ONTWIKKELINGSDYNAMISCHE BENADERING
HOOFDSTUK 1: INTRO
Afstemmen:
- sensitief - responsief zijn voor de noden van de cliënt
• sensitief observeren >> interpreteren >> begrijpen >> hypotheses stellen
(vermoeden wat er aan de hand is en wat beter kan)
• BEELDVORMING
- responsief: je begeleidingsstijl afstemmen op ondersteuningsnood van de cliënt
• BEGELEIDING
• de ene keer coachend, de andere keer sturend
Kijken naar gedrag:
- multidimensioneel
- biopsychosociaal model om gedrag te bepalen
• gedrag gestuurd door aspecten uit bio, sociaal en psychologische achtergrond van cliënt
• onevenwichten, stoornissen en ziekten of gedrag algemeen proberen te verklaren door
complex samenspel van meerdere factoren
1.1 Anton Dösen
= psychiater in kinderpsychiatrie bij kinderen met verstandelijke beperking
- miste aspect aan biopsychosociaal model
• is waardevol model
• voor iedereen anders ingevuld bv. kinderen van 10jaar of 20jaar maken biopsychosociaal
model anders mee
- ontbrak een facet volgens hem → ontwikkelingsdynamische benadering werd gecreëerd
- ontwikkelingsdynamische:
• ontwikkeling is belangrijk aspect
• gedrag is dynamisch: kan wisselen, heel hard moeten kijken hoe de cliënt de ontwikkeling
doorneemt
• heet ook ontdekt dat binnen ontwikkeling verschillen zijn bv. cognitieve en emotionele
verschillen
Ontwikkelingspsychologie zal hele interactie van complexe factoren bepalen
- ontwikkeling
- dynamisch
- proces van afstemming
Voorbeeld: geen medische problemen, maar wel overgewicht
- psychologisch: gehecht, warm, problemen met zelfbeeld en zelfregulatie (moeite om eigen
gedrag te sturen)
- sociale context: 1 oudere zus, ouders gescheiden, woont in stedelijke context
➔ ligt anders voor persoon van 15 of 35jaar: anders beleven, andere gevolgen in dagelijks leven
➔ ontwikkeling is belangrijk!! biopsychosociaal model kaderen in ontwikkelingspsychologie
1
, ONTWIKKELINGSDYNAMISCHE BENADERING
1.2. Model van Vignero
- gebaseerd op verschillende denkers van ontwikkelingspsychologie
- geïntegreerd met informatie van Dösen en Heijkoop
- Heijkoop: zet verbinding centraal tussen cliënt en begeleider (observeren hoe relatie is)
- de draad is het ontwikkelingspedagogisch model en benadrukt hoe je ermee ad slag moet gaan
Belangrijk:
- al de info integreert in pedagogisch ontwikkelingsmodel → het is een houvast aan begeleiders om
relatie af te stemmen met cliënt
- emotionele ontwikkeling centraal stellen (zoals Dösen), anders ga je stukje afstemming missen
met CK
- cliënt in verschillende fasen situeren (mensen niet in hokje duwen)
1.3. Atypische ontwikkelingsverloop: vaak gaat het niet volgens plan…
= kind niet ontwikkeld zoals je vanuit ontwikkelingspsychologie zou verwachten
- niet elk kind heeft een typische ontwikkelingsverloop
- kinderen van 4,5jaar en 6jaar zijn volgens een typische ontwikkelingsverloop niet meer impulsief
en agressief
• kinderen van 4-6jaar: meer sociale vaardigheden aanleren
• leren omgaan met regels, grenzen
- veel mogelijke redenen voor atypische ontwikkelingsverloop
Disharmonisch ontwikkelingsprofiel = tekort aan leeftijdsadequaat handelen (emotionele ontwikkeling
niet overeen met cognitieve ontwikkeling)
Kwetsbare draad
= terugvallen in ongepast gedrag, gedrag niet leeftijdsadequaat
- baby’s, kinderen, jongeren met bijzondere ondersteuningsnood
- er is ook evolutie
- er zijn ook kenmerken van verschillende fasen, maar die vallen bij stress terug op kwetsbare
draad
1.4. Uitgangspunten Gerrit Vignero
- iedereen kan kenmerken van verschillende fasen tonen
- bij moeilijk of probleemgedrag → kwetsbare draad in eerste 3 fasen: 0-2 jaar
- eerste draad
- hechting
- lus in de draad
2
, ONTWIKKELINGSDYNAMISCHE BENADERING
HOOFDSTUK 2: ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
2.1. Seksuele ontwikkeling
Hoe beoordelen we wat normaal seksueel gedrag is volgens vlaggensysteem van Sensoa?
- wederzijdse toestemming of consent
- vrijwilligheid: is er sprake van dwang of niet
- gelijkwaardigheid
- context: is de plaats, omgeving v seksueel gedrag oke of
niet?
- zelfrespect: seksuele handeling, kan het schade
aanrichten?
- is ontwikkeling ‘normaal?
Aspecten van seksualiteit
Bio-psychosociaal model:
1. Biologisch: hormonen (testosteron, oestrogeen, progesteron) hebben invloed op primaire en
secundaire geslachtskenmerken, oxytocine (knuffelhormoon) = invloed op de wijze hoe we in
ons lijf zitten
2. Psychologie: motivationeel aspect, lustbelevingsaspect, partnerkeuze, genderidentiteit →
wijzen hoe we psychologisch omgaan met ons geslacht
3. Sociaal: welke afspraken maakt de maatschappij rond seksuele interactie, taboe (wat mag, wat
mag niet), verwachtingen
➔ seksueel gedrag binnen deze triade indelen
Freud:
- psychoseksuele ontwikkelingstheorie
- bezenuwen van lichaamsopeningen of erogene zones met daarrond een web van verlangens
- Lacan theorie: het verlangen van de mens is het verlangen van de ander, de mens verlangt om
verlangt te worden door de ander
Psychoseksuele ontwikkeling in fasen volgens Freud
FASE Theorie
Orale fase Mond, verkennen van wereld, auto-erotisch (lust geven aan zichzelf), is de wereld wel een
Baby (0 - jaar) veilige wereld om te verkennen?
Anale fase Zindelijkheidstraining, zichzelf leren controleren, leert loslaten of niet,
Peuter (2 - 3jaar) Dynamiek van geven en nemen
Fallische fase Oedipale dynamiek (identificeren met geslachtskenmerken van ouder), beginnend
Kleuter (4 - 5 jaar) onderscheid tussen jongens en meisjes = genderidentiteit
Lagere schoolkind Seksuele energie in slaap, cognitieve en lichamelijke vaardigheden leren
(6 - 12jaar)
3
Genitale fase Puberteit, seksueel libido naar geslachtsorganen, psychische energie gericht op liefde met
Adolescent iemand anders
(vanaf 12jaar) → bij jongens; soms scheiding lichamelijke aandrang en groeiend gevoel tot tederheid