REEKS 1: OUDHEID ............................................................................................................................................ 2
1. Thales 640-545 vC Milete -> Turkije (toen deel Grieken) ..............................................................2
2. Anaximander 610-545 vC Milete ..............................................................................................2
3. Anaximenes 585-528 vC Milete ................................................................................................3
4. Parmenides 475 vC Elea ..........................................................................................................4
5. Zeno van Elea 490-430 vC Elea .................................................................................................5
6. Eubulides 450 vC Milete ..........................................................................................................6
7. Protagoras 481-411 vC Samos ..................................................................................................7
8. Socrates 470-399 vC Athene ....................................................................................................7
9. Plato 428-348 vC Athene, leerling Socrates ................................................................................8
10. Aristoteles 384-322 vC Athene, leerling Plato.............................................................................9
REEKS 2: OUDHEID EN MIDDELEEUWEN SCEPTICI............................................................................................ 11
11. Pyrrho 360-270 vC Elis .......................................................................................................... 11
12. Sextus Empiricus 150-230 nC ................................................................................................. 12
13. Euklides 325-265 vC Megara .................................................................................................. 13
14. Augustinus 354-430 nC Numidië ............................................................................................ 15
REEKS 3: MIDDELEEUWEN............................................................................................................................... 17
15. Johannes Scotus Eriugena 810-877 Ierland .............................................................................. 17
16. Ahmad ibn-Rushd (Averroës) 1126-1198 Cordoba/Marrakesh .................................................... 18
17. Thomas van Aquino 1125-1274 Roccasecca ............................................................................. 19
18. John Duns Scotus 1266-1308 Duns & Willem van Ockham 1288-1347 Surrey Engeland ................. 20
REEKS 4: RENAISSANCE (HUMANISME)............................................................................................................ 21
19. Thomas More 1478-1533 Londen ........................................................................................... 21
20. Michel de Montaigne 1533-1592 Bordeaux ............................................................................. 22
21. Francis Bacon 1561-1626 Londen ........................................................................................... 23
22. Galileo Galileï 1564-1642 Pisa ................................................................................................ 25
REEKS 5: MECHANISERING EN KRITISCH DENKEN ............................................................................................ 26
23. Thomas Hobbes 1588-1679 Westport & Renè Descartes 1596-1650 La Haye en Touraine ........... 26
24. Isaac Newton 1643-1727 Woolsthorpe ................................................................................... 27
25. George Berkeley 1685-1753 Ierland........................................................................................ 28
26. David Hume 1711-1776 Edinburgh ......................................................................................... 30
27. Immanuel Kant 1724-1804 Pruisen ......................................................................................... 32
REEKS 6: 19e EN 20e EEUW .............................................................................................................................. 35
28. G. W.F Hegel 1770-1831 Duitsland, Karl Marx 1818-1883 Duitsland/Engeland.............................. 35
29. Sören Kierkegaard 1813-1855 Denemarken ............................................................................. 36
30. Ernst Mach 1838-1916 Tsjechië/Duitsland ............................................................................... 37
31. Friedrich Nietzsche 1844-1900 Duitsland................................................................................. 39
32. Edmund Husserl 1859-1938 Prostejov, Oostenrijk-Hongarije...................................................... 41
33. Martin Heidegger 1889-1976 Duitsland ................................................................................... 41
,REEKS 1: OUDHEID
1. Thales 640-545 vC Milete -> Turkije (toen deel Grieken)
REDUCTIE
- Herleiding van veelheid naar eenheid, reduceren tot je niet verder kan opdelen
- Op zoek naar de archè (mat oorsprong)
› Archè blijft steeds aanwezig in natuur
› Thales: water = oorsprong van leven (Nijl, vruchtwater)
› Demokritos (460-370 vC): atomen
- Radicaal: fysicalisme: alles herleibaar tot fyscia
- Gevaar: demystificatie: alles willen verklaren, soms teveel bv schoonheid
Thales
- Geen originele teksten, alleen wat andere over hem schreven
- Voorspelde eerste zonsverduistering -> kennis over de wiskunde
- Eerste natuurfilosoof: natuur verklaren zonder te verwijzen naar Goden
