Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Macht, meningen en na-apers, ISBN: 9789463370325 Sociale Psychologie Deel 1 €8,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Macht, meningen en na-apers, ISBN: 9789463370325 Sociale Psychologie Deel 1

1 vérifier
 78 vues  4 fois vendu

samenvatting sociale psychologie

Aperçu 4 sur 106  pages

  • Oui
  • 25 décembre 2021
  • 106
  • 2020/2021
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (17)

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: cara20 • 11 mois de cela

avatar-seller
mariekeherberghs
Inleiding Sociale psychologie
 Houdt zich bezig met sociale invloeden op individueel gedrag en gedrag van individuen met,
voor, over of tegen elkaar. Het beschrijft niet alleen gedrag, maar gaat het ook verklaren +
oorzaken en gevolgen ervan die van sociale en niet-sociale aard kunnen zijn.
1. Coverte gedragingen = gedrag die de handelende persoon zelf kan waarnemen, maar andere
mensen niet (denkprocessen, gevoelens, afkeren, voorkeuren...)
2. Overte gedragingen = gedrag die niet alleen de handelende persoon zelf maar ook andere
kunnen waarnemen. Iets wat je kan zien.

 = wetenschappelijke studie (voorspellen, verklaren toepassen) + Onderzoek bij mens en dier.
 Empirische cirkel/cyclus: 1 studie levert weinig kennis.

 Fundamentele sociale psychologie = theoriegericht, onderzoekers in dit deelgebied zoeken naar
algemene principes van sociaal gedrag of van sociale invloeden op gedrag.
 Toegepaste sociale psychologie = praktijkgericht, onderzoekers in dit deelgebied gebruiken de
inzichten uit de fundamentele sociale psychologie om problemen te begrijpen & oplossen
 KURT LEWIN paste beide vormen samen toe.

Uitgangspunten van de sociale psychologie
1. sociaal gedrag wordt sterk beïnvloedt door de situatie waarin iemand zich bevindt. = situationele
gedragsdeterminanten.
2. experimenteel onderzoek geschikt om causale relaties tussen vermeende oorzaken en
gevolgen te toetsen. Sommigen verkiezen de natuurlijke omgeving te observeren
(ecologische validiteit), maar anderen voeren experimenten uit in laboratoria. Mensen
doen alsof ze de resultaten van een experiment al wisten = ‘i knew it all along’-verschijnsel =
hindsight bias. Ze zijn geneigd om iets wat ze zelf bedacht hebben/ eigen ervaringen een hoger
waarheidsgehalte toe te kennen dan wat van buiten komt.
3. idee dat één enkel onderzoek vrij weinig kennis levert over het gedrag. Men moet altijd
kritisch zijn met de gevonden resultaten en proberen weerleggen. Empirische cirkel
Soms gebeurt er onderzoeksfraude -> onderzoekers veranderen gegevens, vullen ze aan zodat ze
beter bij hypothese passen, soms alle onderzoeksgegevens verzonnen, deelnemers in extreme
situaties brengen (geen fraude, maar etisch betwistbaar)

HOOFDSTUK 1: Methodes van sociaalpsychologisch onderzoek
Methodes dataverzameling:
1. Observatieonderzoek
Voorbeeld: kijken waar meer geld gedonneerd wordt
Voordeel: ecologische validiteit is gegarandeerd. (= de mate waarin het onderzoek conclusies
toelaat over het natuurlijk voorkomende gedrag van mensen in situaties die ze in het echte leven ook
tegenkomen.
Nadeel 1: de gedragingen waarin een onderzoeker geïnteresseerd is, zijn soms zeldzaam. -> lang
moet observeren om gegevens te krijgen. Bv. wie auto redden die van een brug in water rijdt?
Nadeel 2: het is moeilijk om (causale) conclusies te trekken over de oorzaken van het waargenomen
gedrag/ precieze omstandigheden die ermee samenhangen. -> elk concreet gedrag verschilt op zeer
veel dimensies van een ander gedrag. Een onderzoeker zou dus veel observaties in allerlei
omstandigheden moeten hebben om een conclusie te kunnen trekken. Bv. een vrouw gaat iemand in
nood helpen en een jongen niet. Hoezo? Geslacht? Tijd? Het aantal aanwezigen? Of ze die persoon
kennen? Het weer?

