Deel 1: Inleiding tot het recht
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
Voorbeelden:
Hof van assisen bij moord rechtstak: strafrecht (bv. Marc Dutroux)
Migratie politiek rechtstak: internationaal & Europees recht
Bij overvallen rechtstak: strafrecht daarna strafprocesrecht
Belastingen betalen rechtstak: fiscaal recht
Bij concerten organiseren vergunning aanvragen rechtstak: administratief recht
Verschillende rechtstakken:
Strafrecht
Strafprocesrecht
Arbeidsrecht
Ondernemingsrecht
Fiscaal recht
Sportrecht
Administratief recht (alles met bv. Vergunningen aanvragen)
Ondernemingsrecht (kan te maken hebben met ontslagingen, faillissementen,…)
Burgerlijk recht
1. Verantwoording:
Recht is een zaak van alle burgers
Iedereen wordt met recht geconfronteerd
Recht moet door iedereen gekend zijn wordt elke dag in het Belgisch Staatblad
gepubliceerd
Recht ≠ moraal (= gericht op geestelijke vervolmaking van de mens als individu en streeft niet
naar een ordening van het maatschappelijke leven, geweten) bv. recht over euthanasie,
belastingen, abortus,… kunnen in conflict komen met uw geweten
Recht ≠ godsdienstige regels
2. Het begrip recht
2.1. Algemeen
Recht = bevat allemaal rechtsregels en normen die tot doel hebben om de maatschappij te ordenen
dat wordt opgelegd door de overheid en het is afdwingbaar. (= 4 rechtsregels, om van recht te
kunnen spreken!)
Hoe controleren we dat de wet nageleefd wordt? Via de politie en de rechtbank
1
,Verschillende regels kunnen anders zijn in andere delen van het land
zoals bv. gasboetes, graffiti sanctioneren met boete of laten opkuisen, gemeentebelastingen, in
de Panne, Knokke en Koksijde moet je geen belastingen betalen ,…)
2.2. Een geheel van algemeen geldende normatieve regels
(voorbeelden kunnen geven)
Het recht omvat een geheel van gedragsregels en normen:
Verbods-, gebods-, toelatings- en organieke regels
Verbodsbepalingen (stelen, door het rood rijden, dronken rijden,
drugs gebruiken, moord,…)
= je mag het niet doen
Gebodsbepalingen (vuilnis sorteren, mensen in nood helpen,
belastingen betalen,…)
= je moet het doen
Normen die toelating bevatten (bouwvergunningen,…)
= je mag het doen, het geven van zo’n toelating houdt dan impliciet voor de anderen
het verbod om te uitoefening van deze bevoegdheid te beperken.
Organieke regels (wie zit waar in de rechtbank, stemming,…)
= heeft niets te maken met enige gedragingen. Het zijn regels die iets organiseren,
zoals over hoe de rechtbank moet samengesteld worden
Aanvullend of dwingend recht
Dwingend recht
= je moet het verplicht naleven, als je dit niet doet dan wordt je gesanctioneerd
Dwingend recht van openbare orde (geen drugs verkopen, geen
openbaar dronkenschap,…)
= alles in strijd met de openbare orde, het gaat zodoende om de
voorschriften die voor onze samenleving zo fundamenteel zijn dat
ze bescherm dienen te worden
Dwingend recht van de goede zeden (geen aanzetting tot prostitutie,…)
Dwingend recht ter bescherming van de zwakken (een minderjarige mag
nog niet alles doen zonder toezeg van de ouders, retour is mogelijk bij
onlineshoppen)
= zwakken zijn minderjarigen, zwakbegaafden, consumenten,…
Aanvullend recht
2
, = van toepassing zoals het in de wet staat, tenzij partijen anders beslissen en dus een
afwijkende overeenkomst sluiten
bv. Normaal moet je pas betalen als je de goederen ontvangt tenzij de koper een
voorschot wilt
Belangrijk om het verschil te weten tussen deze 2 omdat wanneer rechtssubjecten tegen een regel
van dwingend recht in, een andersluidende overeenkomst zouden afsluiten, dan wordt deze
afwijking van het dwingend recht gesanctioneerd met de nietigheid van genoemde overeenkomst.
Algemene of individuele normen
Algemene normen
= rechtsregels die op iedereen van toepassing zijn in dezelfde situatie
Individuele normen
= van toepassing op heel specifieke situaties zoals bv. voor een koning,
dokter, rechter, notaris,…
Om van een rechtsregel te spreken (2.3., 2.4. & 2.5.):
2.3. Door de staat opgelegde of ontvangen en bekrachtigde
normen
Staat = een entiteit die beschikt over een bevolking, grondgebied en een regering die gezag uitoefent
en die bovendien soeverein en onafhankelijk is
Er kunnen op verschillende niveaus binnen de overheid regels uitgevaardigd worden. Het merendeel
van de rechtsregels is door de overheid uitgevaardigd.
2.4. Afdwingbare normen
Het is voor de overheid noodzakelijk om een systeem van afdwingbaarheid op te stellen.
De staat moet sancties voorzien, gesteld op het niet naleven van de rechtsnormen, en de nodige
structuren organiseren die over de naleving van het recht oordelen en de sanctie eventueel
uitvoeren (rechtbank, politie, gevangenis).
2.5. Normen die de ordering van het maatschappelijke leven
beogen
Ordening in de maatschappij is het hoofddoel van het recht. Een juridisch probleem zal dus in
principe regelmatig opgelost worden.
3
, Hoofdstuk 2: Indeling van het recht
1e indeling:
Objectief recht Subjectief recht
= Geheel van normen die de menselijke = aanspraken die een persoon tegenover een
activiteiten, de onderlinge verhouding tussen ander laat gelden
mensen en hun verhouding tot de
gemeenschap regelen. = Toepassing (kan geïnterpreteerd worden
naargelang de situatie)
= Theorie
- Moord levenslang Verzachtende omstandigheden (met
- Doodslag 30 jaar voorbedachte rade etc.)
Kunnen we indelen in:
Vermogensrechten
= rechten op uw bezit dat je kunt waarderen op
(geld)waarde
- Vorderingsrechten
= een persoon (schuldeiser) mag van
een of meer bepaalde andere personen
(schuldenaar) een prestatie eisen
(bv. koop en verkoop, de ene ontvang
de auto en de andere betaald ervoor)
- Zakelijke rechten
= rechten waardoor een persoon een
algemene of een bepaalde bevoegdheid
over een zekere zaak krijgt
(bv. met mijn huis mag ik doen wat ik
wil)
- Intellectuele rechten
= de schepper van artistieke, literaire of
industriële nieuwigheid heeft recht op
bescherming van zijn creatie
(bv. portretrecht, copyright,…)
Persoonlijkheidsrechten (sensu lato)
= Vormen geen deel van het vermogen en
hebben geen geldelijke waarde
- Persoonlijkheidsrechten sensu stricto
= rechten die iedereen heeft, voor
4