Fysiologie samenvatting
College 1 Ademhaling
- De opname van O2 in de longen en de afgifte van kooldioxide, de gasuitwisseling met het bloed,
het gastransport door het bloed, de biologische oxidatie van voedingsstoffen en onder vrijmaking
van energie en het verwijderen van het daarbij vrijkomende kooldioxide uit het lichaam
- Componenten
Ventilatie – transport van gassen de long in en uit
Diffusie – uitwisseling van stof vloeistof
o Longenlucht en bloed van longvaten.
o Bloed en lichaamscellen.
Ventilatie/perfusie verhouding – onderlinge afstemming v.d ventilatie en
doorbloeding v.d long.
Gastransport door bloed – transport van O2 en CO2 door het bloed.
Cellulaire ademhaling – de oxidatie van voedingsstoffen onder productie van energie
en CO2.
Bovenste luchtwegen (boven trachea) Onderste luchtwegen (onder trachea)
- Neusholte - Longen
- Mond/tong - Bronchiën
- Pharynx: keelholte - Diafragma
- Larynx: strottenhoofd - omgeven met kraakbeen
- Esophagus: slokdarm luchtweg blijft open
- Stembanden
Vertakking trachea minder spiervezels en kraakbeen bij meer vertakking.
Alveoli (longblaasjes)
- Terminale bronchiolen (veel spiervezels) respiratoire bronchiolen (minder spiervezels) = de
weg naar alveoli
- 300 miljoen alveoli
- In conductie zone geen O2 uitwisselen met het bloed veel kraakbeen en bronchi
- In respiratoire zone wel O2 uitwisselen met het bloed bronchiolen en alveoli.
Expiratie
- Passief proces (thorax naar favo positie)
- Diafragma ontspant, thorax volume neemt af.
- Geen spieren nodig
o Bij extra uitademing wel, intercostale + buikspieren.
Spirometrie
Statische longvolumes
- Ademvolume (VT); hvh lucht in- en uitademen per ademhaling (500ml)
- Expiratoir reserve volume (ERV); hoeveel extra lucht dat uitgeademd kan worden (1100ml)
- Inspiratoir reserve volume (IRV); hoeveel extra lucht dat ingeademd kan worden (3000ml)
- Residuaal volume (RV); hvh lucht dat altijd in de longen achterblijft na max. uitademing (1200ml).
,Statische longcapaciteiten
- Functionele Residuaal Capaciteit (FRC); hoeveel lucht dat in de longen achterblijft na een
normale uitademing.
o FRC = ERV + RV
- Inspiratoire Capaciteit (IC); hvh lucht dat in de longen zit na max inademen.
o IC = VT + IRV
- Vitale Capaciteit (VC); hvh lucht dat je max in- en uit kan ademen. (4600ml)
o VC = IC + ERV
- Totale Long Capaciteit (TLC); totale longinhoud. (5800 ml)
o TLC = VC + RV
Druk en volume
Ventilatie
- Wet van Boyle: P x V = constant
- Mechanische veranderingen zorgen voor drukveranderingen in de long, die weer leiden tot
ventilatie.
- Eigenschappen van long en thoraxwand
o Retractiekrachten van de long (wil zo klein mogelijk zijn, naar binnen)
o Retractiekrachten van de thoraxwand (wil zo groot mogelijk zijn) (trekt longen naar
buiten)
- Bewegende spieren en stromende lucht
o Weefstelweerstand als je aan longen gaat trekken, hoeveel weerstand (elastiek)
o Luchtwegweerstand wanneer luchtmoleculen gaan verplaatsen, hoe meer ze gaan
botsen. Gaat omhoog bij een hogere ademfrequentie.
Relatie longen en thorax
- Thorax wand
- Parietale pleura (aan thoraxwand)
- Pleurale ruimte (laagje vloeistof long + thorax wand, zorgt dat het goed bij elkaar komt)
- Pulmonale pleura (aan longkant)
Drukken
- Atmosferische druk (Patm) – 0 mmHg = 760 mmHg
o Op hoogte wordt luchtdruk lager
- Alveolaire druk (Palv) - 0 mmHg = 760 mmHg
o Na uitademing in ruststand
- Intrapleurale druk (Ppl) - -4 mmHg = 756 mmHg
o Trekken
o Bij volume toename (dus trekken) – druk wordt lager druk in longen (alveoli) ook
lager.
Druk in longen lager dan buitendruk luchtstroom naar binnen
- Transmurale drukken (over de wand) = Pin – Puit (binnendruk – buitendruk)
o Meten met een holle naald
- Transrespiratoire druk (Pi +th) = Palv – Patm = 0
- Transthoracle druk (Pth) = Ppl – Patm
- Transpulmonale druk = Palv - Ppl
Compliantie/rekbaarheid
- Mate waarin een orgaan meegeeft wanneer daar een kracht op uitgeoefend wordt.
