Wijsbegeerte van het wetenschappelijk denken
Oudheid (deel A)
Reductie
Reductie = herleiding van veelheid naar eenheid. Zoeken naar iets dieperliggend.
Archè = onveranderlijk, overal en altijd aanwezig iets in de natuur.
- Thales: 640-545 v.C, Milete
Milete: toen; Oud-griekenland, nu; westkust van Turkije.
Eerste die dit stelselmatig deed.
Griekse filosofie start niet in Athene.
Archè: water
Egypte: de Nijl -> driehoek was enorm vruchtbaar.
Goden hebben niet te maken met het ontstaan van de wereld, maar de natuur heeft dit gedaan.
Anekdotes:
Zonsverduistering: voorspelt het door wiskundige berekeningen.
Olijfpers: koopt alle olijfpersen in niet-olijfseizoen voor een goed prijsje o ze dan in olijfseizoen
door te verkopen voor veel duurder de mens denkt.
Eerste natuurfilosoof: op samenhangende wijze zonder te verwijzen naar goden of magische
krachten in de natuur te verklaren.
Stelling van Thales: stelling werkt altijd en overal wiskunde is fundamenteel & onderliggend.
- Demokritos: 400 v.C.
Archè: atomen -> Atomenleer: iets dat je niet kan zien = stapje verder dan Thales.
Atomen verschillen van elkaar op kwantitatieve wijze.
Fysicalisme = denken dat je alles kan herleiden tot de natuurkunde.
Demystificatie = alles wetenschappelijk verklaren waardoor de mystiek verdwijnt en alles te
nuchter wordt bekeken. Manier waarop je iets zegt.
- Pythagoras: 570-500 v.C, Samos
Stelling van pythagoras: a2+b2=c2
Snaren (gitaar): natuur is gestructureerd door wiskunde.
Natuur: verhoudingen van alle gehele getallen.
Natuur kan verklaar worden door wiskunde.
Toepassingen:
Argumentatie: suggereren dat er iets dieper is.
Onderzoekend: aanzetten tot verder verkennen door op te delen en dieper te graven.
Holistisch: meerdere niveaus combineren om iets te verklaren. Multifactorieel.
Principe van voldoende reden
- Anaximander: 610-545 v.C., Milete
Redenering: er moet een natuurkundige verklaring zijn. Dingen moeten een reden hebben om
te bestaan.
Archè: apeiron (= onbegrensde, onbepaalde). Iets dat je niet kan kennen, maar dat er wel is. Heeft
geen kenmerken, maar is wel onderliggend. (bv: Big Bang)
Apeiron is de voldoende reden voor alles.
Reden is geen oorzaak.
- Arthur Schopenhauer: 1788-1860
Voor alles wat je weet zal er een voldoende reden zijn, maar niet noodzakelijk een oorzaak.
, Voorbeeld: geschenkje geven als je wordt uitgenodigd bij iemand.
- Christian Wolff: 1679-1754
Om te bestaan hebben de dingen een reden.
- Wilhem von Leibniz: 1646-1716
Alhoewel we die redenen meestal niet kennen.
Ze zijn er wel altijd, maar soms kunnen we die niet kennen (geruststelling).
- David Hume: 1711-1776
Kritiek:
o Hoe sterk het principe ook mag zijn, je kan het niet bewijzen.
o Principe: iets dat je aanneemt, maar niet kan bewijzen.
o Wetten: iets dat je kan bewijzen.
o Je kan niet aantonen dat er een verband is tussen een reden en een oorzakelijkheid.
o Je kan niet bewijzen dat er een reden is voor de samenhang in de wereld.
Toepassingen:
Reden geven
Oorzaken, fysicalistische verklaring
Holistisch
Analogie
- Anaximenes: 585-528 v.C., Milete
Archè: lucht
Beginnen met stand van zaken, wat we al weten. Vedergaan op wat al bestaat (coherentie).
- Empedokles: 495-435 v.C.
Archè: aarde, water, lucht & vuur (4 elementen).
Atoomtheorie + 4 elementen.
Analogie: aantrekking (liefde) & afstoting (haat).
- Xenophanes: 580-485 v.C.
Analogie: Goden zien eruit als mensen omdat wij ons niets anders kunnen voorstellen.
Waarheid is iets voor jezelf. Je kan het zelf niet weten wat de waarheid is.
Toepassing:
Argumentatie: waarom gebruiken we analogie
Onderzoeken: analogie leidt tot inzicht omdat ze nieuwe waarnemingen duidt aan de hand
van bestaande kennis door vergelijking.
Wet van de niet-contradictie
Principe: aaleren
Wet: bewijzen context gebonden.
- Parmenides: 475 v.C., Elea
“Alles wat is, is en kan nooit niet zijn.”
o Tautologie = uitspraak die altijd waar is en onmogelijk te ontkennen is.
o Wet rationeel weerleggen lukt niet omdat ze zelf de basis vorm van de rationaliteit.
Wording is uitgesloten.
o Als alles is dan is er geen wording, dus ook geen verandering
o Waarneming betreft verandering, dus is onze waarneming misleidend.
