Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Geschiedenis Examenstof €6,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Geschiedenis Examenstof

 0 vue  0 achat
  • Cours
  • Type

Samenvatting Geschiedenis hoofdstuk 8,9,10 en historische context Duitsland.

Aperçu 3 sur 27  pages

  • 11 janvier 2022
  • 27
  • 2021/2022
  • Resume
  • Lycée
  • 5
avatar-seller
Samenvatting 8.1
In Engeland werd in de 17e en 18e eeuw steeds meer landbouwgrond in handen van
grootgrondbezitters grote aaneengesloten landbouwgebieden waar pachtboeren de
grond bewerkten.  dankzij nieuwe technieken nam in 18e eeuw opbrengst per boer meer
toe. Door verbeterde voedselvoorziening werden mensen ouder. Bevolkingsomvang nam
toe. De landbouw opbrengsten groeien zo snel dat er meer voedsel per persoon was. 
voedselprijzen daalden, boeren hadden moeite pacht te betalen.  boeren deden
eeuwenlang aan huisnijverheid nu voedselprijzen daalden werd het in plaats van een
extraatje een noodzaak. Huisnijverheid werd gecontroleerd door ondernemers uit steden
zij ontwikkelden een netwerk van thuiswerkende ambachtslieden op het platteland
ondernemer bracht grondstoffen naar arbeiders en zorgden dat eindproducten werden
verkocht. Voor hun werk kregen ambachtslieden loon. Doordat steeds meer boeren
huisnijverheid deden, daalden prijzen nijverheidsproducten. Boeren kregen moeite met
geld trokken naar steden in de hoop levensomstandigheden te verbeteren.
Om kleding te maken heb je spinners en weversnodig voor allebei werden uitvindingen
gedaan waarmee productieproces werd versneld.  gunstig voor ondernemer meer
eindproducten meer geld. Begon klein: schietspoel, weven ging 30% sneller. Ander
uitvindingen bestonden uit machines die niet meer met spierkracht werkten, maar met
water en stroomkracht.  machines pasten niet meer in huiskamers, dus productie werd
verplaatst naar fabrieken alleen rijke mensen konden investeringen opbrengen die nodig
waren voor koop van fabriek. Productie kwam in handen van economische elite.
Grootschalige en snelle fabrieksproductie was arbeidsextensief weinig arbeiders vanwege
machines. Dit maakte producten goedkoper. Huisnijverheid verdween, boeren hadden geen
financieel inkomen en werden weggeconcurreerd vertrokken naar de stad urbanisatie.
Zo ontstond industriële samenleving. Dit proces heet de industriële revolutie.
Fabrikanten in Europa en Noord- Amerika streefden naar zoveel mogelijk winst industrieel
kapitalisme wilden steeds meer produceren meer grondstoffen nodig, meer
afzetmarkten.  in koloniaal gebied. Hierdoor veranderde relatie tussen moederlanden en
koloniën. Geïndustrialiseerde landen zochten actief naar nieuwe koloniën. Afrika was voor
Europa en Amerika alleen interessant voor trans-Atlantische slavenhandel, maar nu ook voor
koloniën ontdekkingsreizigers brachten in de loop van 19e eeuw Afrikaanse binnenlanden
in kaart en het werd duidelijk dat Afrika had veel grondstoffen. (olie, rubber, goud en
diamanten)  konden goed gebruikt voor verdere uitbreiding van de industrie. Modern
imperialisme zorgde ervoor dat Afrika in hoog tempo werd gekoloniseerd.  om conflicten
te voorkomen, kwamen Engeland, Frankrijk en Duitsland in 1885 bijeen in Berlijn en
verdeelden Afrika onderling. Afrikanen speelden hierbij geen rol geen rekening gehouden
met Afrikaanse stammen.
Het 19e -eeuwse kolonialisme, modern imperialisme verschilde van kolonialisme uit vorige
eeuwen-->eerst alleen factorijen en aan de kust, nu ook grotere gebieden. Inheemse
bewoners moesten luisteren naar wetten en regels van de kolonisator. Economie van
kolonie lag in handen van moederland. Voor overheid van koloniserende landen was het
vanzelfsprekend. Westerse volken beschouwden zich superieur aan Afrikaanse en Aziatische
beschavingen.  oorzaak: nationalisme. Hoe meer koloniaal gebied hoe meer macht en

