1 HET BEGIN VAN DE PERSOON
Juridisch is de persoon ieder wezen dat drager is van rechten en plichten. Het woord “persoon” is in
de rechtstaal synoniem voor “rechtssubject”.
Het geheel van rechten en plichten waardoor het rechtssubject kan deelnemen aan het
rechtsverkeer, wordt de juridische persoonlijkheid of rechtspersoonlijkheid genoemd.
Rechtssubject Rechtsobject
• Houder van rechten en plichten • Object waarop rechten worden
• Natuurlijk persoon uitgeoefend of ten aanzien waarvan
• Rechtspersoon plichten gelden
-> Enkel een rechtssubject kan eigendomsrechten uitoefenen op een rechtsobject.
(Een bedrijf wordt gezien als een rechtspersoon. Rechtspersonen beschikken enkel over vermogensrechten –
eigendomsrecht, recht om contracten af te sluiten, … . Op deze manier krijgen bedrijven ook een
rechtspersoonlijkheid.)
1.1 DE NATUURLIJKE PERSOON
Natuurlijke personen zijn alleen levende mensen (geen dieren of embryo/lijk – Juridisch gezien begint het
leven pas van het moment dat iemand levensvatbaar is, dus vanaf de geboorte). Standaard wordt een
natuurlijk persoon aanzien als rechtsbekwaam, met uitzondering van:
• “Gedeeltelijke” rechtsonbekwaamheid
o Vreemdelingen
o Sommige strafrechtelijk veroordeelden
o Buitenlanders gedomicilieerd in België: wanneer je voordien een andere
nationaliteit hebt gehad anders dan Belg, mag je in België niet stemmen
• “Volledige” rechtsonbekwaamheid is uitgesloten en verboden
o Slaven
o Burgerlijke dood – verboden in 1831 in de Grondwet (je blijft in leven maar ze nemen je al
je rechten en plichten af, hierdoor zal je niet kunnen werken, iets huren, veroordeeld worden,
…)
o Illegalen: deze groep mensen zitten min of meer in de situatie ‘burgerlijke dood’
omdat ze verplicht hun land hebben moeten verlaten en hier nog geen rechten en
plichten hebben
1
,1.2 DE GEBOORTE
De rechtspersoonlijkheid begint bij het levend en levensvatbaar geboren worden en eindigt bij het
overlijden. Hiervoor moeten drie voorwaarden vervuld zijn:
• Geboren worden: afscheiding van het kind van de moeder door het doorsnijden van de
navelstreng;
• Levend geboren worden: het kind moet geademd hebben;
• Levensvatbaar zijn: de noodzakelijke, functionerende organen bezitten om zelfstandig te
kunnen leven.
Een embryo of foetus is in de juridische betekenis van het woord geen persoon dus ook geen
titularis van rechten of plichten. Het krijgt toch bepaalde rechten:
• Het recht om te erven (Art 725 BW)
• Recht op schadevergoeding
• Ongeboren kind kan erkend worden
Art. 725 BW
Om te kunnen erven moet men bestaan op het ogenblik dat de erfenis openalt.
Derhalve zijn onbekwaam om te erven:
1° Hij die nog niet verwekt is;
2° Het kind dat niet levensvatbaar geboren is;
3° […]
Lid 2, 3° opgeheven bij art. 2, 15° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Redenering a contrario (tegengestelde redenering)
• Onbekwaam is hij die nog niet verwekt is
• Bekwaam is hij die verwekt is
+ Voorwaarden
• Het ogenblik dat de erfenis openvalt, is de erflater overleden
• Het kind moet levend en levensvatbaar geboren worden
Casus Marie en Tom
Haar man, Tom, kwam 8 maanden geleden om het leven in een verkeersongeval. Van de ene dag
op de andere veranderde haar hele leven: van de echtgenote, moeder van 2 kinderen, Jonas en
Bert, tot de droevige weduwe, nog steeds moeder van 2, maar weldra 3. Twee maanden na het
overlijden van Tom ontdekte Marie dat ze zwanger was. Het kind moet zijn verwekt vlak voor de
dood van Tom. De familie van Tom, in het bijzonder zijn moeder, twijfelt eraan of het kind wel haar
kleinkind is. Zij beweert en verkondigt in het bijzijn van iedereen dat Marie een buitenechtelijke
relatie had (en nu nog heeft) met Karel, één van de vroegere collega’s van Tom. Zij wil niet dat dit
derde kind de naam van Tom draagt noch dat het meedeelt in zijn erfenis. Quid?
