MEDIAFILOSOFIE (Peter de Graeve)
LES 1 (11/02)
1.1 TON LEMAIRE
- schrijft in het Nederlands
- geboren in Rotterdam
- weggetrokken naar zuiden van Frankrijk, leefde daar ecologisch
autarkisch
- Je kan ook in je eigen taal een internationaal denken ontwikkelen
- Filosofie blijft literatuur waarbij we de taal gebruiken om ons uit te
drukken
1.2 OVER DE WAARDE VAN CULTUREN
- Het begrip van cultuur is de laatste jaren een onderwerp geworden van ongelooflijk veel
discussies in de media
- Adorno: maakte analyse van wat hij ‘onze cultuurindustrie’ genoemd heeft
- Boek van 1976
1.3 DE TEKST
DE CULTUURGESCHIEDENIS VAN HET CULTUURBEGRIP
- oorsprong van begrip cultuur is gelegen in het Griekse, met name platonische ideaal van de
filosofisch gevormde mens
- daarna, 18e/19e eeuw: klassieke cultuurbegrip herdefiniëren door idee van de vooruitgang (en
verlichting), men wou de eigen cultuurgeschiedenis op een ruimer plan denken als een
onderdeel van de geschiedenis van de hele mensheid
- Een goede filosofie, hoewel die toch ergens verankerd is altijd, is vergelijkbaar met goede kunst
en is altijd gericht op de hele mensheid (zoals tekst plato: wordt interessant als je die kan lezen
op universeel niveau)
- Primitieve culturen = eerstkomende culturen, niet minderwaardige culturen, culturen die
culturen die al over een schrift beschikten zijn vooraf gegaan
“In het volgende hoofdstuk zal duidelijk worden hoe deze antropologie in haar ontwikkeling tot een radicale kritiek komt op de
oorspronkelijke platronde strekking van het cultuurbegrip en daartegenover de antithese stelt van de volledige gelijkwaardigheid van de
culturen: het cultuurrelativisme”
1. DE OORSPRONG VAN HET CULTUURBEGRIP IN DE GRIEKSE PAIDEIA
- geschiedenis van het platonische denken verkennen
- Cultuurrelativisme = het denken dat ervan uitgaat dat alle culturen gelijkwaardig zijn (vaak
onderwerp van heftige discussies)
- Eurocentrisme = westerse cultuur (Europa) en de geschiedenis ervan wordt als centraal gezien
en als superieur (vb. Bestormers van Capitool)
- Paideia = opvoeding, opleiding van jongeren
1
,1.0 INLEIDING
- relativisme: verwoord door Protagoras, de mens is de maat van alles
- Plato wilt relativisme bestrijden
- Plato meent dat de mens zich moet richten naar een eeuwige wereld van Ideeën die de maat
van alles -> dat idee wordt door Romeinen vertaald naar ‘Cultura Anima’ en zal in de westerse
geschiedenis tot in de moderne tijd blijven doorwerken
1.1 DE GRIEKSE VERLICHTING (= VRIJHEID VAN HET INDIVIDU, EIGEN DENKEN)
- tot in onze tijd (jaren 75): cultuur = bijna bovenmenselijk, allerbeste en meest verfijnde van de
menselijke producten, kunst, godsdienst, wetenschap en filosofie
- Bron en oorsprong begrip cultuur: Griekse beschaving 6e en 5e eeuw v.C.
- De Griekse toenmalige cultuur werd beïnvloed door omringende volkeren, maar zijn bijdrage
aan de ontwikkeling en synthese van de geestelijke erfenis van hoogontwikkelde beschavingen
van het Nabije Oosten is beslissend geweest voor de wereldgeschiedenis
- Die bijdrage van de grieken was de overgang van mythe naar rede en het doordenken van de
consequenties ervan voor de mens in de maatschappij: verlichting
- Er werd begrepen in begrippen en categorieën, niet meer mythische beelden
- Vrijheid van de mens en een algemene scepsis en relativisme werden mogelijk gemaakt
- bedenking PDG: we kijken vaak heel makkelijk vanuit een Europese context naar die oude
Griekse beschaving kijken, toenmalige cultuur stak veel meer als een weefsel in elkaar, er
bestond een uitwisseling tussen verschillende volkeren, wat wij beschouwen als Griekse
beschaving is niet altijd Europees geweest (=universele laag)
1. Sofisten (reizende leraar-filosofen):
- tussen presocraten en platonische tijd
- Sofist is verwant aan het woord filo-soof, geleerden die van zichzelf vonden dat ze wijs waren
(filosoof streeft naar wijsheid)
- 5e eeuws Athene: door opkomend relativisme (kritisch zijn) vervaagde de traditionele legitimatie
van de zeden, een verplichtende hoogste norm voor het handelen, wetten
- Sofisten onderwezen retorica, grammatica en de kunst van het discuteren
- Er zijn 3 karakteristieken in het denken van de sofisten
- Eerste karakteristiek (1): hun onderricht was niet betrokken op één absolute maatstaf die het
denken normeert (vb. Godsdienst), niet gedreven door religieuze of ideologische visie, maakten
elke mening aanvaardbaar, kunst van het beïnvloeden van andere mensen
- Tweede karakteristiek (2): in hun filosofie kwam een scheiding tussen weten en
wereldbeschouwing tot uiting die zich manifesteerde in vormen van nihilisme, scepsis en
relativisme met als onvermijdelijke begeleiders individualisme en subjectivisme
2
, 2. Physis (=natuur) en nomos (=cultuur)
- derde karakteristiek (3): scheiding en tegenstelling tussen physis en nomos, onderscheid
tussen de natuur/cosmos/het zelfgegroeide en datgene wat voor de mens gebouwd, bepaald,
bedacht of ingesteld is
- Conventionele karakter: de wetten en zeden komen niet van God, wat maar een naam is die we
zelf hebben gegeven, maar van afspraken die mensen onderling maken en waarvan we het
bestaan projecteren op een of andere wereld buiten de mensheid
- nadeel: de mens wordt op zichzelf teruggeworpen, kan zich niet zomaar zeggen ‘dat het de
schuld van God is’
- Kalikles (karakter in platoonse dialoog) ontwikkelt de theorie dat de wetten zijn uitgevonden
door de zwakken om de macht van de sterken te beperken
- Antropocentrisme = de mens staat in het centrum van alles
- Sommigen vonden het niet normaal wat de sofisten deden (Plato): kwalijke tendens tot
individualisering, relativering en onzekerheid
- Plato wil relativistische houding terugschroeven, probeert zijn tijdsgenoten opnieuw naar het
hogere te leiden zodat het relativisme overwonnen kon worden en de mens zijn maat vond in
een orde die hem te boven ging
- Sofisten doen volgens Plato een verval van de oude opvoedingspraktijk, Plato is een beetje een
conservatief denker, bang voor het voorthollen van de vernieuwing en vernietiging van de oude
waarden
3