,2. Zelfbeschrijvingen
Voordeel 1: Coverte processen, gedragingen die covert zijn (alleen de handelende persoon merkt
iets) -> beroep doen op wat de hadelende personen er zelf over zeggen of schrijven. Je kan ze vragen
wat ze doen of waarom ze iets doen -> eenvoudige manier om iets te weten over hun coverte
gedragingen. Ook is dit handig voor zeldzame overte gedragingen of zeldzame omstandigheden. Zo
kan de onderzoeker extra info krijgen over het gedrag. -> kans om iets te weten te komen bij een
ongeval is groter om het aan mensen te vragen of ze getuige waren ipv te wachten op een ongeval.
Voordeel 2: het is eenvoudig en weinig arbeidsintensief

Een zelfbeschrijving over een gedrag of onderliggend proces is valide/geldig bij 3 voorwaarden:
1. De ondervraagde moet het gedrag of de reden waarom hij of zij het vertoont kunnen
beschrijven en weten wat hij doet/ heeft gedaan
Fout: - als de ondervraagde zich het gedrag, de context van het gedrag of de factoren die van
invloed waren op het gedrag niet goed kan herinneren.
als de vragen gedragingen betreffen waarvan de ondervraagde zich niet eens bewust is of
was. Bv. heb ik de deur wel op slot gegaan? -> aandacht en geheugen (retrospect. Vr)+
waarom? -> bv. mentalist die driehoeken maakt gaat onbewust driehoeken in je geheugen
prenten en zo ga je dat ook doen.
2. Hij of zij moet de gelegenheid krijgen om dat gedrag te beschrijven
Fout: - als de vraagstelling de ondervraagde onvoldoende ruimte geeft om het eigen gedrag of
factoren die daar een rol in hebben gespeeld, te beschrijven.
Voorbeeld: iemand krijgt 4 opties in een vragenlijst. De persoon zou zich het gedrag niet
goed kunnen herinneren of dat hij meent een reden te hebben gehad en die aankruist,
terwijl het niet een invloed zou hebben gehad, of dat hij een reden had die niet bij de opties
staat.
Dit zou beperkt worden als mensen die vragen overslaan, of de optie krijgen ‘anders...’
maar: sociale normen zorgen ervoor dat mensen altijd iets proberen in te vullen, dus ze
gokken liever of duiden zomaar iets aan. ‘ik weet het niet’ zou onbekwaam over komen. Het
kost ook meer moeite om ‘anders... in te vullen, dus kiezen ze maar een optie.
3. Hij of zij moet dat gedrag willen beschrijven
Fout: - gedragingen staan onder invloed van de gevolgen die dat of gelijkaardig gedrag in het
verleden heeft gehad. Gedragen met aangename gevolgen nemen toe. Negatief neemt af
Als mensen ervaren dat andere gunstig of ongunstig reageren op bepaalde
zelfbeschrijvingen, zullen ze nadien dus ook minder of meer geneigd zijn om zich weer zo te
beschrijven. Bv. sociale wenslijkheid -> geen verkeersagressie bv

Zelfbeschrijvingen lokken vooral negatieve of positieve reacties uit als het over gedragingen gaat
waar uitgesproken sociale normen over bestaan. Sociaal wenselijk uitlaten = goedkeuring,
waardering. Onwenselijk = afkeuring.
Bv. ik heb niets gegeven aan een goed doel, want het boeit me niet’ = afkeuring
Ik heb niets gegeven, want ik heb onlangs een ander goed doel gesteund = goedkeuring

Nadeel: Ook kan je zeggen dat je iets doet, terwijl het niet zo is -> verbale
gedragingen/zelfbeschrijving = makkelijkst aan te passen -> zelfbeschrijving is onderhevig aan
sociale wenselijkheid -> gedrag wat mensen beweren wijkt soms sterk af van hoe ze zich
daadwerkelijk gedragen.

