2021
2022
ARBEID &
TEWERKSTELLING
PROF. STIJN BAERT & PROF. EDDY OMEZ
SAM STROO
,DEEL 1: FUNCTIES & WERKING VAN DE
ARBEIDSMARKT
INLEIDING
1. Wat zijn werklozen?
A. Alle personen die niet werken
B. Alle personen die niet werken en werk zoeken
C. Alle personen die niet werken en geen werk zoeken
2. Wat is de beroepsbevolking?
A. Alle personen binnen de bevolking die werken
B. Alle personen binnen de bevolking die werk zoeken
C. Alle personen binnen de bevolking die werken of werk zoeken
3. Wat zijn schijnzelfstandigen
A. Personen die formeel als zelfstandige werken maar in de praktijk typisch in dienst van een
enkele onderneming (werkgever) werken
B. Personen die formeel als zelfstandige werken maar in de praktijk geen arbeid verrichten
C. Personen die formeel als zelfstandige werken maar in de praktijk een grote onderneming
leiden
4. Wat zijn primaire inkomens?
A. De vergoedingen die personen ontvangen voor de inschakeling van hun arbeid in het
productieproces
B. De vergoedingen die personen ontvangen voor de inschakeling van hun kapitaal in het
productieproces
C. De vergoedingen die personen ontvangen voor de inschakeling van hun arbeid en hun
kapitaal in het productieproces
5. Hoe verloopt de vraag naar arbeid door werkgevers?
A. Deze neemt af naarmate het loon voor werknemers toeneemt
B. Deze neemt toe naarmate het loon voor werknemers toeneemt
C. Deze varieert niet naar het loon voor werknemers
ECONOMIE: er is schaarste aan geld, tijd en grondstoffen en economisch handelen is de juiste keuzes maken
met deze schaarse middelen
ð Binnen arbeid en tewerkstelling bestuderen we de schaarse factor arbeid
ð Voor de werkgevers: de strijd om menselijk kapitaal en talent
ð Voor de werknemers: hun tijd verdelen tussen arbeid en vrije tijd
ð Economie is ook de ontmoeting van vraag en aanbod op de markt
SAM STROO 1
,1. ARBEID EN ARBEIDSMARKT
1.1 ARBEID
BELANG VAN ARBEID
ARBEID: de menselijke activiteit die leidt tot de productie van nuttige goederen en diensten. Goederen en
diensten worden als nuttig beschouwd wanneer ze het vermogen bezitten om in menselijke behoeften te
voorzien (ó Kapitaal: machines en gebouwen waarmee dit gebeurt)
BELANG VAN ARBEID: op individueel en maatschappelijk vlak, want arbeid is een primair mensenrecht
ð Op individueel vlak: biedt een inkomen en welvaart, sociaal contact, zingeving en eventueel status
ð Op maatschappelijk vlak: primaire bron van welvaart en herverdeling
ó Arbeid kan ook negatieve gevolgen opleveren, bv bij moeilijke arbeidsomstandigheden (zoals bij werken
onder grote druk, met grote fysieke belasting, of met wisselende uurregeling).
ARBEID IS MULTIDISCIPLINAIR: kennis uit meerdere disciplines wordt gecombineerd om arbeidsgerelateerde
thema’s te duiden om ze te vergelijken en samen te vatten.
ð Bijvoorbeeld in de arbeidsethiek, -geneeskunde, -psychologie, -sociologie, -recht en -economie.
ð Arbeidsmotivatie, kwaliteit van de arbeid (inhoud, omstandigheden, verhoudingen, voorwaarden) en
arbeidsdiscriminatie zijn voorbeelden van gemeenschappelijke onderzoeksthema’s
ð Dit leidt tot interdisciplinair onderzoek: kennis uit verschillende disciplines geïntegreerd binnen
hetzelfde onderzoek (voorbeeld: samenwerking tussen arbeidseconomen en arbeidspsychologen om
de determinanten en gevolgen van burn-out te bestuderen) > nog stap verder dan multidisciplinair
ð Vanuit economisch standpunt: arbeid wordt gezien als een onmisbare productiefactor: productie en
welvaart zijn ondenkbaar zonder arbeid
SOORTEN ARBEID
1. ARBEID UITGEVOERD IN DIENSTVERBAND TEGEN VERGOEDING
o Vooral in geld (loon), maar ook soms in natura (vanwege de fiscale voordeligheid, bv maaltijdcheques,
bedrijfswagens, reizen en kortingen op producten van de onderneming)
o De beroepsbevolking bestaat hoofdzakelijk uit loontrekkenden, we leven in een “maatschappij van
gesalarieerden”
KENMERK: steeds gesitueerd in een machtsrelatie van ondergeschikte en bovengeschikte
ð Relatie kan bedenkelijke vormen aannemen (vb in de industrialiseringsperiode en in tal van
3ewereldlanden)
ð In het Westen: vorm van tegengewicht ontwikkeld, zowel op het politieke vlak als op het institutionele
vlak: arbeiderspartijen, vakbonden, ontwikkeling van arbeidsrecht en van het collectief overleg.