- Volumeverandering die bij een bepaalde drukverandering optreedt; delta V/delta P
- Te bepalen uit V-P-relatie onder statische omstandigheden helling zegt iets over compliantie
,Statische V-P Curve
- Transmurale drukken
- Thorax = drukken van de thorax over de wand met de intrapleurale ruimte
- Longen + thorax = combinatie
- Longen = druk van de longen
Factoren betrokken bij terugveerkracht long
- Elastine- en collageenvezels
- Opp.spanning v alveoli
o Kleinere alveoli hebben kleine radius
Druk groter
Lucht naar grotere alveoli (druk lager)
o Wet van LaPlace = P= 2pi/r
Surfactant = stof die wordt afgescheiden door longblaasjes die ervoor zorgt dat het longweefsel
elastisch blijft. In iedere alveoli zit dezelfde hvh surfactant, dit reduceert de opp spanning. In de
kleine longblaasjes is de druk hoger en in verhouding meer surfactant.
Dynamische V-P curve
- Verandering in intrapleurale druk, wat geeft dat voor verandering volume in de longen.
- Curve snijdt statische curve op plekken waar de lucht stil staat.
- Intrapleurale druk is negatief long zit met trekkracht aan de thoraxwand.
- Hoe steiler de curve, hoe meer volume er verplaatst bij kleine drukverschil long complianter.
- Luchtwegweerstand zorgt bij dynamische curve voor minder volumeverplaatsting
o Bij statische curve geen luchtwegweerstand meer volume verplaatsing
- Hoe breder die banaan is, hoe meer kracht je moet leveren om lucht te verplaatsen (weerstand)
Ademminuutvolume: VE = f x VT
- VE = elke uitademing in 1 minuut
- F = frequentie
- VT = teugvolume
- Bij hogere f, luchtwegweerstand neemt toe
o Lucht gaat harder stromen (wel zelfde hvh)
- Elastische weerstand neemt af bij hogere frequentie
- Bij f 12x per minuut is totale arbeid het laagst, meest gunstig.
College 2 Gaswisseling
Partiële druk = de druk die het gas in het mengsel uitoefent
- In droog mengsel: Pgas = Fgas x P (Fgas= fractie/percentage)
- In mengsel verzadigd met waterdamp: Pgas = Fgas x (Pb – Ph2o) = Fgas (760-47)
Buitenlucht naar alveoli
- In de inademingslucht: piO2 = 0,2093 x (760-47) = 150 mmHg, p iCO2 = 0 mmHg
- In de alveolaire lucht: pAO2 = 100 mmHg
o Er verdwijnt 50 mmHg achter
o Bij elke ademhaling blijft er 2,4 L achter in de longen
Zuurstof wordt naar bloed gevoerd
o PACO2 = 40 mmHg komt uit verbranding metabolisme.
, Alveolaire ventilatie
- Fysiologische dode ruimte (VD) = ruimte waar geen gaswisseling met het bloed plaatsvindt
o Optelsom van anatomische dode ruimte en alveolaire dode ruimte.
Anatomisch: deel van long dat niet deelneemt aan gaswisseling
Alveolaire (VA): deel van alveoli wat niet geventileerd wordt met verse lucht.
o VT = VA + VD (150 ml)
- .VA (. = per minuut) = f x VA = f x (VT – VD)
o Minder vaak en diepere teugen nemen om .V A te verbeteren meer verse lucht
Alveoli naar bloed
- In bloed = paO2 = 95 mmHg (geen 100 mmHg)
o Ontvangt veneuze bloed waar al geen tot minder O 2 in zit
o Ook kransslagader hart heeft al O2 gebruikt
- PaCO2 = 40 mmHg
- O2 long + bloed wordt gelijk gemaakt O2 naar bloed.
Gasuitwisseling
Diffusie(snelheid) hangt af van: Vgas = A/T x D x (P1 – P2)
- Zegt iets over hoe snel gassen diffunderen vanuit de alveoli het bloed in.
1. Membraandikte (T)
2. Membraanoppervlak (A)
3. Diffusiecoëfficiënt gas (D)
4. Partiële drukverschil (P1 – P2)
Partiële druk van gas in vloeistof = partiële druk van dat gas in het gasmengsel waaraan de vloeistof
blootstaat.
- Partiële druk gelijk gemaakt relatieve dezelfde gasdruk
Vloeistof zorgt voor andere [-] oplosbaarheid
Gastransport O2
- O2 vrij opgelost
o Wet v. Henry: cO2 (vrij opgelost) = aO2 x pO2
aO2 (oplosbaarheidscoëfficiënt van zuurstof) = 0,03 O 2 ml/L bloed
pO2 = 100 ml (zuurstofspanning) 3 ml O2/L ; 5L/min 15 ml naar weefsels
- O2 gebruik in rust ~ 300 ml/min
Gastransport O2 – gebonden aan Hb ( 4 heemgroepen die 1 O2 binden)
- HHb + O2 (longen) (weefsels) HbO2 + H+
- HbO2 = Hb bindingscapaciteit x [Hb] x saturatie Hb 1,34 x 150 x 0,98 = 197 ml + 3 ml = 200 ml;
5L/min 1000ml O2/min
o Hb bindingscapaciteit = 1.34
- SO2 = [Hb(O2)]/ [Hb(O2)] + [Hb] x 100%
- [Hb] man = 140-180 g Hb/L, vrouw = 120-160 g Hb/L
Zuurstof-dissociatie curve
- X-as = partiële zuurstofdruk
- Y-as = percentage gebonden O2 aan Hb
- 1ste O2 gebonden schiet de lijn omhoog
o Weefsels 40 mmHg ong 80% saturatie (klein drukverschil, heel snel O 2 afgegeven)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fleuralkema. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.