,aanzien. Superioriteits gevoel van koloniale grootmachten bracht vanuit eigen gezichtspunt
ook verantwoordelijkheid met zich mee.  zij moesten gekoloniseerde volken helpen zich te
ontwikkelen koloniale grootmachten zagen zichzelf dus als opvoeders van inferieure
volken White mans burden.
Nederland deed niet mee aan de race om Afrika, wel aan modern imperialisme
eilandgroep die sinds 1816 Nederlands-Indië heette, kwam steeds meer onder Nederlands
bewind. Om die gebieden te besturen bleven inheemse bestuurders in hun functie
moesten samenwerken met Nederlanders. Nederlanders bepaalde hoeveel producten nodig
waren. Boeren in Nederlands-Indië moesten die kweken en tegen lage prijs aan
Nederlanders verkopen. Inheemse leiders zorgden dat iedere boer zich aan die verplichting
hield. Nederlandse koloniale bestuurders ambtenaar Eduard Douwes Dekker zag waartoe dit
leidde uitplundering van inheemse mensen boek max Havelaar, maakte grootte indruk
en veroorzaakte kritiek op systeem van gedwongen landbouwproductie. In 1870 werden
wetten ingevoerd die regelden dat particuliere ondernemers in Nederland Indië bedrijven
konden beginnen Nederlandse planters vestigden in Nederlands Indië en legden plantages
aan voor suiker, koffie, thee en tabak werden verbouwd. Ook werd aardolie gevonden en
men ontdekte dat rubberbomen goed groeien Nederlands Indië werd een leverancier van
industriële grondstoffen.


Samenvatting 8.2
Door snelle industrialisatie groeiden industriesteden snel. Eindhoven ging van 2300 inwoners
naar 48000. Woningen voor mensen die naar stad verhuisden werden snel gebouwd voor
weinig aandacht voor comfort, hygiëne en bewegingsruimte. Arbeidersgezinnen woonden in
gehorige, vochtige en verkrotte woningen, dicht op elkaar, en in kleine ruimten met ouders
en kinderen bij elkaar. Weeromstandigheden waren zwaar, lonen laag en gezondheids- en
veiligheidssituatie in grote, lawaaiige, slecht geventileerde fabriekshallen was beroerd.
Gezondheidstoestanden waren slecht, lage leeftijd en veel alcoholisme en huiselijk geweld.
Weinig kinderen gingen naar school, dus werkten verplicht in de fabriek. Overheid deed
weinig voor ze vonden dat ondernemers alle ruimte moesten krijgen om winst te
krijgen goed voor de economie. Individuele burgers probeerden wel te helpen zetten
zich in voor financiering van weeshuizen, of werkhuizen voor werkloze arbeiders en hun
kinderen. Sommige deden het uit religieus motief, andere uit medemenselijkheid. Maar de
ellende was al te diep.
Vanuit de samenleving nam bezorgdheid toe. Mensen die door hun beroep wisten hoe erg
het was, waarschuwden voor slechte hygiëne. Uitbraken van besmettelijke ziekten zoals
cholera, waarschuwden hier ook voor. Hierdoor maakten ook rijke burgers zich zorgen. Ook
negatief gedrag in de arbeidswijken kwam vaak voor, zoals dronkenschap. Geweldpleging en
prostitutie.  arbeiders leven niet volgens waarden van het Christendom. Wie moest hen
helpen, en hoe?  sociale kwestie. Er werden publiekscampagnes opgestart om arbeiders te
wijzen op hun verantwoordelijkheden en wat goed gedrag was. Ook werden er
opvoedingskampen ingericht, waar arme burgers konden leren hoe ze zicht tot zelfstandige,
economisch onafhankelijke burgers konden ontwikkelen. Dit was zelden succesvol.

