Uit welk compartiment van het hart komt de a. pulmonalis? Rechterventrikel, O2-arm bloed
Welke kleppen zijn open tijdens de ejectiefase? De semi-luminaire kleppen (aorta en a. pulmonalis)
Diastole Ventrikels ontspannen, bloed stroomt naar binnen – doorbloeding coronairarteriën
Systole Ventrikels trekken samen, bloed wordt weggepompt
• Tricuspidalisklep : van rechteratrium naar rechterventrikel
• Mitralisklep : van linkeratrium naar linkerventrikel
• Aortaklep : van linkerventrikel naar aorta ascendens
• Pulmonalisklep : van rechterventrikel naar a. pulmonalis
Coronaire circulatie : (vanuit de aorta), linker (grootst) coronairarterie en
rechter coronairarterie. Via sinus coronarius, terug naar rechter atrium
Hartactiviteit : HMV = slagvolume x hartfrequentie. Het HMV in rust is 5L/min. Bij dynamische
inspanning is er een toename tot 25L/min of meer (o.i.v. sympathische zenuwstelsel).
• Slagvolume in rust bijvoorbeeld 80 ml, einddiastolisch volume 120 ml -> ejectiefractie =
80/120 = 67% (ejectie, wat weggepompt wordt t.o.v. van aanwezigheid in ventrikel)
Slagvolume (o.i.v. zenuwstelsel – sympathicus – groter slagvolume)
- Grotere ventrikels vullen zich met meer bloed (meer bloed per slag weggepompt)
- Sterkere hartspieren hebben een grotere contractiekracht = contractiliteit
Frank-Starling principe : grotere vulling geeft een krachtigere slag – geeft een groter
slagvolume. Bepaalde lengte van spier geeft maximumcontractiekracht, iets meer
opgerekt, daardoor is het mogelijk grotere kracht te leveren. Hartfalen een lagere
curve, buigt iets af aan het einde (hart volgepompt – bloed minder wegpompen)
Hartfrequentie : prikkel ontstaat in de sinusknoop = SA-knoop
- Intrinsieke hartfrequentie : eigen frequentie hart 100-110 per minuut (in
geïsoleerd hart), werkelijkheid lager (ook invloed van het ZS/ andere stoffen)
- Invloed van o.a. : inspanning, stress en ontspanning
- Hartfrequentie : sinusritme normaal gesproken. In rust : 50-80 slagen/min, maximaal : 220-
leeftijd
Beïnvloeding hartactiviteit door het vegetatieve zenuwstelsel (Hf en SV) : bij de sympathicus –
hartactiviteit neemt toe, o.a. bij inspanning. Bij de parasympathicus – hartactiviteit neemt af.
Op het moment dat de drempelwaarde gepasseerd wordt, is er in de
SA-knoop het signaal geactiveerd – actiepotentiaal.
- Invloed van het SZS toeneemt dan heb je situatie b = snellere
depolarisatie (eerder de drempelwaarde bereikt)
- Invloed van het PZS toeneemt dan heb je situatie c = langzame
depolarisatie (later de drempelwaarde bereikt)
Er is een directe prikkeloverdracht (dwarsgestreept spierweefsel):
tussen myocardcellen via nexus-verbindingen = ene spiercel – andere.
1
, Op deze manier kun je snel het hele hart activeren, het hart werkt dan als geheel (in plaats van in
delen), werken als een syncytium. Ook veel mitochondriën in het hartspierweefsel – ATP-productie.
Geleidingssysteem van het hart, potentiaalveranderingen verschillende hartspiercellen :
- SA-knoop (sinusknoop) – prikkel ontstaat
- AV-knoop (naar atria) – vertraging : eerst atria – daarna pas ventrikel, latente
pacemaker (30-40 actiepotentialen per minuut, wanneer de AV-knoop het van
de SA-knoop overneemt)
- Bundel van His : snelle impulsgeleiding, latente pacemaker (15p/min)
- Purkinjevezels : snel voortgeleiden hartspiercellen - ventrikelwand
- Ventrikelspiervezels : ventrikels contraheren
Depolarisatie van de ventrikels :
1. De depolarisatie van de ventrikels begint in het septum en de rechterventrikel. De vector is
daarbij naar de V1-elektrode gericht. Dat leidt tot een positieve uitslag (lage QR-top) in de V1-
afleiding en een negatieve uitslag (Q) in de V6-afleiding
2. Daarna wordt de veel grotere spiermassa van de linkerventrikel gedepolariseerd. De
gemiddelde vector wijst in de richting van de V6-elektrode. Dat leidt tot een positieve uitslag
(hoge R-top) in de V6-afleiding en een negatieve uitslag (diepe S) in de V1-afleiding.
