Duidelijke samenvatting.
Als je het uitprint kan je markeren, je ziet duidelijk wat de hoofdzaak is en waar extra uitleg in staat zodat je het beter begrijpt.
Hoofdstuk 1: Communicatie
1.1 Inleiding
Waar mensen zijn is communicatie. Overal is communicatie voor nodig, we zijn allemaal meer dan
70% van elke dag van ons leven bezig met woorden alleen al: praten, luisteren, lezen of schrijven.
Communicatie in allerlei soorten: de taal van het lichaam, communicatie tussen mensen uit
verschillende culturen, communicatie in groepen, communicatie tussen spreken en publiek en
massacommunicatie.
1.2 Wat is communicatie?
Alles wat de menselijke zintuigen bereikt kan dienen als informatie. Wat een mens als informatie
gebruikt hangt af van zijn behoeften, kennis en ervaring.
Als je in Frankrijk op zoek bent naar eten en ziet uiteindelijk in de hoek veel fruit, dan is de
informatie tot je gekomen. Als je aan de andere kant een uithangbord met ‘Boulangerie’ ziet, en jij
weet dat dat bakkerij betekend dan is de communicatiepoging van de Franse bakker geslaagd.
Verschil tussen informatie en communicatie:
- Bij communicatie is er altijd sprake van signalen (geluiden, beelden) die symbolisch zijn: ze
verwijzen naar iets anders, het bedoelde voorwerp of begrip.
- Boulangerie is informatie voor wie de streepjes en rondjes als letters herkent EN
communicatie voor wie weet dat het bakkerij betekent.
1.2.1 – Communicatie: bedoeld of onbedoeld?
Communicatie heeft betrekking op symbolische informatie. Moet de informatie ook bewust en
opzettelijk worden gegeven, voordat het ‘communicatie’ mag heten? Voorbeelden:
1. Zeep is op en dat roept huisgenoot vanuit de douch; vanwege de situatie en in de klank van
haar stem is het zo dat ze nieuwe zeep wilt. Ook al zegt ze niet dat ze zeep wilt is dit
communicatie.
2. Jan zingt in de douch, vriendin zit daarnaast in de slaapkamer en kleed zich om, vriendin
hoort Jan, voor haar is het informatie; hij heeft het naar zijn zin.
Als Jan wist dat iemand hem hoorde, zou zijn zingen communicatie zijn.
Alle gedrag met en zonder woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van wie men zich bewust
is, is communicatie. Ook als men juist niet wilt communiceren, communiceert hij dat hij niet wilt
communiceren. Dus: Men kan niet niet communiceren.
Ook gedrag waar men niet of maar half bewust van is, is communicatie (taal van het lichaam, H2
meer). We weten vaak zelf niet hoe onze lichaamshouding, bewegingen, gezichtsuitdrukkingen en
klank in onze stem bij de ander overkomt. Vaak zijn die woordeloze, onbewuste boodschappen
belangrijker dan wat je met woorden zegt.
Hoe zie je vaak dat iemand zich niet thuis in de groep voelt?, dit blijkt vaak uit:
- Te laat komen.
- Iets buiten de kring zitten.
- Verder van de ander zitten.
- Achterover op hun achteruitgeschoven stoel.
, - Ze zeggen weinig; wat ze zeggen is weinig zeggend.
Uit hun houding blijkt hoe weinig ze zich op hun gemak voelen. Zelden hebben ze dit zelf door.
1.2.2 – Een omschrijving van communicatie
Er zijn vele definities van Communicatie, we houden het op deze omschrijving:
Communicatie is de uitwisseling van symbolische informatie tussen mensen die zich van elkaars
onmiddellijke of gemedieerde aanwezigheid bewust zijn. Deze informatie wordt deels bewust, deels
onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd.
Gemedieerde= met een medium ertussen. Brief, telefoon, computer, sms etc.
1.2.3 – Interpersoonlijke communicatie, massacommunicatie en intrapersoonlijke communicatie
- Interpersoonlijke communicatie: mensen zijn in elkaars nabijheid. Ze horen of zien mekaar. In
het laatste geval weten ze dat degene met wie ze praten binnen gehoorafstand is.
