Didactiek 1.1
1. Hoe lesgeven in een wereld vol competenties
Als leraar een uitdagende leeromgeving creëren zodat lln. gemotiveerd en betrokken bijleren.
Leeromgeving waarin lln. uitgedaagd worden om iets bij te leren en waarin
voorwaarden tot leren optimaal worden georganiseerd.
Concentratie, motivatie, werktempo, taakgerichtheid, planmatig werken en
volharding, sociale positie in klas, sociale gerichtheid kind en relaties.
----------------------------------------------------- in didactisch model ------------------------------------------------------
= vereenvoudigde weergave van relaties tussen fundamentele componenten van het didactisch
proces
Bij opzet uitdagende leeromgeving 2 bakens als
vertrekpunt:
Beginsituatie waaruit je vertrekt;
Doelen die je wil bereiken.
Om uitdagende leeromgeving te
bereiken moet je kennis hebben over de
media, leerprocessen, werkvormen,
evaluatie, leerinhoud en de rol van de
leraar. Dit zijn de sleutelelementen.
Didactische handvaten (sfeer, klasklimaat,
integratie, …) zijn richtinggevend hulpmiddel.
Elke les lln uitdagen om te leren (uitdagende leeromgeving). Voor elke les een voorbereiding maken.
Deze bevat elementen van het didactische model:
Lesonderwerp: wat ga je geven
Voorkennis: beginsituatie (wat kennen/kunnen ze al)
Doelstellingen: wat wil je bereiken met les? Wat gaan ze moeten kennen/kunnen.
(leer)inhoud: waarover lln leren
Didactische werkvorm: hoe inhoud aanbrengen wat doet lk, wat doen lln.
Media: welke hulpmiddelen gebruik je om inhoud duidelijk te maken (krant, filmpje,…)
Afspraken uitschrijven LVB:
1/ voorblad
Precieze omschrijving onderwerp (duidelijk en volledig, deelaspecten inhoud)
Voorkennis van lln (nagaan hoever lln staan t.o.v. lesonderwerp)
Bronnen (alle onderwerpen situeren vanuit eindtermen en leerplan. Deze moeten worden
overgenomen; refereer naar handboek.
Bijlagen (werkbladen + toevoegen; bordschema’s,…)
1.1. Het opzetten van een uitdagende leeromgeving
Hoe breng ik kinderen tot leren? Als leraar weten hoe lln. te begeleiden en een uitdagende
leeromgeving ontwerpen, realiseren en evalueren. Hiervoor situaties ontwerpen, realiseren en
evalueren die bij lln. vereiste processen uitlokken en op gang brengen om doelmatig beoogde
, leerresultaten te bereiken. Bv. kennis over denk- en leerprocessen en wijze waarop deze beïnvloed
worden door instructies.
= De basiscompetenties zijn omschrijving van kennis, vaardigheden en attitudes waarover iedere
afgestudeerde leerkracht moet beschikken om op volwaardige manier als leraar te kunnen
functioneren. Didactiek omvat de opvattingen over en de vuistregels voor praktisch handelen in
klassituatie.
Hoe uitdagende leeromgeving er moet uitzien is afhankelijk van tijdsgeest. Didactische handvatten
sluiten aan bij 2 huidige onderwijsvisies:
Het (sociaal-) constructivisme: lln. nemen kennis en vaardigheden niet rechtsreeks op. Lln.
spelen actieve rol bij verwerken info, verwerven kennis, vaardigheden en attitudes.
Uitdagende leeromgeving: lln. actief, verantwoordelijk voor manier kennisoverdracht,
aansluiten bij gekende begrippen en na streven doelen, mee bepaald door lln.
Het ervaringsgericht onderwijs (E.G.O): visie op onderwijs, dan heeft men het over
onderwijsaanbod (methodes) en producten (testgegevens). Hier vooral gericht op dynamische
proces tussen lln. onderling en met lk. Kijken naar hoe iemand zich voelt (welbevinden) en hoe
iemand iets doet (betrokkenheid).
Uitdagende leeromgeving: lln. voelen zich goed (welbevinden) en zijn geconcentreerd
(betrokkenheid). Lk neemt interventies o.b.v. observaties. Betrokkenheid verhogen door
te werken aan goed voorbereide omgeving (rijk milieu), ruimte initiatieven en door
aandachtig te zijn voor lln. en inlevend in gesprek te gaan (ervaringsgerichte dialoog).
AANPAK PROCES EFFECT
Leeromgeving verandering
competenties
WELBEVINDEN BETROKKENHEID
1.2. De didactische handvatten
1.2.1. Actief en constructief leren
De lln. van 1e lj maken brandnetelsoep. Ze zoeken ook uit waarom de soep niet prikt.