Toepassing: De twee kinderen hebben sowieso recht op de erfenis. Wanneer het kind verwekt is voor
het overlijden, heeft het recht op de erfenis mits het levend en levensvatbaar is. Op deze manier wordt
het embryo (dat nog geen rechten heeft) toch beschermd.
2
,1.2.1 Kennisgeving van de geboorte
Elke geboorte moet verplicht ter kennisgegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand
(ABS). Dit moet uiterlijk de eerstvolgende dag na de geboorte gebeuren.
Wanneer dit in een ziekenhuis of erkende instelling gebeurt zal de behandelende geneesheer de
kennisgeving doen, in alle andere gevallen zal de vroedvrouw een aangifte doen. In deze gevallen is
het beroepsgeheim niet van toepassing, de wet verplicht je ertoe dit ter kennis te brengen.
1.2.2 Aangifte van de geboorte
De geboorteaangifte moet worden gedaan door de vader of moeder of beiden samen binnen de 15
dagen na de bevalling (Art. 55 BW).
1.2.3 De geboorteakte
Een geboorteakte is een akte van de burgerlijke stand (Art. 14-83 BW). Enkel door deze akte heb je
bewijs van bestaan. Het bevat:
• Dag, uur en plaats van de geboorte
• Het geslacht
• Voornaam en naam van het kind
• Voornaam en naam, beroep en woonplaats van moeder en vader
3
, 1.3 ABORTUS
Het embryo of de foetus heeft geen recht op leven, is geen drager van rechten of plichten.
MAAR
Heeft wel bescherming door het recht. De bescherming kadert in de beperking van het
zelfbeschikkingsrecht van de persoon over zijn lichaam.
Zelfbeschikkingsrecht
Het recht van de persoon om zelf te beschikken over zijn fysieke bestanddelen wordt in strijd geacht
met de openbare orde en daarom in tal van regelgevingen strikt beperkt: zo is er geen recht op
zelfmoord, wordt het verzoek aan derden om mee te helpen het leven te beëindigen strikt geregeld
in de euthanasiewetgeving en werd ook de abortus op dwingende wijze geregeld door de Wet van 3
april 1990, die behoorde tot het strafrecht. De wet van 15 oktober 2018 haalde met ingang van 8
november 2018 abortus uit het Strafwetboek.
De nieuwe wet bevat nog steeds sancties voor wie de vastgelegde voorwaarden voor
zwangerschapsonderbreking niet respecteert, waardoor er weinig veranderd is.
De gedachte is nu dat abortus niet langer valt onder ‘misdrijven tegen de gezinsorde en de openbare
zedelijkheid’ maar onder de bescherming van de persoon.
1.3.1 De abortuswet
De wettelijke voorwaarden opgelegd door de wet van 3 april 1990:
• De zwangerschapsafbreking moet gebeuren voor de 12e week van de bevruchting
• Moet uitgevoerd worden door een geneesheer in een instelling voor gezondheidszorg
• Informed consent (ingelicht over medische risico’s ed.)
• 6 dagen bedenktijd
• Inlichtingen i.v.m. anticonceptiemethoden
Indien er voldaan wordt aan bovenstaande voorwaarden is er een onweerlegbaar vermoeden van
een medische noodzaak.
Uitzonderlijk abortus na 12 weken zwangerschap
Op voorwaarden:
• Ernstig gevaar voor de gezondheid van de vrouw - psychisch of fysiek
(vb. pro deo cliënt: 15-jarig meisje – groepsverkrachting – zwanger)
• Het kind een uiterst zware kwaal heeft en als ongeneeslijk wordt erkend
4