, Arbeiders hadden weinig invloed op hun levensomstandigheden er waren meer
werkzoekenden dan banen, dus kritiek is ontslagen. Om samen sterk te staan werden
vakbonden opgericht.  vaak werden deze verboden. In loop van 19e eeuw ontstond er
nieuwe politiek-maatschappelijke stroming. Het socialisme stond voor verbeteren van
levensomstandigheden van arbeiders door betere lonen, betere huizen en vooral gelijke
rechten. Dat laatste maakte van het socialisme een emancipatiebeweging.
In het communistisch manifest leggen Duitse denkers Karl Max en Friedrich Engels uit dat
mensheid in 2 groepen verdeeld was: kleine machtige groep en grote arme machteloze
groep. Door het industrieel kapitalisme was die tweedeling versterkt en dit zou zich
voorzetten. De bourgeoisie zou steeds rijker en machtiger worden, ten koste van het
proletariaat. Er zou maar 1 oplossing zijn: een revolutie waarin proletariaat de macht grijpt.
Na korte periode van proletarisch dictatuur, maakt de proletariaat korte metten met de
bourgeoisie, zou de heilstaat aanbreken: samenleving zonder bezit en machtsverhoudingen.
Productiemiddelen zouden algemeen bezit zijn en beslissingen zouden in overleg zijn
gemaakt.
Sommige socialisten vonden een revolutie te zwaar. Heilstaat zou ook worden bereikt via
parlementaire weg, meenden deze sociaaldemocraten. Als de overheid wetten maakten die
rijken verplichtte meer belasting te betalen, dan konden daarvan uitkeringen, minimumloon
en fatsoenlijke huizen worden betaald. Op die manier zou het verschil tussen arm en rjik
verdwijnen. . de overheid zou dat alleen doen als arbeiders kiesrecht hadden. Dan zou groot
deel van parlement bestaan uit mensen die de arbeidersbelangen behartigden. Daarom
streden sociaaldemocraten voor algemeen kiesrecht. Socialisten die vasthielden aan de
revolutionaire weg, noemden zichzelf communisten.


Samenvatting 8.3
Nederland was al voor Napoleon definitief werd verslagen zelfstandige staat. Koning Willem I had
veel macht benoemde en ontsloeg ministers en negeerde parlement. Liberalen vonden dat
zorgelijk zetten zich in voor erfenis van democratische revoluties: burgerlijke vrijheden en politieke
invloed van het volk. Vooral succesvolle deel van het volk zou invloed moeten krijgen. M et hun
succes bewezen ze kwaliteiten te beschikken. Na val van Napoleon won koningschap in veel landen.
Nederland ook. In 1848 braken in Europa opstanden uit: aanleiding was economisch (prijsstijgingen
door slechte oogst), doel was politiek (machtsverdeling moest worden herzien). Ook in Nederland
waren er opstanden. Sinds 1840 Willem II koning was bang verzocht liberale politicus Johan
Thorbecke grondwet te herschrijven zeer liberale grondwet met burgerlijke vrijheden en politieke
invloed voor het volk. Koning bleef staatshoofd, ministers waren geen verantwoording schuldig, maar
aan het parlement. Leden waren gekozen met censuskiesrecht (alleen mensen met bepaald aantal
belasting heeft kiesrecht)
Alleen rijkste 10% van bevolking had kiesrecht bijna allemaal liberalen. Zij streefden naar
economische vrijheid en weinig overheidsbemoeienis.  ook overheid terughoudende rol in sociale
kwestie om dit te veranderen wilden socialisten algemeen kiesrecht, dan ook voor hen kiesrecht.
Ook protestanten en katholieken wilden politieke macht. In de Republiek protestanten bevoorrechte
positie. Hoewel tijd van schuilkerken in 19e eeuw allang voorbij was en grondwet godsdienstvrijheid
garandeerde, waren katholieken nog steeds tweederangsburgers. Zij begonnen een
emancipatiestrijd. Protestanten zagen met bezorgdheid maatschappelijke positie van katholieken
verbeteren en lieten hun rechten benadrukken. Ondanks moeizame relatie deelden zij politieke

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ingeboer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49
  • (0)
  Ajouter