- Stelling van Thales: herleiding van de wereld tot wiskunde
› Stelling Pythagoras (6e eeuw vC): a2+b2=c2
› Intervallen toonladders, verband tussen zijden rechthoekige driehoek
› Natuur begrijpen door wiskunde
Toepassingen
- A: diepere waarde
- O: verder verkennen door opdelen en dieper te graven
- Ontw: Herleiding van een object tot elementen die je niet meer kan opdelen
› Combinatie van elementen, 1 basisvorm, 1 principe, 1 grondstof
2. Anaximander 610-545 vC Milete
PRINCIPE VAN VOLDOENDE REDENEN
Anaximanders redenering
- De aarde is onbeweeglijk omdat er geen reden is om te bewegen in een bepaalde richting
- Alles dat bestaat heeft een reden (Wolff 17e eeuw), maar weten meestal niet waarom (von
Leibniz 17e eeuw)
Archè volgens Anaximander
- Apeiron = het onbegrensde
- Datgene wat onderliggend is aan alle dingen heeft zelf geen kenmerken: is alles en niets
- Komt neer op het principe van voldoende reden: alles heeft een (mat) oorzaak, maar die is
onkenbaar/onbepaald/onvatbaar
Reden, maar geen oorzaken
- Principe van voldoende reden betekent niet dat er noodzakelijk een oorzaak is
- A Schopenhauer 1788-1860
› Voor alles wat je weet, het feit dat je bestaat, en voor alles wat je doet zal een reden
zijn, maar niet noodzakelijk een oorzaak
,Kritiek Hume (18e eeuw)
- Het valt niet te bewijzen, het is een principe dat je aanneemt of niet
- Kan niet bewijzen dat er een verband is tussen reden en oorzakelijkheid
- Kan niet bewijzen dat er een reden is voor de samenhang in de wereld
Toepassingen
- A: stel of verwacht altijd de vraag waarom? Daarom is geen antwoord
- O: alles heeft een reden -> onderzoek dit
- Ontw: A en O en reeks vragen beëindigen wanneer je bij een evidentie komt
3. Anaximenes 585-528 vC Milete
ANALOGIE
- Iets moeilijk vergelijken met iets bekend
- Zoals onze ziel, die lucht is, ons in stand houdt, zo omringen adem en lucht de gehele wereld
› Ziel = lucht = adem (lucht is archè)
- De sterren draaien om de aarde zoals een tulband ons hoofd omringt
- Het universum draait als een molensteen
› Molensteen kan je niet tegenhouden of het gaat kapot
- De zon is zo plat als een blad
Empedokles (5e eeuw vC)
- De wisselwerking tussen de dingen houdt nooit op, dan komen ze samen door Liefde, dan
worden ze uit elkaar gedreven door haat of Strijd
› Water + aarde = modder, door aantrekking (Liefde)
- 4 elementen: aarde, lucht, vuur, water
Xenophanes (6e eeuw vC)
- Als ossen en paarden handen hadden, dan zouden de paarden de goden afbeelden als
paarden, de ossen als ossen en hun lichamen overeenkomstig hun eigen aard
› Afstappen van het idee van Olympische Goden
- Er is geen mens, en er zal er ook nooit 1 zijn, die de volledige waarheid kent over de goden.
En zelfs al zou iemand het geluk hebben de volledige waarheid te vinden, dan nog zou hij het
zelf niet weten. Het enige dat we kunnen doen is gissen.
› Waarheid met grote W kunnen we niet bereiken
Toepassingen
- A: complexe dingen plaatsen in een bestaand kader van kennis
- O: analogie kan leiden tot inzichten
- Ontw: analogie als basisconcept, inspiratie halen uit dingen (boom, longen)
, 4. Parmenides 475 vC Elea
WET VAN DE NIET-CONTRADICTIE
Alles wat is, is en kan nooit niet zijn
- Uitgesloten dat iets is en tegelijkertijd niet is
- De wet zelf is noodzakelijk waar (tautologie)
› Kan niet dat iets waar is en tegelijkertijd vals
› Gebeurtenis A kan niet tegelijk B zijn
- Stel we zeggen dat de wet vals is
› Dan: iets is ofwel waar ofwel vals -> dat is de wet zelf
› Als je wet wil weerleggen moet je deze eerst aannemen
De wet rationeel weerleggen lukt niet omdat ze zelf de basis vormt van de rationaliteit
Wording is uitgesloten
- Als alles is dan is er geen wording, dus ook geen verandering
› Verandering is een illusie, die onze zintuigen creëren in een schijnwereld
- Omstandige argumentatie om de onmogelijkheid van verandering aan te tonen
› Verandering veroorzaakt vernietiging en creatie: van bestaan naar niet-bestaan en
omgekeerd
› Verandering impliceert dus dat iets is en tegelijkertijd niet is -> uitgesloten
Toch is dat mogelijk: Iets kan in heden niet bestaan, maar wel in verleden of
toekomst
Als we zeggen dat iets bestaat in het verleden/toekomst, dan is dat
Maar bestaan is niets anders dan existeren in het heden: dan vallen
verleden, heden en toekomst samen, terwijl we zeggen dat verleden en
toekomst juist verschillend zijn = contradictie
Om dat te vermijden ontkende Parmenides het bestaan van tijd en verandering.
Verleden, heden en toekomst vallen samen ≠ contradictie, maar bevestiging wet
› Waarneming betreft verandering, dus is onze waarneming misleidend.
› De wereld is 1 geheel en onveranderlijk/ondeelbaar
Herakleitos 535-475 vC, Efeze
- Verandering is reëel: alles is voortdurend in beweging
› Eenheid ontstaat op hoger niveau
Zegt dat Parmenides deels gelijk had
› Een rivier is constant in beweging maar tegelijk zien we die toch als een eenheid
Afstand nemen om te zien dat iets 1 is: dichter = details = beweging
› De ultieme eenheid is de komos
Wet van Leibniz 1800
- X en Y zijn identiek als alle eig van x eig zijn van y en omgekeerd
- Als een rivier constant in beweging is, kunnen we dan spreken van een eenheid?
› Indien plaats van object in ruimte en het bestaan van object in tijd eig zijn van een
object -> heeft de rivier een eig op moment t1 die verschilt van de eig op moment t2
› Maar als een object op 2 verschillende tijdstippen 2 onderscheiden eig heeft (plaats
is gewijzigd) dan moeten we eigenlijk tot 2 verschillende objecten besluiten.
› Dus er zijn 2 rivieren (conflict tussen empirie (waarneming) en theorie
Toepassingen
- A, O en Ontw: vermijden van verdoken contradictie (vb ruimtevaart en klimaatmars)