Pseudodeelnemer = iemand die zich tegenover echte deelnemers als een mede-deelnemer
voordoet, maar die in werkelijkheid een door de proefleider bedachte rol speelt.

Discrepantie = iets wat niet overeenstemt, afwijkt. Wat mensen zeggen komt niet overeen met
werkelijkheid. Dit wordt vaak vastgesteld in contexten waarover sterke sociale normen bestaan.

,De mensen zouden niet snel toegeven dat ze bv. geld zouden houden, ookal mogen ze eerlijk zijn ->
ze zijn bekommerd om wat mensen van hun denken + over het beeld dat ze van zichzelf maken.
Soms hebben mensen ook een verkeerd van hunzelf. Bijvoorbeeld. Ze denken dat ze in een situatie
meer geld zouden geven terwijl het in het echt veel minder is.
• Ecologische valditeit niet gegarandeert.

Onderzoek: Feldman-Hall et al. (2012)
In de eerste fase moesten deelnemers een vragenlijst invullen over het al dan niet verminderen van
shocks voor een andere (peuso)deelnemer in ruil voor geld.
In de tweede fase moesten de dns werkelijk kiezen om geld in te zetten, de pd kreeg ‘shocks’.
Resultaat: de deelnemers vermeldden op de vraaglijsten dat ze geen geld zouden bijhouden om
ervoor te zorgen dat de deelnemer niet zou lijden. In werkelijkheid hebben ze allemaal minstens iets
gehouden, en sommigen zelf meer dan 12 van de 20 pond.
 Bewijst de discrepantie tussen geclaimd en feitelijk moreel gedrag

Het nut van zelfbeschrijvingen
1. Als bron van inspiratie
- Een onderzoeker kan vragen aan mensen waarom zij een bepaald gedrag vertonen voor een
opbouw van een theorie. Zo krijgt hij inspiratie voor mogelijke verklaringen en komt er ook zo
achter of de verklaringen steek houden.
2. is het gedrag dat een onderzoeker bestudeert
- Veel bestaat uit verbale communicatie -> heeft vaak belangrijke gevolgen bv. een compliment,
iets kwetsend... -> waardevol om te bestuderen wat mensen over zichzelf en andere beweren,
los van het feit of dit overeenkomt met andere gedragingen.
- Minder in geheugen graven/ vraagstelling beter toegespitst -> minder vertekening
- Mensen zijn eerlijker als er geen sociale norm is -> soms nuttig bij bepaalde thema’s.
- Soms volstaat ook een subtiele verandering van de manier waarop de vragen gesteld worden om
de normen meer of minder centraal te stellen in het denken van de deelnemer:
Onderzoek: Schwarz, Kahneman et al. (2009)
In de eerste fase moesten ouders een zelfbeschrijving invullen waarin hen gevraagd werd bij wie ze
het gelukkigst waren. Daar kwam duidelijk uit dat ouders het gelukkigst meenden te zijn als ze bij hun
kinderen waren. (= sociale wenselijkheid)
Event sampling = deelnemers krijgen bieper, waarna ze moeten aangeven hoe ze zich dan voelen.
(erg dure en praktisch onmogelijke manier)
Day reconstruction method = deelnemers moeten vorige dag beschrijven, en bij elke activiteit
vermelden hoe ze zich voelden en wat ze op dat moment deden.
Resultaat: deelnemers blijken het gelukkigst te zijn bij vrienden, dan familie, dan partner en slechts
dan de bij hun kinderen.
 Bewijst dat zelfbeschrijvingen onderhevig zijn aan een bepaalde sociale norm

Methodes om verbanden vast te stellen:
1. Correlationeel onderzoek
dient om verbanden tussen gegevens te bestuderen. 2 of meer variabelen te berekenen in hoeverre
ze positief of negatief samenhangen. Deze samenhang wordt uitgedrukt door een getal =
correlatiecoëfficiënt (kan variëren van -1 tot +1. Hoger dan 0 = positief. Lager dan 0 = negatief.
Ongeveer 0 = geen verband )
NADEEL: zegt niets over eventueel oorzakelijk verband en de richting daarvan. Alleen dat er een
samenhang is, maar niet hoe die tot stand gekomen is. Bv. A heeft invloed op B of andersom.