Depolarisatie ventrikels : de uitslag elektrode is afhankelijk van de plaats. De vector – prikkelfront
heeft : grootte en richting. Het signaal wordt voortgeleid over het hart, er ontstaat daardoor een
elektrisch veld wat je meet met de ECG. Wat betekenen de PQRST?
• P = depolarisatie van de atria
• QRS = depolarisatie ventrikels
• T = repolarisatie ventrikels (omgekeerde depolarisatie)
De repolarisatie van de atria zit verstopt in het QRS-complex.
Van de lijn – Q is nog van de elektrode af, Q-R loopt richting de
elektroden, veel ook tegelijkertijd geactiveerd.
Longcirculatie :
- Functie : O2-opname uit en CO2-afgifte aan milieu exterieur
- In serie geschakeld met de lichaamscirculatie
- Lagere druk (dan lichaamscirculatie) : 25/ 15 mm Hg
Problemen in de longen als het hart slecht functioneert – longoedeem.
Fasen van de hartcyclus
Diastole Isovolumetrische relaxatie – vullingsfase – atriumcontractie (begint daar altijd mee)
Systole Isovolumetrische contractiefase – ejectiefase
2
, Fysiologie – H10.1, H10.2.1 en 10.2.2 (hart- en vaatstelsel)
Het hart zorgt voor de voortstuwing van bloed :
- O2-transport van de longen naar weefsels
- CO2-transport van de weefsels naar de longen
- Voedingsstoffen vanuit de darmen naar weefsels
- Afvalstoffen vanuit de weefsels naar de nieren en de lever
- Signaalstoffen zoals hormonen naar de doelorganen
Handhaven homeostase (interne milieu), maar ook lichaamstemperatuur
(warmte van stofwisselingprocessen, getransporteerd naar de huid).
Rechterventrikel Pompt zuurstofarm bloed uit het lichaam door de longen (longcirculatie)
Linkerventrikel Pompt zuurstofrijk bloed (vanuit de longen) naar het lichaam (lichaamscirculatie)
Het hart (holle spier) ligt in de thoraxholte : achter het borstbeen ter hoogte van de tweede tot vijfde
intercostaalruimte (tussenribsruimte) en steunt op het middenrif. Om het hart zit een ‘hartzakje’ : een
dubbele laag met een kleine hoeveelheid vloeistof ertussen (soepelheid). Binnenste laag is epicard,
buitenste laag is pericard (hele hartzakje). Twee grote slagaders : de aorta en de arteria pulmonalis.
• Aorta – hart, twee takken naar de hartspier : linker- en rechterkransslagader (coronairarterie)
Uit de linkerventrikel ontspringt de aorta, uit de rechterventrikel de pulmonalisstam, arteriae
pulmonales (2). In het rechteratrium monden de vena cava inferior en superior uit. Deze voeren
veneus bloed naar het hart, afkomstig van romp en benen (inferior) en hoofd en armen (superior). In
het linkeratrium monden vier pulmonale venen uit (vier aders uit het hart)
De linkerventrikel heeft de dikste wand, dit omdat deze meer druk levert dan de rechterventrikel,
pompt bloed naar de aorta, waar de druk gemiddeld 5x zo hoog is als in de linkerventrikel. Deze wand
bestaat grotendeels uit spierweefsel (myocard), ook het septum (tussenschot tussen linker- en
rechterhelft). De hartkleppen (tussen ventrikel en atrium) : atrioventriculaire kleppen, AV-kleppen.
Linker AV-klep : mitralisklep, rechter AV-klep : tricuspidalisklep. Zijn via dunne bindweefseldraden
(chordae tendineae) verbonden met spiervezels aan binnenzijde van ventrikel (papillair spieren).
Zorgen ervoor dat de kleppen bij sluiting niet ‘omklappen’ en zich naar de verkeerde kant openen
(eenrichtingsverkeer). Daarnaast ook aortaklep en pulmonalisklep. De kleppen gaan open en dicht
onder invloed van drukverschillen. Hartslag : slagaders die aan oppervlakte liggen. Polsslagader (arteria
radialis), halsslagader (arteria carotis) en liesslagader (arteria femoralis).
Aorta en grote arteriën : Wand bevat veel elastine en is goed rekbaar
elastische arteriën Bloed door het hart uitgepompt vangen deze vaten dit slagvolume op door rekking
Kleine arteriën en Wand bevat veel glad spierweefsel. Door contractie worden vaten nauwer, arteriolen kunnen
arteriolen : musculeuze zelfs afgesloten worden. Zo wordt distributie van bloed geregeld : verdeelfunctie van arteriolen.
arteriën De holte is klein, bieden veel weerstand aan bloedstroom : ‘arteriële weerstandsvaten’
Capillairen Bestaat alleen uit endotheel, vormen een netwerk tussen arteriolen en venulen. Hier
uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefsels.
