OPO bar 31 ‘Architectuur in Context B’
OLA ‘Geschiedenis van de stedenbouw’
H1: Inleiding
• Definitie van stad, stedenbouw, verstedelijking: definities uit de literatuur; het is van
belang dat je inziet dat er van deze fenomenen (veel) verschillende en soms conflicterende
definities of omschrijvingen mogelijk zijn.
Stad: “The city in its complete sense, then, is a geographic plexus, an economic
organization, an institutional process, a theater of social action, and an aesthetic symbol of
collective unity. The city fosters art and is art; the city creates the theater and is the theater.”
(Lewis Mumford)
Vertaling -> De stad in zijn volledige betekenis is dus een geografische plexus, een economische
organisatie, een institutioneel proces, bestuursvormen/ politiek, een theater van sociale actie en een
esthetisch symbool van collectieve eenheid. De stad koestert kunst en is kunst; de stad schept het
theater en is het theater. (de stad ligt er op die plek om een bepaalde reden (vb. water)).
“ een stad is en grotere plaats waar mensen wonen; gelegen aan grotere verkeerswegen en
met eigen bestuurs-en verzorgingsstructuur.” (Wikipedia)
Stedenbouw: Is de (studie van de) interactie tussen bebouwde omgeving en de politieke,
sociale, technische, wetenschappelijke, culturele,..., aspecten van haar inrichting.
(= een discipline op de grens van de sociale en de exacte wetenschappen, planologie en de
architectuur.)
3 perspectieven:
1. Morfologische invalshoek
2. Socio-culturele invalshoek
3. Stedenbouw als discipline
Verstedelijking: Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief
bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon
van de bevolking.
-> verstedelijking is goed als het met mate gebeurd.
• Childe, ‘The Urban Revolution’: belang van de stad in de (evolutie van de) menselijke
beschaving; 3 paradigm shifts die te maken hebben met nederzettingspatroon van de mens.
1. Neolitische revolutie: Van normandische jagerscultuur naar sedentaire, agrarische
bestaansvorm.
2. ‘Urban revolution’: ontstaan van een complex, hiërarchisch maatschappijsysteem
gebaseerd op productie en handel.
3. Industriële revolutie: grootschalige transformaties door mechanische productie en
distributie.
,• Ur: opbouw; basiselementen van de stad: omwalling, burcht/heiligdom, woonweefsel
Het grondplan van Ur bevat alle componenten van de stad zoals ze er tot 19e eeuw uitziet
- een omwalling (Militair)
- nabijheid van water (energie, voedsel)
- een centrale burcht of heiligdom
- een dicht weefsel van straatjes en woningen (vervoer)
Deze 4 componenten zorgen ervoor dat de groei van een stad beperkt wordt (tot aan de
industriële revolutie = de explosieve verstedelijking).
• Principe van de sprawl, ontstedelijking, netwerkstad (zie ook laatste les)
Mensen die het zich kunnen permitteren gaan weg uit de stad en vestigden zich rond en
dicht bij de stad. (= ontstedelijking)
=> hierdoor ontstaat een nevelstad/ netwerkstad
,H2: De Stad in de Klassieke Oudheid
• Definitie en kenmerken van de polis (cf. tekst Kitto); belang ervan als universeel
model van ‘burgerschap’
Polis: een stadstaat, Griekse stadstaat.
Kenmerken:
- Intieme relatie met natuur en geografie
- Kleinschalig (beperkt aantal inwoners)
- Publieke gebouwen structureren het stedelijke weefsel (woningen zijn klein en
eenvoudig)
- Acropolis: tempelcomplex
- Agora: politiek centrum (hart van de democratie)
• Organisch gegroeide steden: plan van Athene met ommuring, agora, acropolis
Organische gegroeide steden =
steden die zelf zijn ontstaan (vb. Athene)
• Geplande steden: achtergrond + voorbeelden
Het stichten van nieuwe steden om de oorspronkelijke steden te ontlasten van
‘overbevolking’.
Wetenschappelijke en filosofische inzichten van: Plato (polis moet kleinschalig blijven) en
Hippocrates (hygiëne).
1. Milete: ruimtelijke en sociaal concept van het plan en vertaling daarvan
Organisatie van de stad = organisatie van de staat
- Sociale zonering: soldaten, arbeiders, boeren
- Functionele zonering: sacraal, privaat, publiek
- Beperking inwonersaantal (10.000)
Introductie van het dambord patroon => er wordt een dambordpatroon
gebruikt (elk perceel is even groot => gelijkheid).
2. Priene: idem + kenmerkende gebouwen
Gebouwd als een ‘modelstad’
- De publieke gebouwen structureren het weefsel en zijn
scenografisch ingeplant
- de acropolis ligt aan de voet van de burcht
- ook hier wordt een dambordpatroon gebruikt
, • Rome onder de keizers: problemen + openbare werken als ‘oplossingen’ (3)
Problemen van de grootstad:
- Overbevolking: slaven, immigratie
- Ontoereikende transportmiddelen (men mocht niet leveren overdag van Julius Caesar)
- Grondspeculatie en woningnood
- luchtverontreiniging, lawaai, criminaliteit
Oplossingen:
- Keizerlijke fora (aanleggen van pleinen/ publieke open ruimte)
- Waterhuishouding (zorg voor aanvoer vers water en afvoer vuil water vb. Pont du Gard)
- ‘Panem et Circenses’ (brood en spelen)
Forum van Trajanus
Is een voorbeeld van Keizerlijke fora (forum: agora + acropolis)
- De keizer wil hiermee zijn rijkdom en macht laten zien
- Politiek, commercieel en religieus centrum
- Plaats voor winkels (shopping center)
• Romeinse stadsplanning: bestaat die?
1. Theorie: volgens Vitruvius
- Theorie, pragmatiek en magie
+ Rationele overwegingen ifv hygiëne (wetenschappelijk inzichten)
+ Magisch: voortekens (vb. slachten van dier en
kijken of de lever er gezond uitziet).
- Radiaal Plan of dambordpatroon?
+ Weten niet wat Vitruvius hier ideaal vond
+ We kunnen enkel baseren op beschrijvingen
2. Praktijk: standaardplan van een Romeinse gestichte stad
- Vierkant omwalt
- Symmetrisch
- Duidelijk centrum op de kruising van 2 assen (hier wordt meestal een
belangrijk gebouw geplaatst)
- Vb. Timgad, Algerije = legerkamp gebruikt als typeplan voor Romeinse stad