Gemedieerde interpersoonlijke communicatie: de communicatie verloopt via
een tussenweg of medium, zoals; e-mail, telefoon of internet.
- Massacommunicatie: Loopt altijd via een medium; graffiti, tentoonstelling, krant, televisie,
boeken, homepage en webblog.
Massacommunicatie is openbaar, voor iedereen toegankelijk of waarneembaar. Er is afstand
tussen in ruimte of tijd tussen de communicerende partijen.
Het zich bewust zijn van de ander, houdt bij massacommunicatie in: Het zich bewust zijn van
de mogelijke aanwezigheid.
- Intrapersoonlijke communicatie: spreken binnen de persoon. Het tegen zichzelf praten, soms
onhoorbaar, soms hardop.
Sommige deskundigen zeggen dat denken ook hardop praten is, doorgaans wordt dat geen
communicatie genoemd.
Praten tegen jezelf is van groot belang voor communicatie: Als het taalcentrum in de
hersenen beschadigd raakt (zoals mensen met Afasie= spreekstoornis), raakt de innerlijke
communicatie ALS de communicatie met anderen verstoord. Het denken wordt verward.
1.2.4 -Inhouds- en betrekkingsniveau
Aan elke boodschap zitten twee kanten: Het
inhouds- en het betrekkingsaspect.
Het inhoudsaspect is de letterlijke inhoud
van woorden, de brief of het gebaar dat
grootte of richting aanduidt.
Het betrekkingsaspect omvat alles wat
aangeeft hoe die inhoud moet worden
opgevat, hoe de een de relatie met de
ander ziet en verwacht of wil dat de
ander reageert.
Vaak wordt de betrekkingsboodschap
onuitgesproken gelaten. Zoals het onmogelijk is
om in aanwezigheid van anderen niet te
communiceren, is het ook onmogelijk om
boodschappen op betrekkingsniveau weg te
laten.
,1.2.5 – Ideeën, woorden en zinnen zijn geen voorwerpen
Om te communiceren gebruiken we energie.
We pompen lucht vanuit de longen door het strottenhoofd, langs de stembanden, naar mond, tong
en lippen; Resultaat = een patroon van geluidsgolfjes.
De geluidsgolfjes veroorzaken niet meteen de reactie van een ander. Daarvoor kan de ontvangen
energie wel de aanleiding zijn, voor reactie moet er weer energie bij de ander bij (zijn).
Informatie neemt geen ruimte in: het is de overdracht van signalen die in een patroon zijn
gerangschikt. De betekenissen die door de luisteraar eruit wordt gehaald + de hoeveelheid energie
vanuit zijn kant, leveren samen de reactie op.
Woorden en zinnen, kennis, adviezen en opdrachten ZIJN GEEN VOORWERPEN!
Het gaat om geluid of afbeeldingen die symbolisch zijn. Ze verwijzen naar iets anders dat zelf vaak
niet zichtbaar is, noch letterlijk kan worden ‘overgedragen’.
‘Betekenissen zitten in mensen’ (Berlo, 1970, geïllustreerd door het zinnetje: ‘Wat jij zegt dat ik voel,
denk jij misschien te voelen als je doet, wat je denkt mij te zien doen.’
Betekenissen komen uit ervaringen, aangeleerd maar individueel uit aard.
Betekenissen worden gedeeld als ze in dezelfde taalgebied en (sub)cultuur opgegroeid zijn, er wonen
en leven, in een gelijke levensfase zijn en van dezelfde generatie, maar volledig gelijk zullen ze nooit
zijn. Woorden als ‘Twee’ en ‘stoel’ zijn vast het zelfde, maar wat betekend ‘geluk’ kan heel erg
verschillen.
1.3 Waarom communiceren mensen?
Mensen communiceren omdat ze het niet laten kunnen. Ze kunnen niet zonder en ze kunnen niets
zonder, ze zijn zelfs niets zonder communicatie.
Door communicatie wordt de mens van de dier onderscheiden. In zijn lichaamstaal onderscheidt de
mens zich niet van wezenlijk van andere hogere diersoorten.