Kinderen zeer actief, daarom geen passieve rol maar actief deelnemen aan uiterlijke (handelen,
bewegen, …) en innerlijke (denken, willen, voelen,…) activiteiten. Lln. ontwikkelen zich als ze zelf
bezig zijn met vragen en uitdagingen. Onderwijs vaak aanbod gestuurd en te grote afhankelijkheid.
- Lln. actief laten zoeken naar oplossing via probleemstellende methodes, hierdoor inhoud beter
begrijpen, toepassen en integreren.
- Zoveel mogelijk zintuigen prikkelen. Hierdoor leren persoonlijker wat motivatie verhoogt.
Uitdagende leeromgeving: vertrekken uitdagende instap, probleemstelling, iets wat lln.
aanzet zelf iets te doen.
1.2.2. Integratie
Lk 2e lj leest ‘belle en het beest” voor. Sprookje is niet zo gekend maar wel aansprekend thema. Lk
wordt onderbroken. ½ heeft film gezien, maar deze stemt niet helemaal overeen met oorspronkelijk
verhaal.
Lln. beschikt steeds over voorkennis, hierdoor nieuwe kennis laten aansluiten op aanwezige kennis
zodat dit gezien kan worden als betekenisvol. Hoe makkelijker verbanden leggen, hoe beter nieuwe
kennis onthouden. Nieuwe kennis integreren via cognitief systeem (=structuur van reeds aanwezige
kennis).
Vaak is inhoud te moeilijk, pas na 2 e confrontatie met inhoud wordt het duidelijk voldoende
kansen bieden aan integratie door:
, Aansluiten op voorkennis of aanknopingspunt met ander vak: werk met thema’s, projecten,…;
Opfrissen vorige les, samenvatting maken, verbanden leggen, context situeren, …;
1.2.3. Concreet-aanschouwelijk werken
Lln. 3e lj sukkelt met het berekenen verschil tussen 2 tijdsaanduidingen. Lk brengt 2 klokjes om zelf
controle uit te voeren op antwoorden.
Leerinhoud concreet weergeven om zo door lln. zintuigelijk waargenomen te kunnen worden (zien,
horen,…). Heeft te maken met denkniveaus bij lln.:
1) Concreet aanschouwelijk niveau = uiterlijk aanschouwen. Bv. splitsen a.d.h.v. blokken
2) Schematisch niveau = deels innerlijk, deels uiterlijk. Bv. splitsen door kwadraatbeelden
3) Abstract niveau = gebeurt inwendig
Vaak blijven hangen bij stap 1. Lln. moeten stapsgewijs naar volgend niveau. Het concreet materiaal
moet verinnerlijken.
1.2.4. Individualiseren
Lk zoekt antwoord op zorgvragen elk kind. De lln dagen uit om te differentiëren.
Individualiseren = rekening houden met eigenheid van elk kind. Het is didactisch principe waarbij lk
streeft elke lln vormingskansen bieden waardoor de lln zich maximaal kan ontwikkelen.
Bv. Groepswerk duurt lang voor lln met autisme working apart together principe = lln werkt aan
bepaalde opdrachten alleen, deze brengt hij nadien tot de groep brengen om betrokken te worden
bij groepswerk. Lk moet lln kennen om geschikt hulpmiddel voor elk te vinden.
Differentiëren = concrete maatregelen om recht te doen aan eigenheid lln. Zo tot optimale
zelfrealisatie. Lk gaat positief en planmatig om met verschillen.
In doelen: basisdoelen, verdiepingsdoelen, verbredingsdoelen
In leerinhoud: keuzemogelijkheid
Naar werkvorm: verschillende vormen
Niveaudifferentiatie: herhalingsoefeningen, verdiepingsoefeningen
Tempodifferentiatie: extra oefeningen, meer tijd
Naar onderwijsleermiddel: audio-materiaal, stappenplan
Naar begeleiding: vooraf huiswerk
Naar evaluatie
1.2.5. Leerlinginitiatief
Lln vertellen over vlechten, hierover wordt een klasgesprek gevoerd. Een nieuwe lln is zeer timide en
komt voor eerste maal zelf naar lk toe. Hierdoor krijgt lk extra info en wordt er een activiteit op poten
gezet.
Lln hebben eigen inbreng in activiteiten. Betrokkenheid wordt groter als het binnen interesseveld
valt.
1.2.6. Doelgericht leren
Lln leren vlotter als ze zicht hebben op doel. Activiteiten moeten zinvol gekaderd worden. Doelen die
lln voor zichzelf stellen slaan op doelgerichtheid. Ze geven elk persoonlijk betekenis aan taak,
hierdoor leergedrag beïnvloedt.
Taakgerichtheid = leerling ziet taak als leerdoel.
Prestatiegerichtheid = taak zien als situatie waarin er gepresteerd moet worden.