Thomas More Mechelen
Campus Kruidtuin
-
1 BA kleuteronderwijs
Charlotte Van der Heyden
-
Onderwijskader
Astrid Vandormael
Hoofdstuk 1: De algemene kenmerken in de
kleuterklas
1. Een dag in een ervaringsgerichte klasgroep
Na een dag mee participeren in een kleuterklas kom je al snel tot de ontdekking dat er heel wat
gebeurt op zo’n dag. Er zijn momenten waarop de kleuters allemaal samen in de kring, soms spelen
ze samen, dan weer kiezen ze individueel wat ze willen doen, op bepaalde momenten wordt er
opgeruimd en er zijn vaste momenten om iets te eten en te drinken. Als je een paar keer terugkeert
naar de klas, zal je merken dat hier een zekere structuur in zit. Elke dag heeft min of meer een vaste
structuur waarin dezelfde onderdelen terugkomen. Kleuters hebben nood aan structuur. Het is
belangrijk dat ze vertrouwd raken met de dagplanning, zo hoeven ze zich niet de hele dag door af te
vragen wat er straks zal gebeuren.
a. algemene onderdelen van een dag
Over het algemeen kunnen we stellen dat volgende onderdelen dagelijks terugkomen in een
kleuterklas:
☞ onthaal
☞ toiletmoment
☞ opruimen
☞ spelen/ activiteiten
☞ koek en drank
☞ speeltijden
☞ middageten
☞ avondritueel
De volgorde waarin deze onderdelen aan bod komen, verschilt uiteraard van school tot school en
van klas tot klas. Bovendien kunnen er afhankelijk van de school, extra onderdelen bij zijn!
b. algemene onderdelen van een week
Over het algemeen kunnen we stellen dat volgende onderdelen wekelijks/ maandelijks terugkomen
in een kleuterklas:
, ☞ bewegingsles
☞ verhaal
☞ uitstap
☞ klasje wissel
☞ verjaardagsritueel
☞ belangstellingscentrum/ projecten
2. Aanpak-proces-effect-model
a. aanpak
Bepaalt kwaliteit op basis van:
☞ kenmerken met betrekking tot leer- en leefomgeving
☞ pedagogisch-didactisch
☞ hoe en wat van het onderwijs
Hoe-vraag:
☞ hoe is de klas ingericht?
☞ hoe ga je om met de kleuters?
☞ hoe zorg je voor een rijk aanbod?
→ vanzelfsprekende manier van kijken
→ duidelijke houvast
MAAR: opgepast voor radicale stellingen - niet iedereen heeft dezelfde kijk ‘het is zo, dus ik doe het
zo’ → alleen uitgaan van zo moet ik het doen, werkt niet in elke klas!
voorbeeld: roepen om stil te krijgen, werkt niet in elke klas
, b. proces
Bepaalt kwaliteit op basis van:
☞ de kwaliteit van de ervaring die de leerling doormaakt
☞ wat speelt er zich ‘in’ de kleuter af?
→ focus op de kwaliteit van de ervaring (niet de inhoud)
Betrokkenheid Welbevinden
= op welke manier zit je erbij? = hoe voel ik mij erbij?
Signalen: Signalen:
☞ concentratie ☞ genieten, plezier beleven
☞ energie ☞ ontspanning en innerlijke rust
☞ creativiteit & complexiteit ☞ openheid
☞ doorzetting ☞ spontaneïteit, zichzelf durven zijn
☞ nauwkeurigheid ☞ zelfvertrouwen, positief zelfbeeld
☞ verwoording ☞ in voeling met zichzelf
☞ voldoening ☞ vitaliteit
Schaalwaarden: Schaalwaarden:
☞ Niveau 1-2: nooit/zelden gelukkig, geniet
☞ Niveau 1: geen activiteit amper, innerlijk onrustig of geïnteresseerd, …
☞ Niveau 2: vaak onderbroken activiteit ☞ Niveau 3: voelt zich noch echt goed, noch
☞ Niveau 3: min of meer aangehouden activiteit ongelukkig, geniet af en toe, af en toe onrustig of
☞ Niveau 4: activiteit met intense momenten gestresseerd, …
☞ Niveau 5: volgehouden intense activiteit ☞ Niveau 4-5: voelt zich meestal/altijd goed of
gelukkig, geniet vaak/altijd ten volle, straalt
innerlijke rust uit, …
c. effect
Bepaalt kwaliteit op basis van:
☞ wat levert het onderwijs op?
☞ meetpunt voor kwaliteit ligt in de output -
ontwikkelingsdoelen als sleutelbegrippen
☞ alle twijfels weg bij vooruitgang
voorbeeld: door een plas stappen - wij gaan rond de plas
gaan, maar kleuters weten niet dat ze nat gaan worden,
dus stappen ze rond de plas. Volgende keer weten ze dit en
gaan ze rond de plas stappen.
MAAR:
☞ discussie over volgorde en interpretatie
→ wat moet er eerst geleerd worden? Nederlands, wiskunde, samenwerken, …
, ☞ duurt enige tijd (soms zelfs jaren)
→ de ene kleuter is de andere niet, denk maar aan samenwerken. Bij de ene gaat dit direct
en super vlot, maar bij de andere duurt dit wat langer.
☞ vaak testen we enkel meetbare cognitieve vaardigheden
→ wiskunde, nederlands, … dat is vanzelfsprekend, maar samenwerken NIET
☞ meting zinvol zonder voormeting?
→ klas A tellen van 5 - 15 en klas B tellen van 10 - 15
klas A heeft dus de grootste sprong gemaakt!
zonder te weten van hoe ver ze komen (beginsituatie) is een meting dus niet zinvol!
Voordelen van procesgericht kijken:
☞ je neemt het perspectief in van de kleuters
°kijken hoe de kleuters zich voelen
☞ geeft onmiddellijk feedback
°als de kleuters niet naar jouw activiteit komen, dan weet je dat je het moet aanpassen
☞ sluit geen enkele werkvorm en activiteit bij voorbaat uit
°je kan alles op het moment zelf nog aanpassen
☞ is de kortste weg naar interventies
Wat je denkt over onderwijs en de manier waarop je ernaar kijkt, beïnvloed je
handelen en denken. “Doorheen de opleiding moet je kennis en inzichten
verbreden en leren om open-minded en kritisch te kijken.”
→ Alle 3 (aanpak-proces-effect) zijn belangrijk!!
Samenvatting:
- aanpak = hoe en wat van het onderwijs
→ inrichting, hoe omgaan met problemen, …
- effect = waar willen we naar toe?
→ uitkomst van de ontwikkelingsdoelen
- proces = inspelen op het welbevinden en betrokkenheid om uiteindelijk het effect te
bereiken
3. Pedagogisch-didactische principes
Zowel voor, tijdens als na een activiteit kunnen de pedagogisch-didactische principes je inspiratie
geven. Je moet deze pedagogisch-didactische principes gebruiken om een activiteit:
☞ op voorhand te overdenken
☞ tijdens de activiteit aanpassingen te doen indien nodig