Volledig document met ALLE PowerPoint slides, syllabus en vragenlijsten voor het vak Taal, Cognitie & Cultuur van prof Walter De Mulder. (Jaar 2021/22).
Taal, cognitie & cultuur
*Voetnoten niet kennen, enkel hoofdtekst
*Document = PowerPoints + syllabus + vragenlijsten H1-H6
*Prof: Walter De Mulder
*Vragen zoals in vragenlijst komen letterlijk op examen (op 20ptn)
Inhoudsopgave
1. Algemene kenmerken van menselijke natuurlijke taal .................................................................. 3
1.1 Naar een definitie: wat is een menselijke natuurlijke taal? ............................................................. 3
1.1.1 Natuurlijke talen en kunstmatige talen ..................................................................................... 3
1.1.2 Is geschreven taal een vorm van natuurlijke taal? .................................................................... 3
1.1.3 Zijn gebarentalen natuurlijke talen? ......................................................................................... 4
1.1.4 Menselijke taal en dierlijke communicatiesystemen ................................................................ 5
1.2 Vragen bij de syllabus – hoofdstuk 1 ................................................................................................ 7
2. Taalvariatie, taalverandering en taalevolutie .............................................................................. 13
2.1 Hoeveel talen zijn er? ..................................................................................................................... 13
2.2 Taalverandering en taalvariatie...................................................................................................... 14
2.1.1 “Taalverloedering” of taalverandering? .................................................................................. 14
2.2.2 Uitbreiding van het lexicon en veranderingen van betekenis................................................. 14
2.2.3 Grammaticalisatie ................................................................................................................... 16
2.2.4 Motiveringen voor taalveranderingsprocessen ...................................................................... 17
2.2.5 De rol van variatie in taalverandering ..................................................................................... 18
2.2.6 Dialecten, sociolecten en idiolecten........................................................................................ 19
2.3 Taalfamilies..................................................................................................................................... 22
2.3.1 De historische-comparatieve taalkunde ................................................................................. 22
2.3.2 Een taalfamilie: het Indo-Europees ......................................................................................... 24
2.4 Vragen bij de syllabus – hoofdstuk 2 .............................................................................................. 25
3. Het principe van linguïstische relativiteit .................................................................................... 31
3.1 Kleurtermen.................................................................................................................................... 31
3.1.1 Berlin & Kay – Basic Colour Terms........................................................................................... 31
3.1.2 Bemerkingen over de methode van Berlin & Kay ................................................................... 33
3.1.3 Inhoudelijke kritieken van de BK-tabel ................................................................................... 34
3.1.4 Tussentijds besluit ................................................................................................................... 35
3.1.5 Kay & Kempton (1984): ........................................................................................................... 35
3.1.6 Winawer, Witthoft, Frank, Wu, Wade en Boroditsky (2008) .................................................. 36
3.1.7 Conclusie: linguïstische relativiteit en kleurtermen ................................................................ 37
1
, Universiteit Antwerpen
3.2 Ruimte ............................................................................................................................................ 37
3.3 Vragen bij de syllabus – hoofdstuk 3 .............................................................................................. 40
4. Woordbetekenis ........................................................................................................................ 44
4.1 Woordbetekenis en lexicale … ....................................................................................................... 44
4.2 Vragen bij de componentiele analyse ............................................................................................ 47
4.3 Betekenisrelaties ............................................................................................................................ 47
4.4 Van componentiele betekenisanalyses naar prototypes en familiegelijkenissen ......................... 50
4.5 Polysemie en radicale netwerken .................................................................................................. 51
4.5 Vragen bij de syllabus – hoofdstuk 4 .............................................................................................. 56
5. Frames en framing ..................................................................................................................... 62
5.1 Frames ............................................................................................................................................ 62
5.2 Framing ........................................................................................................................................... 64
5.3 Framing en metaforen.................................................................................................................... 64
5.3.1 De relevantie van metaforen voor framing ............................................................................. 64
5.3.2 De traditionele opvatting over metaforen .............................................................................. 65
5.3.3 De theorie van de conceptuele metaforen van Lakoff en Johnson ........................................ 66
5.4 Vragen bij de syllabus – hoofdstuk 5 .............................................................................................. 71
6. Taal en cultuur in (interculturele) conversationele interactie ...................................................... 76
6.1 Framing in conversationele interactie...................................................................................... 76
6.2 Beleefdheid .................................................................................................................................... 77
6.3 Turn-taking (beurtwisseling) en overlap (overlapping) .................................................................. 77
6.4 Back-channel cues (luistersignalen) ............................................................................................... 78
6.5 Indirectheid .................................................................................................................................... 78
6.6 Intonatie ......................................................................................................................................... 78
6.7 Vragen bij de syllabus – hoofdstuk 6 .............................................................................................. 79
7. Discourse .................................................................................................................................. 82
7.1 Vragen bij de tekst – discourse ...................................................................................................... 84
2
, Universiteit Antwerpen
1. Algemene kenmerken van menselijke natuurlijke taal
1.1 Naar een definitie: wat is een menselijke natuurlijke taal?
Natuurlijk = de taal zoals die zich spontaan ontwikkelt bij ieder mens na zijn geboorte, zonder dat er een
bewuste beslissing wordt genomen om taal aan te leren en zonder formele taalinstructie in school enz.
