemeente artikel 125 GW en artikel 6 gemeentewet (dualistisch: heldere taakverdeling en
gescheiden verantwoordelijkheden)
- Gemeenteraad artikel 8: de gemeenteraad wordt direct gekozen door de bewoners. De raad benoemt de
wethouders, die samen met de burgemeester het college vormen. De raad bepaalt het beleid in hoofdlijnen en
neemt de belangrijkste beslissingen, bijvoorbeeld de vaststelling van een bestemmingsplan. Om lid te kunnen zijn
moet je inwoner van de gemeente zijn. Verkiezing gaat op grondslag van evenredige vertegenwoordiging artikel
129 Gw. Veel ophef over artikel 28 gemeentewet: raadsleden mogen niet aan de stemmingen deelnemen indien de
stemmingen aangelegenheden betreffen die hem persoonlijk aangaan. De gemeenteraad staat aan het hoofd van de
gemeente.
- College van Burgemeester en Wethouders (b&w) artikel 125 lid 2 Gw: dit is het dagelijks bestuur van de
gemeente. Zij is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van de gemeenteraad.
fi
, Voorbeelden hiervan zijn het realiseren van stadsvernieuwingen en het verstrekken van subsidies aan instellingen.
Het college heeft echter ook eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden zoals het verlenen van vergunningen,
het benoemen van ambtenaren en het verkopen van grond. De burgemeester is de voorzitter. Een wethouder kan
niet ook lid zijn van de gemeenteraad.
- Burgemeester artikel 125 lid 2 Gw en 61 gemeentewet, artikel 9 gemeentewet: de burgemeester wordt op
aanbeveling van de raad benoemd door de Koning. De burgemeester is voorzitter van het college èn de raad. In
het college heeft de burgemeester een centrale rol omdat hij moet zorgen voor de eenheid van het collegebeleid.
Als voorzitter van de raad heeft de burgemeester geen stemrecht. Zij wordt bij afwezigheid vervangen door een
raadslid. De burgemeester moet de kwaliteit in de verhouding tussen bestuur en burgers bewaken. Vergelijkbaar
met de minister-president.
Andere belangrijke begrippen
Staatsrecht/constitutioneel recht
Het staatsrecht is het primaire recht dat overheidsambten instelt, daaraan bevoegdheden toekent en hun onderlinge
betrekkingen alsmede die tot de onderdanen regelt.
Constitutioneel recht vertelt je heel veel over wat voor normen en waarden een volk heeft. Wat het wil zijn, wat het
inspireert om te zijn. Als je de vraag krijgt: wat is staatsrecht, of wat is de functie van het staatsrecht? Dan mag je
aankomen met: het gaat over menselijke waardigheid, wie we willen zijn.
De staat
De staat is er dus als er aan drie elementen is voldaan:
1. Een groep personen
2. Die leven op een bepaald grondgebied
3. Dat er een overheid regeert die onafhankelijk en effectief gezag uitoefent over die groep
Indien aan deze vereisten is voldaan is er erkenning voor de staat en bestaat de staat dus. De erkenning gebeurt door 1
of meer andere staten. Dat vloeit voort uit hun gedragingen. Een staat moet een overheid hebben. Indien een staat wordt
erkend, impliceert dit dat de staat een overheid heeft. Zonder overheid is het volkenrechtelijk gezien geen staat.
Kiesstelsel
Bovendien is in Nederland gekozen voor een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging. De verkiezing van
volksvertegenwoordiging gebeurt in Nederland op grondslag van algemeen kiesrecht door middel van periodieke,
geheime en vrije verkiezingen.
Regeerakkoord
Een regeerakkoord of een coalitieakkoord is in Nederland een overeenkomst tussen de fracties van twee of meer
politieke partijen in het parlement die een coalitieregering vormen. Het akkoord is het resultaat van de informatiefase
van de kabinetsformatie en regelt politieke uitgangspunten voor de komende kabinetsperiode. In Nederland legt de
minister-president na het aantreden van een nieuw kabinet in de regeringsverklaring namens de Nederlandse regering in
de TK verantwoording af over de kabinetsformatie en over het regeerprogramma, dat bestaat uit het regeerakkoord met
aanvullingen van het kabinet. De kabinetsformatie en daarmee het regeerakkoord zorgt voor een minder representatieve,
vertegenwoordigende functie van het parlement. Degene die stemmen kiezen volksvertegenwoordigers, maar kiezers
hebben daarmee nog geen stem in de samenstelling van de regering gegeven. Nadat de stemmen zijn geteld is het
afwachten welke coalitie er wordt gevormd met welk regeerakkoord. De kiezers hebben hier geen invloed op. De
partijen die de meerderheid vormen, vormen dus ook de regering. Op die manier is er een vrij monistisch systeem
gaande.
Electoraal
De verkiezingen betreffende, als iets verband houdt met de verkiezingen.
Polarisatie
Polarisatie is toenemend wij-zij-denken. Het is een proces waarbij de tegenstellingen tussen groepen in de samenleving
sterker worden, waardoor groep steeds meer tegenover elkaar te komen staan.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jinellvandersluijs. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.