Didactiek 1.2
1. Hoofdstuk 1: de leraar als didacticus: didactische
principes bij aanbod en dagschema
1.1. Inleiding
Didactische principes zijn grondbeginselen of algemene voorschriften in verband
met didactisch handelen.
- Didactisch handelen = proces van begeleiden en leiden van de ontwikkeling van
kinderen
- Grondbeginselen = uitwerken van een BC, een activiteit of aanbod -> bepalen
van doelstellingen, didactische werkvormen, leerinhouden, media en evaluatie
1.2. Didactische principes
1.2.1 Belangstellingprincipes: aansluiten bij de beginsituatie
Aansluiten bij de beginsituatie van:
- De kleuters: we kiezen wat aansluit bij hun ontwikkelingsniveau en belangstelling
- De klas Stellen ons onder meer de volgende
vragen: Wat is realiseerbaar, Wat is
- De school
aanwezig, Wat moet ik meebrengen?
- De omgeving van de school Enz.
1.2.1.1 Motivatie
Wanneer ga je graag naar de les? Als je gemotiveerd bent
Gemotiveerd? -> leerproces versnelt + versterkt
Intrinsiek en extrinsiek
Intrinsiek: (= omdat je het zelf graag wilt) door onderwerpen, activiteiten, aanbod
relevante te maken voor de kinderen
Intrinsieke motivatie altijd kiezen boven voor extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie
leidt tot de beste resultaten.
Vb van extrinsieke motivatie: (= omdat er een beloning aan vasthangt) kinderen
motiveren door bv een stempel of sticker te geven als ze iets goed hebben gedaan.
Hiermee geven je de kinderen eigenlijk het idee “voor wat hoort wat”
Kinderen motiveren door:
te zorgen voor een rode draad
door start en slotmoment BC en dag bv als de brandweer donderdag komen zeg
dat dan aan de begin van de week zodat je samen kan nadenken over vragen die
je hen kan stellen.. je werkt de kinderen naar iets toe.
1.2.1.2 Rode draad
Rode draad kan zorgen voor extra motivatie bij de kleuters.
Doelen en activiteiten in logische volgorde in jouw (week)schema.
Leer je kls verband te leggen en kunnen kinderen gemakkelijker transfer maken naar
andere situaties of eerder opgedane kennis en ervaringen.
1.2.1.3 Start- en slotmoment voor BC en dag
Maak kleuters warm voor wat zal komen die dag.
, Denk na over hoe je het BC kunt afsluiten.
Evalueren
1.2.1.4 Activiteiten- en materialenaanbod
1.2.2 Aanschouwelijk
Breng de wereld in je klas en omgekeerd
Probeer de realiteit zo tastbaar mogelijk te maken
Inzichtelijk leren vertrekt vanuit de concrete realiteit
Leren dat gebeurt via alle zintuigen verloopt veel gerichter, wordt langer onthouden en
beklijft meer
Als je de werkelijkheid in de klas brengt dan kunnen de kinderen dat niet alleen zien, ze
horen je er niet enkel over horen vertellen, maar ze kunnen het ook zelf aanraken en
uitproberen, proeven, ruiken,…
Soms heb je moeilijke thema’s zoals olifanten, ruimten, gevoelens,… dat kan je niet in de
klas brengen dat is zeer abstract. Dan moet je opzoek gaan naar een andere oplossing,
vervanging. Het een na beste is dan filmpjes/ bewegende beelden. Heb je geen
filmmateriaal probeer dan te zoeken naar goede foto’s en niet enkel in zijn geheel maar
ook bv details zoals bv een foto van het oog van de olifant. Als je geen foto’s hebt dan zo
een goed mogelijke tekening en als dat niet kan dan prentenboeken en als dat niet kan
dan een abstracte tekening (zie as ppt dia 13 of p6 cursus).
Probeer altijd zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te blijven. Want bv als een kind nog
nooit een olifant heeft gezien en jij toont een zeer abstract tekening van een olifant en
die klr gaat een jaar later op safari en die ziet een olifant dan gaat hij die niet herkennen
omdat hij die zeer abstract heeft geleerd. En dan heeft hij dat eigenlijk niet zo goed
geleerd.
Dus eerst zo werkelijkheid mogelijke en daarna kan je wel overgaan naar iets
schematisch, abstract (prentenboeken,..) omdat ze dan al de werkelijkheid hebben
gezien
1.2.3 impressie, expressie en inoefenen
“elke interessante of ingrijpende ervaring drijft een mens naar handeling waarin die
ervaring tot uitdrukking kan worden gebracht”
Wanneer je iets nieuw leert aan de kinderen, zoveel indrukken hebben gekregen dan
hebben die tijd nodig om dat te kunnen verwerken, die indrukken moeten er weer uit.
Impressie: alles wat je heeft geraakt, wat je met grote betrokkenheid ondergaan hebt,
wat jouw zintuigen tot het uiterste heeft geprikkeld, wat je als een ontdekking hebt
waargenomen,..
Expressie: (die prikkels moeten er uit) de opgedane indrukken naar buiten brengen door
ze ‘extern’ te ‘representeren’ door gebruik te maken van hulpmiddelen, instrumenten,
een medium
er over vertellen, naspelen,.. zijn manieren om met die nieuwe indrukken om te gaan,
om ze te verwerken.
Twee belangrijke ordeningsprincipes:
- Van impressie naar expressie
o Bv. je neemt eerst een konijn waar en nadien ga je een konijn knutselen.
- Van impressie naar inoefenen