BASISASPECTEN DIERZIEKTEN
1. ALGEMENE INDRUK
Dieren kunnen niet praten, maar vertellen je wel heel veel. Eén van de belangrijkste talenten van een
dierenverzorger is de interpretatie van de algemene indruk. De algemene indruk is de visuele en auditieve
beoordeling van een ‘patiënt’ op afstand. Hiervoor heb je kennis nodig over de diersoort, gezond verstand en je
moet ook durven afgaan op je intuïtie.
1.1 BEWUSTZIJNSNIVEAU
Een gezond dier is een alert dier, het dier moet dus belangstelling hebben voor de omgeving. Wilde dieren die
benaderd worden door mensen moeten ofwel vechten of vluchten (fight/flight).
1.1.1 VERSCHILLENDE BEWUSTZIJNSNIVEAUS
1. Lethargie (fysisch niet in staat om te reageren door een aandoening)
2. Stopor (slaperigheid)
3. Stupor (alleen wakker te krijgen met sterke prikkels zoals bijvoorbeeld nijpen in de tenen of stem
verheffen)
4. Coma (niet wakker te krijgen)
1.2 GEDRAG
1.2.1 FYSIOLOGISCH GEDRAG
Fysiologisch gedrag is normaal gedrag naargelang de situatie en naargelang het dier. Fysiologisch gedrag kan dus
speels, rustig en alert zijn, maar ook bang, agressief, zich verweren, seksueel gedrag … Ook abnormaal gedrag
kan fysiologisch gedrag zijn door bijvoorbeeld een slechte band tussen mens en dier of een verkeerde training.
1.2.2 PATHOLOGISCH GEDRAG
Pathologisch gedrag is abnormaal gedrag gerelateerd aan ziekte, pijn of mentale dysfunctie.
• Agressie
• Anorexie (gedaalde eetlust)
• Hyperactiviteit
• Hyperesthesie (hypersensitief)
• Dementie
• Angstaanvallen
• Incontinentie
• Desoriëntatie
• Apathie (gebrek aan emotie, motivatie, interesse en enthousiasme)
• Zelf mutilatie (zelf pijnigen
o Overmatig wassen
o Overmatig krabben
o Overmatig bijten
o Hoofdstoten
• Compulsief gedrag (dwanggedrag of dwangneurose)
o Rituele handelingen als reactie op dwangmatige gedachte
o Komt vaak voort vanuit angst of conflictsituaties
• Stereotiep gedrag (repetitief uniforme handelingen, zonder functie en zonder doel)
1
,1.3 HOUDING
Afhankelijk van de diersoort zijn de houdingen die aangeven dat er iets mis is anders. Algemeen is het niet meer
kunnen staan en enkele kunnen liggen (decubitus), ernstig. Liggen de dieren in zijligging is het ernstig, liggen
dieren in buikligging is het minder ernstig. Vaak is er ook een bolle rug te zien bij pijn. Ook moet je letten op
dieren die hun evenwicht verleggen, door pijnlijke ledematen te ontlasten. Paarden gaan stram staan met hun
hoofd naar beneden. Bij vogels is dik zitten dan weer een aanwijzing dat er iets mis is. Een scheve kop (torticollis)
bij konijnen wijst ook op een aandoening. Een gestrekte hals bij koeien wijst ook op een aandoening. Een
kromme rug noemen we kyfose, en een ingezakte rug noemen we lordose.
1.4 FACIALE EXPRESSIE
Faciale expressie is de gezichtsuitdrukking van het dier, deze is ook verschillende naargelang het dier. Paarden
die pijn hebben gaan bijvoorbeeld hele grote ogen op zetten. Maar knaagdieren zoals konijnen en muizen gaan
dan weer kleine ogen opzetten bij pijn.
1.5 GANG
Ook aan de gang van dieren kunnen we veel afleiden. Dieren kunnen subtiel gaan manken, wat wil zeggen dat
er iets mis is met het dier. Vaak wordt subtiel manken niet opgemerkt door de baasjes, en blijft het dier met het
probleem lopen. Dieren kunnen ook last hebben van incoördinatie (ataxie), hierbij lijkt het dier te veel
gedronken te hebben. Sommige dieren gaan ook door de poten zakken, of een abnormale manier van lopen
aannemen. Ook stram bewegen of evenwichtsstoornissen, zoals cirkelgang zijn een aanwijzing van een
abnormale gang.
1.6 LICHAAMSBOUW
1.6.1 ABNORMALE STAND POTEN /BENEN
Net zoals mensen kunnen dieren ook last hebben van een abnormale stand van de poten of benen, zoals O-
benen (varus) en X-benen (valgus). Het enige verschil is dat dit bij dieren plaatsvindt in de poten, en dit bij
mensen ter hoogte van de knieën is.
2
, 1.6.2 ABNORMALE VERHOUDINGEN
Ook zijn er dieren met abnormale verhoudingen, zoals
bijvoorbeeld mopshonden. Zij hebben in verhouding een veel
te korte snuit, wat voor problemen zorgt bij ras.
1.6.3 ABNORMALE BUIKOMVANG
Een abnormale buikomvang kan ook voorkomen bij dieren.
Dieren met malnutritie, hebben een tekort aan
voedingsstoffen. Dieren met de ziekte van Cushing, hebben een
zeer opgezwollen buik, het lijkt alsof ze zwanger zijn. Dieren
kunnen ook een opgezette buik krijgen door wormen.
1.6.4 VERLIES VAN SPIEREN
Bij dieren met spierverlies (spieratrofie), zijn de beenderen heel goed zichtbaar. Je kan makkelijk ribben,
ruggengraat en bekken op de huid zien liggen. Spieratrofie kan over het gehele lichaam voorkomen of zeer
lokaal.
1.6.5 RARITEITEN
Overigens zijn er nog dieren met rare aandoeningen, zoals dieren met 2 hoofden, met te veel ledematen …
1.7 VOEDINGSTOESTAND
Dieren kunnen verschillende voedingstoestanden hebben, dit is dus niet hetzelfde als de lichaamsbouw van
dieren.
o Zeer mager (cachexie)
o Mager
o Goede conditie
o Overgewicht
o Obesitas
o Sterke vetzucht (adipositas)
1.8 VACHT/HUID
Dieren kunnen ook last hebben van abnormale vachtgroei of abnormale vachtkleur of huidskleur. Dieren kunnen
bijvoorbeeld een koperbril krijgen door een tekort aan koper, dit is een witte verkleuring rond het oog. Dit kan
ook optreden bij een zinktekort. Ook dieren met de ziekte van Cushing hebben vaak problemen met hun vacht.
Ook kunnen dieren last hebben van haaruitval of kaalheid (alopecie), dit kan door parasieten, hormonen of
zelfpijniging. Sommige dieren hebben ook last van een doffe vacht of een probleem met de pigmentatie van de
huid (hyperpigmentatie of depigmentatie. Verder kan er nog een abnormale huidgeur optreden, roodheid of
uitslag, wonden of schilfers.
1.9 ABNORMALE GELUIDEN
Ook dieren kunnen hun stem verliezen, zo kan het zijn dat katten niet meer
kunnen miauwen of dat een vogel niet meer kan fluiten. Ook geluiden tijdens
het ademen zijn niet normaal, zoals rochelen, piepen, ggg-geluid, opvallend
horen ademen of snurken. Ook kunnen dieren hoesten of niezen. Verder zijn
er ook nog hoorbare darmgeluiden, overdreven flatulentie of knapgeluiden
tijdens het wandelen door gewrichtsaandoeningen.
3