, o Verandering is een vernietiging en creatie.
o Tijd en ruimte zijn niet deelbaar euthanasie: op ene moment valt alles ineens samen.
- Herakleitos: 535-475 V.C., Efeze)
o Verandering is reëel: alles is voortdurend in beweging
o Geeft Parmenides gelijk dat de wereld 1 is, maar enkel op een hoger niveau.
o Ultieme eenheid = kosmos (= de door logos gestructureerde chaos).
Wet van Leibniz
o 2 objecten x en y zijn identiek indien alle eigenschappen van x eigenschappen zijn van y en
alle eigenschappen van y eigenschappen zijn van x
o Rivier: constant in beweging, maar toch een eenheid.
o Tweeling: kunnen pas identiek zijn als we ruimtelijke plaats niet beschouwen als een
eigenschap van iemand, want ze kunnen nooit tegelijkertijd op exact dezelfde plaats staan.
Toepassing:
Argumentatie: het is het 1 of het ander. Zoek en vermijd contradicties.
Onderzoeken: wet van niet-contradictie dwingt tot vermijden van contradicties. Opletten
voor verdoken contradicties.
Criminologen: wat eenheid vertoont op hoger vlak kan op lagere niveaus heel wat
diversiteit geven.
Tegenfeitelijke paradoxen
- Zeno van Elea: 490-430v.C., Elea
Paradox: situatie is contra-intuïtief
o Ruimte en tijd zijn deelbaar -> 40 paradoxen, dus ruimte en tijd zijn ondeelbaar wereld
is 1 en onveranderlijke.
o Paradox over tijd: Achilles en schildpad
o Paradox over ruimte: Atalanta
o Veelheidsparadox
Reductio ad absurdum
- Zeno van Elea: 490-430v.C., Elea
Logische structuur: bewijsschema
Als je iets wil bewijzen, moet je de ontkenning aannemen.
Het gaat om het bewijzen van p
Aangenomen ¬p
• ‘¬’ staat voor ‘het is niet zo dat’ of kortweg ‘niet’
Enerzijds ¬p⊃q
• ‘⊃’ staat voor ‘als ... dan ...’
Anderzijds ¬p⊃¬q.
Dusqen¬q
Daarom niet ¬p
Dus moet p
¬p⊃q, ¬p⊃¬q ⊢ p
reductio ad absurdum
• als een premisse leidt tot een absurde situatie, dan moet de premisse fout zijn (¬p⊃q, ¬q
⊢ p / modus tollens)
- Socrates: 470-399 v.C., Athene
o Leeraar Plato
o Wat is rechtvaardigheid?
o Terugbetalen schulden definitie is niet houdbaar.
, Toepassing:
Argumentatie: als je p gelooft, dan moet je ook in q geloven, dus geloof je nu nog in p?
Onderzoeken: permisse leidt tot absurde situatie, dan moet permisse fout zijn. Permisse
moet verworpen worden: kan volstaan om wat bij te sturen.
Criminologen: tegenstrijdigheid -> of denkfout of uitgangspunt verkeerd. Besluit niet
aanpassen door tegenstrijdigheid wegwerken.
Logische paradoxen
- Eubulides: 450 v.C., Milete
o Leugenaarsparadox: ‘ik ben een leugenaar’ -> ‘deze zin is onwaar’
o Probleem: zelfverwijzing met ontkenning, negatie.
o Sorites-paradox: beetje bij beetje verwijderen of toevoegen
o Hoopje zand, kale man (falakros-puzzel)
o Probleem: vaagheid
o Paradox van Russel: comprehensieprincipe
o Verzamelingen
o Extentionele definities: opsomming van alle elementen van de verzameling.
Intentionele definities: verzameling bepalen.
Toepassing
Argumentatie: taalparadoxen wijzen op ‘definitorische’ tekoren. 2 soorten definities.
Onderzoeken: paradoxen zetten aan om uitgangspuntn grondig te bekijken. Ga na of
uitgangspunten geen paradoxen bevatten.
Cirminologen: mensen doen paradoxale dingen (zeggen het 1 en doen het ander), taal is
zeer verwarrend.
Antilogie
- Protagoras: 481-411 v.C., Samos
o Mensen leren argumenteren.
o Over alles bestaan er meningen en tegensgestelde meningen.
o Voor elke mening is een argument.
o Kunst om zwak rgument sterk te maken.
o “de mens is de maat van alle dingen” = iedereen maakt eigen werkelijkheid/waarheid.
o Demagogie = de massa naar en conclusie leiden door middel van halve waarheden,
sofismen en beedenkelijke retoriek.
o Politici: ad hoc argumentatie
o Soms demagogie
o Invloed van journalisten
o Fact-check nodig
o Aanpak Protagoras werkt om te analyseren en om zelf te argumenteren.
Dilemma & Maieutiek
- Socrates: 470-399 v.C., Athene)
o Leraar van Plato.
o Er is een waarheid die we met zen allen kunnen bekomen.
o Alles wat we weten over hem is via verhalen, geschreven door Plato.
o Euthyphro (delimma): moeten kiezen tussen 2 dingen dat je niet wil.
o Socratisch gesprek: