Wereldoriëntatie MIKADO
Zelfstudie
Thema: wij hebben een verleden
Datum: 29 november 2021
1. Prehistorie
2. Oudheid (tot ca. 500)
3. Middeleeuwen (tot ca. 1500)
4. Nieuwe tijd (tot ca. 1945)
5. Onze tijd (vanaf 1945)
6. Aanvullende doelen
1. Prehistorie – van het vroegste begin tot het schrift
1.1 Je kan deze periode correcte situeren op de tijdsband.
… - 3500 voor Christus
1.2 Je kan uitleggen hoe en wanneer de aarde ontstaan is.
Ongeveer 14 miljard jaar geleden is er een oerster met een grote knal uiteengespat.
Door de oerknal ontstonden miljarden sterren, 1 ervan is de zon.
Allerlei gassen en deeltjes rond de zon vormde de aarden (4,5 miljard jaar geleden).
1.3 Je kan aangeven wanneer de dinosauriërs in onze streken leefden en hoe ze
uitgestorven zijn.
150 miljoen jaren geleden leefde in onze streken dinosauriërs.
65 miljoen jaar geleden ging het plots mis.
De temperatuur daalde en de dinosaurussen stierven.
1.4 Je kan omschrijven hoe de eerste mensen leefden
• Ze waren jagers en voedselverzamelaars
• Ze maakte werktuigen
• Ze aten vlees en planten
• Ze bleven niet op dezelfde plaats
• Ze sliepen in tenten of grotten
Mikado – Examen – Deel 1 – Soraya Nasution
, • Ongeveer 12 000 jaar later warmde de aarde op en werden ze zwever boer
genoemd. Ze oogsten graan en kweekte dieren.
1.5 Je kan de 5 mensensoorten in de juiste volgorde weergeven.
Australopithecus → Homo Habilis → Homo Erectus → Homo Neanderthaler
→ Homo Sapiens Sapiens
1.6 Je kan uitleggen hoe ze in de prehistorie vuur maakten
Ze maakte gebruik van vuurstenen
1.7 Je kan aangeven waarom de mens boer werd i.p.v. zwerver
• Aarde warmde op
• Naast rivieren was er vruchtbare grond
• Mensen leerde
1.8 Je kan uitleggen wat de eerste mensen deden met een dood rendier.
Ze maakten met de volgende delen van de rendier:
• Huid = tentzeil, kledij, riemen
• Vlees = voedsel
• Blaas = waterzak
• Vet = olielampjes
• Maaginhoud = voedsel
• Pezen = bindmateriaal
• Schouderblad = schop, ka, vishaak, mes
• Beenderen = harpoenen, pijlpunten, naalden
• Haren = bindmateriaal, kussens
• Gewei = werktuigen, speerpunten, harpoen, naalden
1.9 Je kan aangeven waar de eerste boeren in ons land leefden
De eerste boeren verschenen rond 5500 v.C. in Haspengouw
Mikado – Examen – Deel 1 – Soraya Nasution
, 1.10 Je kan uitleggen wat silex is en waarvoor het dient
Je gebruikt een vuursteen om wapens en werktuigen te maken.
2. Oudheid (tot ca. 500) – Egypte
2.1 je kan deze periode correct situeren op de tijdsband
3500 voor Christus tot 500
2.2 je kan aangeven hoe de rivier De Nijl in het oude Egypte het werk bepaalde
• Juli, augustus, september en oktober : de Nijl stroomt over, werken voor de farao
• November, december, januari, februari en maart: de Nijl is gezakt, zaaitijd
• April, mei, juni: droge tijd, bevloeiings- en oogsttijd
2.3 je kan volgende begrippen verklaren: farao, Hiërogliefen, mummie, farao en
sarcofaag
• farao = Koning
• Hiërogliefen = het Egyptische schrift
• Mummie = het lichaam van een dode zo inpakken dat het goed bewaard wordt
• Sarcofaag = stenen kist
2.4 Je kan tonen op een kaart hoe ver het Romeinse rijk zich uitstrekt in de 2e eeuw
Mikado – Examen – Deel 1 – Soraya Nasution
, 2.5 Je kent de begrippen: Acropolis, heerbaan, Belgica, Colosseum, Circus Maximus,
gladiatorengevecht, amfitheater
• Acropolis = hoogste punt van de stad, hier staat een stadburcht of citadel
• Heerbaan = weg
• Beligca = Romeinse provincie
• Colosseum = grootste amfitheater in het Romeinse Rijk
• Circus Maximus = groot stadion in Rome, vooral voor paardenrennen
• Gladiatorengevecht = gevecht tussen 2 mensen of mens en dier.
• Amfitheater = ovaal open gebouw uit de Romeinse oudheid dat gebruikt werd
voor gladiatorengevechten, jachtpartijen en gevechten met wilde dieren
2.6 Je kan de problemen in het Oude Rome vergelijken met die van de grootstad
vandaag
De problemen zijn afval, verkeersopstoppingen en werkloosheid.
2.7 Je kan deze figuren schetsen in de Romeinse oudheid: Julius Caesar, Ambiorix
Julias Caeser = dictator Romeinse rijk
Ambiorix = leidde opstand van Galliërs tegen Romeinen
3. Middeleeuwen (tot ca.1500) – Tijd van burchten en steden
3.1 Je kan deze periode correct situeren op de tijdsband
500 – 1500
3.2 Je kan uitleggen hoe en wanneer er een einde kwam aan het Romeinse rijk
Door de Germaanse invallen viel het romeinse rijk rond 500 uiteen.
3.3 Je kan de rol van de Noormannen in deze tijd situeren
De Noormannen plunderden de steden
3.4 Je kan de rol van de abdijen en de Kerk in deze periode verwoorden
Ze beschermde zich van de Noormannen
3.5 Je kan de rol van de steden Gent en Brugge uitleggen
Mikado – Examen – Deel 1 – Soraya Nasution