De mens beschikt als enige van gesproken en geschreven taal.
‘De zin waarmee het Evangelie van Johannes begint, “In den beginne was er het Woord”, is volledig
waar met betrekking tot het begin van de menselijke wereld. De menselijke levensvorm ontstond
toen het de mens mogelijk werd te spreken. De taal is wat ons tot mens maakt.’ (Huxley, 1980, 168).
Men kan drie motieven voor communicatie onderscheiden: Biologische, interpersoonlijke en
maatschappelijke.
1.3.1 – Biologische motieven
De biologische motieven zijn alle niet sociale motieven, al leiden ze wel tot sociale interactie.
Mensen communiceren om lichamelijke behoeften te bevredigen: Behoefte aan voedsel en drinken,
beschutting, onderdak, veiligheid en seks.
Of er wordt gecommuniceerd om aan middelen te komen voor deze behoeften: Andere mensen,
geld, materialen.
Primaire behoeftes voor het bestaan.
Zodra deze zijn bevredigd, laten andere behoeften zich gelden: De sociale. Secundaire behoefte.
Onderscheiding wordt gemaakt door Mashlow, evenals Whiting en Chil, 1953:
Zij onderscheiden vijf gedragssystemen:
Drie zijn gericht op bevrediging van lichamelijke behoeften: Het orale gedragssysteem (honger), het
anale (uitscheiding) en het seksuele.
Overige twee behoeften: Afhankelijkheid en agressie, worden in de vroege jeugd verworven.
, Afhankelijkheid als gevolg van hulpeloosheid van het kind. Agressie als reactie op de onvermijdelijke
samenhang die daarmee op latere leeftijd wordt ontwikkelt; behoefte aan aandacht, macht,
genegenheid, het leveren van prestaties en zelfstandigheid. Ontstaan uit lichamelijke behoeften.
Communicatie ontstaat tijdens de verzorging van het jonge kind. Later ontwikkelt communicatie tot
het belangrijkste middel voor de interpersoonlijke behoeften.
Tijdens het opgroeien is het kind afhankelijk van de mensen om zich heen, dit om te weten dat het
bestaat, wie het is en wat het waard is.
Basisbehoeften volgens Maslow: !!
1. Lichamelijke behoeften
2. Behoefte aan veiligheid
3. Behoefte aan ‘ergens bij horen’ en aan liefde
4. Behoefte aan waardering
5. Behoefte aan zelfontplooiing
Maslow meende dat mensen in deze volgorde aan hun behoeften proberen tegemoet te komen.
Men moet de fundamentele, lichamelijke behoeften bevredigen voordat men zich druk maakt om
sociale behoeften en de behoefte aan zelfontplooiing.
Datgeen waarvoor je zorgt, wordt een object van liefde. De objecten kunnen verschillen: Een kind,
een tuin of een onderneming etc. De overeenkomsten liggen in de conditie van hulpeloosheid en de
beloning als het zorgobject groeit.
Het kind krijgt als beïnvloedingsmiddelen mee: hulpeloosheid en het gegeven dat het als ‘beloning’
voor geleverde verzorging in leven blijft en groeit.
Na 6 weken glimlacht het kind naar mensen waar die zich prettig bij voelt: dit is geen vorm van
communicatie. Want het kind is zich nog niet van die anderen als anderen bewust.
Het kind gaat de bevrediging van lichamelijke behoeften (honger, zintuigprikkeling) koppelen aan de
aanwezigheid en aandacht van de moeder. Eerste sociale behoefte wordt de behoefte aan
aandacht. Dit is een theorie. Andere auteurs zeggen namelijk dat de behoefte van aandacht hoort
bij de tweede behoefte van Maslow: behoefte aan veiligheid. Zij stellen dat een gevoel van veiligheid
essentieel is voor jonge kinderen, naast voeding en verschoning.
Kinderen die zich niet veilig voelen vertonen hechtingsproblemen; zichtbaar in verschijnselen die
men ‘Pathologische rauw’ noemt.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ffaaaarr. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.