Venulen en venen Venenwand is dunner en slapper dan arteriewand. Bloeddruk is ook lager. In rust bevat stelsel
meer dan 60% van het bloedvolume : ‘capaciteitsvaten’. Venenwand bevat spierweefsel, als
dat contraheert wordt een deel van het bloed verplaatst naar andere delen. Venen bevatten
ook kleppen (voorkomen terugstroom).
Hartspierweefsel bestaat uit netwerk van myocardcellen die zich vertakken, in de lengterichting
verbonden via hechte membraanverbindingen, verbonden door nexus (‘gap junctions’). Op die plaats
zijn twee ‘buurcellen’ doorlaatbaar voor ionen zoals K+ en Na+.
3
, ECG : de p-top is lager dan de R-top, doordat er minder atrium spiervezels zijn dan
ventrikelspiervezels. De breedte van de tijd hangt af van de tijd die verloopt tussen de depolarisatie
van de eerste en laatste spiervezels van atrium en ventrikel. De T-top is breder dan het QRS-complex,
repolarisatie van de ventrikels langzamer verloopt dan de depolarisatie (ook T-top lager dan R-top).
- V1-V6 zijn de precordiale afleidingen
Ritmestoornissen
Respiratoire Bij inademing is de hartfrequentie hoger dan bij uitademing (bijvoorbeeld omdat bij diepe
aritmie inademing neemt de intrathoracale druk af, waardoor ook de transarteriële druk in de sinus
caroticus daalt – baroreceptorreflex – verhoging Hf
Ectopische Wanneer de SA-knoop niet op tijd een prikkel afgeeft – andere vezels de kans op te
prikkelhaard depolariseren (AV-knoop/ ventrikel), frequentie hoog (60-80), wel een P-top, maar anders dan
normaal, omdat het depolarisatiefront een andere richting heeft dan het sinusritme. Bij een
ventrikelfocus is de frequentie laag (40-50), geen P-top en QRS-complex is afwijkend
Atriumfibrilleren Verschillende ectopische prikkelhaarden in de boezem, werken als pacemaker -> prikkelchaos,
geen P-toppen en de atria contraheren niet. De AV-knoop ontvangt prikkels in hoge frequentie
(alleen buiten refractaire perioden), onregelmatig – ventrikels nemen dit over. De polsvulling
verschilt dus per slag (niet levensbedreigend, vaak bij ouderen – tenzij stolsel ontstaat)
Ventrikelfibrilleren Verschillende ectopische prikkels in ventrikels, reeksen van contracties – prikkelchaos,
ongecontroleerd samentrekken van ventrikels. Geen effectieve ventrikelcontractie, pompt
niets uit – hartstilstand
Hartcyclus
1. De ventrikels worden gevuld vanuit de atria : bloed stroomt door geopende AV-kleppen de
ventrikels in.
2. Bij het begin van de ventrikelcontractie sluiten de AV-kleppen : gebeurt wanneer de druk in de
ventrikels door contractie toeneemt en hoger wordt dan druk in atria.
3. Wanneer door ventrikelcontractie de druk verder toeneemt en hoger wordt dan druk in aorta
en arteria pulmonalis, gaan respectievelijk de aortakleppen en pulmonaliskleppen open.
4. De ventrikels contraheren verder en pompen bloed uit : ejectie. De ventrikels worden kleiner
5. Tegen het einde van de ejectie neemt de ventrikeldruk af en wordt zo lager dan druk in aorta
en arteria pulmonalis -> sluiten aorta en pulmonaliskleppen.
6. De ventrikels ontspannen. Wanneer daardoor de druk in ventrikels lager wordt dan die in
atria, gaan AV-kleppen open en stroomt bloed uit atria de ventrikels in.
7. Ten slotte contraheren de atria en sluiten daarmee de ventrikelvulling af
Sluiten van hartkleppen zorgt voor harttonen. De eerste harttoon : gevolg van sluiting van AV-kleppen,
tweede harttoon : sluiting van aorta- en pulmonaliskleppen.
Systole : de ventrikelcontractiefase. Begin ventrikelcontractie sluiten de AV-kleppen, aorta- en
pulmonaliskleppen zijn nog dicht. Volume verandert niet door contractie, alleen verandering van druk
: isovolumetrische fase. Wanneer door drukverschil tussen ventrikel en arterie de arteriekleppen
opengaan, volgt de ejectiefase. Diastole : relaxatiefase van de ventrikel. Duur : 300 ms. Begint met
sluiten van aorta- en pulmonaliskleppen, ongeveer 50 ms daarna gaan AV-kleppen open :
isovolumetrische relaxatiefase (= periode van sluiten aorta- en pulmonaliskleppen en openen AV-
kleppen). Daarna wordt de ventrikel gevuld vanuit het atrium. Duur : 550 ms
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur MaritVisser. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.