➔ Gesproken taal
1.1.1 Natuurlijke talen en kunstmatige talen
• Natuurlijke talen onderscheiden van kunstmatige talen!
• 3 soorten besproken kunsttalen:
1. Kunsttalen = talen die op een bepaald moment bewust door mensen zijn ontworpen
om natuurlijke talen te vervangen
Vb: Esperanto → gecreëerd door Lejzer Ludwik Zamenhof (1887)
Doel: taal creëren die door alle mensen zou kunnen worden begrepen
Vb 2: Klingon → de taal in Star Track met eigen taleninstituut, woordenboeken
Oudste kunsttaal = Lingua Ignota van Hildegard von Bingen (12e eeuw)
2. Wetenschappelijke talen = notatiesystemen → bewust ontworpen door
wetenschappers of filosofen om de behandeling van vraagstukken te vergemakkelijken
Vb: Characteristica Universalis van Leibniz (1646-1716)
3. Computer- en programmeertalen
• Kenmerken van een natuurlijke taal:
Gebruikt in een bepaalde gemeenschap voor algemene communicatiedoeleinden
Heeft een lange traditie
Is niet bewust door mensen gecreëerd
Het precieze ontstaansmoment is moeilijk te bepalen
Wordt door kinderen sponstaan aangeleerd of verworven
1.1.2 Is geschreven taal een vorm van natuurlijke taal?
• Geschreven taal wordt niet als een vorm van natuurlijk taalgebruik beschouwd!
➢ Reden: geschreven taal ontwikkelt zich niet spontaan, maar wordt aangeleerd
• Studie van het schrift ≠ spelling
➢ Studie van het schrift = beschrijving welke schriftsystemen er zijn & uit welke soort
symbolen die bestaan
➢ Spelling = beschrijving van de correcte schrijfwijze = normatief
• Soorten schriften:
Syllabisch schrift De tekens corresponderen met lettergrepen (vb: het Cherokee)
Logografisch schrift De gebruikte tekens corresponderen met begrippen of woorden (vb: Chinees)
Alfabetisch schrift De verschillende lettertekens corresponderen met bepaalde klanken (vb: NL)
→ naast lettertekens rekent men ook de leestekens of interpunctietekens tot ons schriftsysteem!
3
, Universiteit Antwerpen
Vraag: in hoeverre beïnvloedt het gebruik van respectievelijk gesproken en geschreven taal de vorm
van communicatie?
• Gesproken taal:
➢ Meestal gebruikt in face to face gesprekken of gelijkaardige omstandigheden
➢ Er kan rekening gehouden worden met elementen uit de context, waardoor vele
elementen niet expliciet benoemd moeten worden
• Geschreven taal:
➢ Vindt meestal plaats zonder dat de lezer(s) fysiek in de nabijheid van de schrijver(s) zijn
& zonder dat zij meteen kunnen reageren op wat geschreven staat
➢ Er is tijd om de mogelijke interpretatie van wat geschreven staat zorgvuldig te
overdenken en de formulering aan te passen
• Voorbeeld Gina:
Gesproken tekst:
Gina: Have you ever smelled a magnolia blossom?
Sue: Mmhmm.
Gina: Absolutely gorgeous.
Sue: Yeah, they’re great.
Geschreven tekst:
On one particular morning this summer, there was a certain flagrance that I
Recognized to be a glorious magnolia.
→ Gesproken tekst:
De informatie wordt stukje per stukje aangebracht in verschillende beurten en in
korte uitingen.
Er wordt beroep gedaan op elementen in de situationele context
“Mmhmm” → gezichtsuitdrukking is nodig om Sue te interpreteren
Beide gesprekspartners zijn betrokken en reageren ze op elkaar
→ Geschreven tekst:
Dezelfde informatie is nu een lange zin
Er wordt informatie expliciet vermeld die in de gesproken tekst niet vermeld wordt
De bloem wordt geïntroduceerd door te verwijzen naar tijdstip en de
situatie
De lezer en spreker zijn minder betrokken met elkaar (lezer = passief)
1.1.3 Zijn gebarentalen natuurlijke talen?
• Gebarentalen = natuurlijke talen
➢ Reden:
Automatisch aangeleerd: zonder expliciete instructie verworven (dove
kinderen)
Zijn niet op een bepaald moment bewust door iemand gecreëerd, maar vanzelf
ontstaan
• 2 voorbeelden:
➢ Al-Sayyid Bedoeïen Gebarentaal
Binnen 3 generaties alleen maar dove kinderen geboren
Deze nakomelingen hebben spontaan een eigen gebarentaal ontwikkeld
➢ Homesign (Goldin-Meadow – 2003,9,14)
Een systeem van gebaren dat wordt ontwikkeld door dove kinderen van ouders
die zelf niet doof zijn
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur UAmpc. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €30,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.