DIDACTIEK
HOOFDSTUK 1: HOE LESGEVEN IN EEN WERELD VOL COMPETENTIES?
Belangrijkste taak leerkracht: uitdagende leeromgeving creëren leerlingen motiveren en
betrokkenheid hoog houden (leerlingen die niet gemotiveerd zijn beginnen te babbelen,
zijn niet geconcentreerd, storen anderen, …)
Hoe? 2 aspecten
1° Leeromgeving waarin de leerlingen uitgedaagd worden om iets bij te leren
2° Leeromgeving waarin de voorwaarden tot leren zo optimaal mogelijk worden
georganiseerd
Didactisch model : schematische weergave van
relaties tussen een aantal fundamentele
componenten van het didactisch proces (= les)
Twee bakens : vertrekpunt voor de uitdagende
leeromgeving
1° Beginsituatie: leerlingen zelf
2° Doelen: wat wil ik dat de leerlingen kennen en
kunnen aan het einde van de les?
Sleutelelementen : ook kennis over nodig (‘puzzelstukken’)
1° Media
2° (Didactische) werkvormen
3° Evaluatie en differentiatie
4° Leerinhoud
5° Rol van de leraar
Didactische handvaten : zorgen voor een houvast tijdens het lesgeven, dingen waar je
op moet letten, hulpmiddelen om tot een uitdagende leeromgeving te komen (vb. sfeer
en klasklimaat, actief en constructief leren, leerlingeninitiatief, …)
1. HET OPZETTEN VAN EEN UITDAGENDE LEEROMGEVING
Cruciale vraag: Hoe breng ik kinderen tot leren?
Hoe moet ik het leerproces van leerlingen begeleiden?
Hoe kan ik een uitdagende leeromgeving ontwerpen, realiseren en evalueren?
Nood aan
De juiste leerprocessen uitlokken en op gang brengen om doelmatig de beoogde
leerresultaten te bekereiken
Kennis hebben over denk- en leerprocessen
Kennis hebben over hoe je door instructie die processen kan beïnvloeden
Twee onderwijsvisies die het huidige onderwijslandschap sterk kleuren:
1
, 1° Het (sociaal-)constructivisme
Leerlingen spelen een actieve rol bij het verwerken van de informatie --> hoe meer ze
betrokken worden, hoe hoger de motivatie
Leerlingen zijn actief, mee verantwoordelijk voor de manier waarop kennis verwerkt
wordt (sluit aan bij begrippen die de leerlingen al kennen) en bepalen mee welke doelen
nagestreefd worden.
2° Het Ervaringsgericht Onderwijs (E.G.O.)
Men richt zich hoofdzakelijk op het dynamisch proces dat zich afspeelt tussen kinderen
onderlingen en tussen kinderen en leraar.
Vooral welbevinden (hoe voelt iemand zich?) en betrokkenheid (hoe doet iemand iets)
worden bekeken in deze context.
Als kinderen zich niet goed voelen, zullen ze ook niet goed kunnen leren.
Betrokkenheid verhogen door een goed voorbereide omgeving (rijk milieu), ruimte voor
initiatieven van kinderen (vrij initiatief) en door aandachtig te zijn voor kinderen en
inlevend in gesprek met hen te gaan (ervaringsgerichte dialoog)
2. DE DIDACTISCHE HANDVATTEN
2.2 DE DIDACTISCHE HANDVATTEN OP EEN RIJTJE
1° Actief en constructief leren
2° Integratie
3° Concreet-aanschouwelijk werken
4° Individualiseren
5° Leerlinginitiatief
6° Doelgericht leren
7° Interactief leren
8° Werkelijkheidsnabij onderwijs
9° Sfeer en klasklimaat
Deze doelen hebben geen specifieke
volgorde van belangrijkheid.
2.2.1 ACTIEF EN CONSTRUCTIEF LEREN
Leerlingen mogen geen passieve rol krijgen in het leerproces, maar moeten actief
deelnemen. (Handelen, bewegen, … = uiterlijke activiteiten; denken, willen, voelen,… =
innerlijke activiteiten)
Zo veel mogelijk zintuigen activeren hoe meer zintuigen geactiveerd, hoe groter de
kans dat ze iets onthouden.
Wat je zelf doet onthoud je beter verhoogde motivatie
Vertrekken vanuit uitdagende instap, probleemstelling,… (kinderen aanzetten om actief
zelf iets te doen met de leerinhoud)
2.2.2 INTEGRATIE
2
, Nieuwe kennis moet aansluiten op reeds aanwezige
voorkennis betekenis vol en niet als alleenstaand feit.
Hoe meer verbanden tussen reeds verworven kennis en
nieuwe leerinhouden, hoe makkelijker te onthouden.
Kennis integreren in een cognitief systeem (=structuur van
reeds aanwezige kennis) (beschik over een aantal
ankerbegrippen die als kapstok dienen om nieuwe elementen
een plaats te geven).
Veel kansen tot integratie aanbieden door herhaling, verbanden leggen, voorbeelden
gebruiken, verschillende contexten, …
2.2.3 CONCREET-AANSCHOUWELIJK WERKEN
= leerinhouden zo concreet mogelijk voorstellen zintuigen aanspreken
Aanschouwelijkheidsprincipe = door middel van waarnemen tot leren komen
Drie denkniveaus (van laag naar hoog): CSA-principe
1° Concreet-aanschouwelijk denkniveau = uiterlijke aanschouwing (vb leren splitsen
adhv blokjes)
2° Schematisch denkniveau = deels innerlijk, deels uiterlijk (vb schematische
voorstelling van splitsingen d.m.v. kwadraatbeelden)
3° Abstract denkniveau = innerlijke aanschouwing
Gevaar: leerlingen kunnen te lang bij op het concreet-aanschouwelijk niveau blijven.
stapsgewijs naar volgend denkniveau gaan (concreet materiaal verinnerlijken)
2.2.4 INDIVIDUALISEREN
Verschil tussen individualiseren en differentiëren!
Individualiseren
= zo veel mogelijk rekening houden met de eigenheid van elk kind
Leertempo
Soort geheugen
Intelligentie/begaafdheid
Voorkennis
Positieve en negatieve faalangst
Leer- en prestatiemotivatie
Leerstijl
Concentratie
Interesse
…
Individualisatie is een didactisch principe waarbij de leraar ernaar streeft om aan elke
leerling die vormingskansen te bieden waardoor het
kind zich maximaal kan ontwikkelen.
Differentiëren
3