Ziekenhuishygiëne
Verpleegkundige leerlijn zorgverlener, organisator, gezondheidsbevorderaar (canMEDS)
1. Historiek
Epidemieën in de middeleeuwen
§ Onhygiënische & ongezonde leefomstandigheden de pest
1844: Hongaarse arts: Semmelweis
§ Kraamvrouwenkoorts (25% van de bevallen vrouwen overlijdt in het ziekenhuis) kwam v/d
studenten die eerst anatomische dissecties hadden op lijken & hierna naar patiënten gingen
Florence Nightingale (1859)
§ Stond in oorlogsgebied soldaten stierven meer van onhygiënische omstandigheden in
hospitalen dan op slagveld zelf
2. Hygiëne
Hygiëne: de zorg voor het in stand houden van de gezondheid
Gezondheid (WHO): toestand van optimaal lichamelijk, geestelijk & maatschappelijk welzijn
brede betekenis (niet alleen voorkomen van lichamelijke ziekten)
Inzoomen op voorkomen van infectieziekten in ziekenhuishygiëne
§ In ziekenhuizen is er gevaar voor besmetting door veel zieke mensen die samen komen
§ Er is een grote groep mensen dat gebruik maakt van dezelfde voorzieningen (drinkwater, …)
§ Ontstaan van multiresistente micro-organismen door onverantwoord gebruik van
antibiotica
3. Ziekenhuishygiëne
Ziekenhuishygiëne: de wetenschap die bestuderrt hoe de gezondheid van patienten die in het
ziekenhuis verblijven , kan gevrijwaard worden
4. Hospitalisme
Hospitalisme: de (bijkomende) schade die een patiënt kan oplopen in het ziekenhuis
4.1. Psychosociaal schade
Gedragsveranderingen bij de patiënt
§ Contactarmoede
§ Toenemende afhankelijkheid
§ Veraming van interesse tot depressie
Beïnvloedende factoren:
§ Verlies contact me eigen omgeving
§ Gebruik kalmeermiddelen, slaapmiddelen
§ Zakelijke houding van personeel, weinig huishoudelijke sfeer, verlies persoonlijkheid
§ Oestand van angst, hulpeloosheid, verlies toekomstperspecteif
§ Geluidshinder: veel omgevingslawaai
Risicogroepen
§ Kinderen (gaan zich op een lager ontwikkelingsniveau bevinden dan ervoor terug in bed plassen)
§ Chronische zieken (worden vaker opgenomen, ontmoedigd geraken, …)
§ Psychiatrische patiënten (weinig eigen inbreng isolerend)
§ Patiënten op intensieve zorg (beperkte privacy, isolatie, beperkt bezoek, sensorische deprivatie (niet
meer prikkelen van de zintuigen dag/nacht ritme niet meer kunnen onderscheiden)
4.2. Fysieke schade
, Niet-infectieus fysiek hospitalisme
§ Schade aan goederen (vb: gebitsprothese poetsen & kan breken/ bril laten vallen)
§ Ongevallen valaccidenten
§ Nevenwerkingen van ontsmettingsmiddelen
§ Schade tgv een ingreep
§ Doorligwonden of decubitus
§ Medicatiefouten (vb: medicatiepotjes met aerosol toedienen, w klaargemaakt op voorhand goed op
potje schrijven (anders denken dat het iets anders is)
§ Fysieke schade: heel hoge factuur (onderzoeken gedaan die niet moeten gebeuren)
Fysiek infectieus hospitalisme
§ Belangrijkste vorm van fysiek hospitalisme
§ Vaak voorkomend
§ Gevolgen van hogere kost, hogere ligduur
Ziekenhuisinfectie: een infectie die optreedt bij patiënten tijdens of in aansluiting met hun
verblijf in het ziekenhuis
5. Ziekenhuis- en zorginfecties
5.1. Begrippen
Besmetting = contaminatie
= overgaan van een micro-organismenvan een bron naar iets of iemand
Kolonisatie = micro organismen gaan zich na besmetting vermenigvuldigen maar zonder nadelige
gevolgen geen ziektetekens & symptomen
Infectie = micro organismen doorbreken natuurlijke afweer van de gastheer & brengen
schade aan ziektetekens & symptomen
Ziekenhuisinfecties Zijn infecties die optreden bij patiënten tijdens of in aansluitin op hun verblijf in
het ziekenhuis
Zorginfecties Infecties die optreden als gevolg v/h toedienen v. zorg, onafhankelijk van waar
zorg plaatsvond
Endogene Infectie door lichaamseigen micro-oragnismen
infectie Kiem = reeds aanwezig bij de patiënt bij opname zonder de ziekte te veroorzaken
(auto) Vb: anale flora naar urinewegen
Exogene Infectie door besmetting met een micro-organisme uit het ziekenhuis milieu
infectie Meest voorkomende bron: andere geïnfectieerde patiënten via personeel die kiemdrager
(kruis) is of via besmette voorwerpen
Endemisch Het regelmatig & verspreid voorkomen van een ziekte in een bevolkingsgroep (niet op
een bepaalde plaats & in een bepaalde tijd geconcentreerd)
Epidemisch Indien een ziekte vij een groot aantal mensen van een bevolkingsgroep binnen een
bepaalde tijd optreedt
Vb: griep
Pandemisch Wereldwijde verspreiding van een besmettelijke ziekte
Vb: coronavirus, spaanse griep, aids, de pest, …
5.2. B esmettingscyclus
§ Besmettingsbronnen: wie kan een bron van besmetting zijn (jezelf,
, § Welke overdrachtswegen zijn er (belangrijkste: handen)
§ Ingangspoorten waar micro-organisme kan binnendringen (vb:
§ Ontvankelijke gastheer (te maken met kiem zelf, maakt deze iedereen ziek of alleen iemadn
met verminderde weerstand ziek (vb: chemopatient, transplantatiepatient)
1) Kiemen: niet elke besmetting resuleert in een in infectie;
Afhankelijk van aantal kiemen: voor ontstaan van een infectie heb je min. Aantal kiemen nodig
deze minimale infectieuze dosis is afhankelijjk van de soort kiem handhygiëne = zeer
belangrijk om die MID te vermijden
Virulentie van de kiem:
a) Zwakke/opportunistische pathogene kiemen: patiënten met verlaagde weerstand
kunnen ook overleven buiten lichaam patiënt
b) Matig/conditionele pathogene kiemen: bij gezonde personen enkel gelokaliseerd bv:
blaasinfectie of infectie binnden de wonde
o Bij verminderde weerstand wel grotere infectie
c) Sterke of conventionele pathogene kiemen:
o Meest viruelent
o Kan enkelen voorkomen worden door immuniteit bij de gastheer (vaccinatie)
Groeisnelheid kiemen: positief beïnvloed door een geode temperatuur (vb:lauwe voeding,
tandenborstels die vochtig zijn) & gunstige fysieke levensvoorwaarden (warmte & vochtigheid
2) Besmettingsbron: plek waar de kiemen leven
Jezelf
§ 2 manieren waarop je jezelf kan besmetten:
a. Translocatie: commensale kiem komt op ongebruikelijke plaats terecht & wordt
pathogeen (vb: escherichia coli (darmbacterie) blaasinfectie)
b. Verzwakking: lokale commensale flora gaat woekeren & invasief worden
(vb: candida in de schede antibioticagebruik vaginitis)
Medemens
§ Zieke patiënt, gezonde drager of hulpverlener (kruisinfectie)
§ Alle lichaamssecreties & vloeistoffen bron zijn van besmetting
o Maagdarmstelsel: speeksel, braaksel vb: norovirus
o Urogenitaal stelsel: urine, sperma vb: hepatitis B
o Ademhalingsstelsel: sputum & snot vb: TBC
o Bloed & bloedderivaten vb: HIV
o Huidletsels: koortsblaasjes, kortsjes vb: herpes
Dieren
§ Via rechtstreeks contact: gewervelde dieren (zoogdieren) vb: hondsdolheid`
§ Verontreiniging van voedsel/water (vb:salmonella: eieren)
§ Stekende/bijtende insecten & spinachtigen (vb: ziekte van lyme, covid19 vleermuizen)
§ Via besmettelijke dierlijke materialen (vb: met rauw vlees in contact komen, nog geen
goede hygiëne (kwam wel van mens op dier terug naar andere mens)
Omgeving
§ Schimmelsporen in de lucht
§ Endosporen van bacteriën in grond, straatvuil & lucht
o Vb: sporen van tetanus (schaafwonden heel goed desinfecteren om tetanus te voorkomen)
§ Saprofytaire bacteriën, schimmels & protozoa (amoeben) levend in water en aarde
§ Voorwerpen gebruikt door besmette personen (vb: bedpan)
Ziekenhuis:
§ Personeel (drager of strooier)