Onderzoek: Kogut (2011)
In de eerste fase moesten de deelnemers een tekst lezen over aids-patiënten en hun financiële

, problemen. Ze moesten op een schaal aanduiden hoe verantwoordelijk ze deze mensen achtten voor
hun situatie.
In de tweede fase moesten de deelnemers geld doneren aan de patiënten.
Resultaat: hoe meer ze de patiënt verantwoordelijk achtten, hoe minder geld deze kreeg. Dit is niet
perse causaal, dit zou kunnen liggen aan de persoonlijkheid van de dn, sociale norm.
Bewijst ambiguïteit van correlatie, correlatie is niet gelijk aan causaliteit

GROTE FOUT: correlatiecoëfficiënten causaal interpreteren -> niet persé een oorzaak
Bv. negatieve correlatie heeft 3 oorzaken:
1. door een negatieve invloed van de waargenomen verantwoordelijkheid op de
bereidbaarheid om te helpen
2. door een negatieve invloed van geld geven op de waargenomen verantwoordelijkheid,
waarbij weinig geven ertoe leidt dat mensen de personen in nood zelf verantwoordelijk
noemen voor hun problemen – misschien om hun weigerachtigheid te vergoelijken (=
goedpraten)
3. doordat de gemeten variabelen allebei afhangen van een 3 de factor die hen in tegengestelde
richting beïnvloedt. Bv. iemand met wantrouwen gaat minder snel geld geven
de correlatie zegt niets over welke mogelijkheid

2. Experimenten: (dit behoort ook tot dataverzameling)
= manier om gegevens te verzamelen waarvan de analyse (door middel van statistische technieken)
causale conclusies toelaat. Onderzoekers zijn geboeid door de vraag of variabelen samenhangen. ->
of de ene variabele een causale invloed uitoefent op de andere. Een correlatie berekenen tussen
beide variabelen kan nuttig zijn om te bepalen of het zinvol is een causaal verband te onderzoeken,
want als ze totaal niet samenhangen is het onwaarschijnlijk dat de ene variabele van invloed is op de
andere. Correlatie geeft echter geen uitsluitsel over de vraag of de ene variabele daadwerkelijk van
invloed is op de andere + Gegevenens steunen niet op zelfbeschrijving

Op grond van correlatie causale conclusies trekken:
Niet een enkele correlatie berekenen, maar de betrokken variabelen op verschillende tijdstippen te
meten en het netwerk van correlaties tussen op verschillende tijdstippen gemeten variabelen te
analyseren.
Voorbeeld: hoevaak spelen van computerspelletjes en agressief gedrag op tijdstip 1 zijn positief
gecorreleerd -> je kan niet zeggen dat het ene dan verband heeft met het ander. Als een meting van
hoevaak spelen van computerspelletjes op tijdstip 1 en agressief gedrag op tijdstip 2 sterker positief
gecorreleerd zijn dan een meting van de frequentie waarmee iemand agressieve computerspelletjes
speelt op tijdstip 2 en agressief gedrag op tijstip 2 -> nu kan je wel zeggen dat dit zorgt voor agressief
gedrag

Basisredenering en -terminologie bij experimenteel onderzoek
Causale relatie : als een variabele A van invloed is op variabele B, dan moeten variaties die een
onderzoeker creëert in A ook variaties veroorzaken in B. als een onderzoeker dus alleen 1 varieert en
alle mogelijke invloeden op B constant houdt, dan kan hij uit variaties in B afleiden of A van invloed is
op B. -> Onafhankelijke variabale: de variabale waarvan de onderzoeker de invloed nagaat
Afhankelijke variabele: de variabele waarop hij de invloed nagaat
Manipuleren: variaties aanbrengen in A. Condities: de specifieke variaties

Elk experiment heeft dus 2 condities (of meer). Als B tussen de 2 condities voldoende verschilt om
aan te nemen dat dit verschil geen toeval is of een meetfout, zeggen we dat er een significant effect
is van A op B en concluderen we dat A een effect heeft B.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mariekeherberghs. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80796 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€8,49  4x  vendu
  • (1)
  Ajouter