ð De arbeidsverhoudingen is in grote mate het voorwerp van sociaal overleg
De beroepsbevolking: alle mensen die aan het werk zijn of werk zoeken (alle mensen die hun arbeid
aanbieden op de arbeidsmarkt, dus ook de openstaande vacatures!)
De arbeidsverhoudingen: het geheel van relaties tussen werkgevers(-organisaties) en werknemers(-
organisaties)
SAM STROO 2
, 2. DE ZELFSTANDIG GEPRESTEERDE ARBEID
= Alternatieve bron van inkomensverwerving waarbij de relatie van ondergeschikte en bovengeschikte in
principe niet voorkomt.
ð Voornamelijk zelfstandigen, ondernemers en vrije beroepen (advocaten, apothekers, dokters ...)
ð Bijzondere groep: helpers en helpsters (verwanten vd zelfstandigen die meehelpen in de zaak, vaak
familie of gezinsleden van de zelfstandige)
ð Beroepsactieven, hoewel hun vergoeding niet steeds duidelijk is
! Grijze zone: schijnzelfstandigen: zij oefenen, om fiscale redenen, hun arbeid formeel uit onder het statuut van
zelfstandige, maar doen dit in de praktijk typisch in een ondergeschikte relatie ten opzichte van een enkele
werkgever
I Voorbeeld: bestuurders die een leidinggevende functie hebben binnen 1 bedrijf maar zich inschrijven
als zelfstandige om fiscale redenen, omdat ze een hoog loon hebben
I Andere voorbeelden: topvoetballers, vrt televisiepersonen ...
3. ARBEID DIE NIET VOLDOET AAN DE DEFINITIE VAN PARTICIPATIE OP DE ARBEIDSMARKT
= Andere activiteiten die voldoen aan de definitie van wat arbeid is
ð Maar niet, zoals bovenstaande, aan de definitie van participatie op de arbeidsmarkt (i.e.
arbeidsprestaties tegenover dewelke de vorming van (officiële) primaire inkomens staat)
ð Volstaat dus niet om tot de beroepsbevolking gerekend te worden
1. Huishoudelijke arbeid
I Binnen het gezinsverband is dit economische arbeid, want er worden nuttige goederen en diensten
gecreëerd, niet alleen voor de verrichter zelf maar ook voor de huisgenoten
I Op grond van het ontbreken van een (materiële) vergoeding, wordt dit soort arbeid echter bij
conventie niet als participatie op de arbeidsmarkt gezien.
I Wel participatie op de arbeidsmarkt in het geval van bezoldigde huishoudelijke arbeid (zoals
huisbodes, poetsvrouwen en tuinmannen).
2. Onbetaalde dienstverlening
I Vrijwilligerswerk in de welzijnssector en het verenigingsleven
I Valt ook buiten de arbeidsmarkt, hoewel er wel sprake is van nuttigheidscreatie tvv derden
3. Doe-het-zelf-arbeid
I Arbeid, omdat het de betaalde arbeid van anderen vervangt (beloning is een uitgespaarde betaling)
I Wordt gelijkgeschakeld met huishoudelijk werk en draagt niet bij ad participatie op de arbeidsmarkt.
4. Verdoken arbeid (zwartwerk)
I Kan niet in de analyse van de arbeidsmarkt betrokken worden, omdat deze vorm van arbeid niet
geregistreerd wordt
I Praktijk: substantieel gedeelte van de globale arbeidsmarkt, en moet afzonderlijk geanalyseerd
worden (rechtstreekse benadering van het zwarte circuit is uiteraard niet mogelijk)
SAM STROO 3