Samenvatting psychodynamische therapieën
HOOFDSTUK 1: Introductie: Evidence base van PDT
1. Kader van dit opleidingsonderdeel
- Belang van psychodynamische therapieën
➔ Carroll, L. (1865). Alice in Wonderland. Er zijn verschillende soorten vogels. Ze zijn
allemaal nat en doen een wedstrijdje: ze moeten allemaal rond de vijver lopen en om
ter eerst droog zijn. Ze vroegen zich af hoe ze nu kunnen zien wie er gewonnen heeft.
De dodo moest de knoop doorhakken. De vogel wist niet hoe hij moest meten wie er
gewonnen heeft. Dus zijn conclusie: iedereen heeft gewonnen en iedereen moet
prijzen krijgen.
➔ Dodo bird verdict: ‘everybody has won, and all must have prizes’. We meten de
werkzaamheid van de verschillende therapievormen in de klinische psychologie. Het
dodo bird verdict zegt (en dat is nog bevestigd door 3 auteurs) dat alle vormen van
psychotherapie even effectief zijn. Dat is omdat men gevonden heeft dat
non-specifieke therapievormen (= factoren die niet kenmerkend zijn voor een
bepaalde therapie, maar terugkomen in alle therapievormen, bv. empathie) veel
belangrijker zijn dan de therapie specifieke factoren in het bepalen van therapie
uitkomsten (bv. een gedragstherapeut die zegt ‘het is omdat ik huiswerk mee geef, dat
mijn therapie goed is’ of ‘het is omdat ik aan vrije associatie doe dat mijn therapie
goed is’. Dat klopt niet! Het zijn juist vooral die factoren die de verschillende
therapieën gemeenschappelijk hebben, die de therapie uitkomsten bepalen).
➔ Men is verder gaan kijken naar als alle psychotherapieën ongeveer even effectief zijn,
wat zijn dan de werkzame factoren, wat werkt er dan precies goed?
- Taartdiagram: wat bepaalt de therapie uitkomsten?
➔ Paars: therapie-specifieke factoren (bv. gedragstherapeut die huiswerk geeft, vrije
associatie,...). Dit zijn dingen die specifiek zijn aan een bepaalde therapievorm, dit
gaat vooral over verschillen in uitvoering. Verklaart maar 15% van de verklaarde
variantie in therapie uitkomsten. Dit is niet veel. De discussie van ‘mijn therapie is
beter’ is dus kinderachtig want de therapie specifieke factoren bepalen niet zoveel van
de uitkomst.
➔ Groen: expectancy and placebo effects: 15% van de variantie in therapie uitkomsten
wordt hierdoor verklaard. Patiënten hebben voordat ze naar de therapeut gaan
bepaalde verwachtingen (bv. ik ga geholpen worden, ik ga mijn hart eens kunnen
luchten,...). Gewoon dat je weet dat je binnenkort een afspraak hebt bij een therapeut
KAN al een positief effect hebben. Wat we in deze taartdiagram zien, zijn wel
groepscijfers dus het zal niet bij iedereen zo zijn, maar we moeten onthouden dat het
wel zo KAN zijn.
1
,➔ Rood: therapeutische relatie: 30% van de variantie in therapie uitkomsten wordt
hierdoor verklaard. Dit is dus dubbel zo belangrijk dan de therapie specifieke
factoren. De therapeutische relatie is belangrijk in elke therapievorm, maar elke
therapievorm vult die relatie iets anders in, maar er zijn ook gemeenschappelijke
zaken (bv. onvoorwaardelijk respect). Dit is dus een therapie aspecifieke factor: in
elke therapievorm zien we dat men streeft naar een goede therapeutische relatie.
➔ Blauw: cliënt variables and extra-therapeutical events: verklaart 40% van de variantie
in therapie uitkomsten. Op 40% van de therapie-uitkomst hebben we als psycholoog
met andere woorden geen invloed. We kunnen bijvoorbeeld de pretherapeutische
persoonlijkheid, overlijdens in de familie,… niet controleren. Wat we wel kunnen
doen, is de persoon helpen om te gaan met het life event waar wij zelf geen controle
over hebben.
➔ Dit impliceert tevens dat psychodynamische therapie, zoals andere
psychotherapeutische stromingen, voor verschillende vormen van psychopathologie
een effectieve, en dus te overwegen, optie kan zijn.
2
,2. Evidence base van psychodynamische therapieën
- Ben je het eens met volgende stelling? Beargumenteer:
‘Een evidence based behandeling is een behandeling die de toets van wetenschappelijk
onderzoek succesvol doorstaan heeft’
➔ Ja: Evidence based wil zeggen dat er onderzoek gedaan is naar een bepaalde therapie
en op die manier is er aangetoond dat die effectief is.
➔ Nee. Eén onderzoek levert geen bewijs, maar eerder ondersteuning voor de
effectiviteit van een bepaalde therapievorm.
- Definitie van evidence based
➔ APA 2005 Presidential Task Force on Evidence-Based Practice: ‘Evidence-based
practice in Psychology (EBPP) is the integration of the best available research with
clinical expertise in the context of patient characteristics, culture and preferences’
➔ Evidence based wordt vaak gelijkgesteld aan wetenschappelijk onderzoek. Maar er
zijn volgens APA ook nog 2 andere componenten:
➢ Wat we weten vanuit de praktijk (soms is wat we vinden in onderzoek niet
hetzelfde als wat we zien in de praktijk) => de klinische expertise.
➢ Patiënt kenmerken en voorkeuren: het is niet omdat een bepaalde therapie
wetenschappelijk gezien werkt, dat dat voor iedereen goed is op het moment
dat die een bepaalde ziekte heeft. Als de patiënt echt tegen psychodynamische
therapie is en die dus ook echt niet mee werkt, heeft het ook geen nut om PDT
toe te passen ook al is er empirisch aangetoond dat die therapievorm wel KAN
werken.
➔ Het ‘evidence based’ moeten we vinden op de overlap van die 3. De term ‘evidence
based’ is dus meer dan ‘empirisch ondersteund’, maar dat wordt te vaak gelijkgesteld!
Het is niet alleen wat we in onderzoek vinden, dat evidence based is! Dingen die
wetenschappelijk bewezen zijn, zijn maar 1 tak van de 3 die onder ‘evidence based’
vallen.
➔ Dus wat is evidence based nu? Er zijn 3 componenten: het is in onderzoek voldoende
getest, mensen in het werkveld bevestigen dat de therapie werkt (en waarom) en het
patiëntperspectief.
3
,- Opmerking: lack of evidence is niet hetzelfde als evidence of lack:
➔ Het is niet omdat een bepaalde behandeling nog niet veel onderzocht is, dat het een
slechte behandeling is. Dit is gewoon teken dat we die behandeling eens onder de loep
moeten nemen! Het is niet omdat er nog niet veel bevestiging is voor een bepaalde
behandeling (omdat er nog niet veel onderzoek naar gedaan is), dat er geen
bevestiging voor gevonden kan worden als men er meer onderzoek naar zou doen!
- Empirically supported?
➔ Schema niet vanbuiten kennen!
➔ Reductionisme: vaak wordt ‘evidence based’ gereduceerd tot empirical support. Maar
evidence based is meer dan dat alleen!
➔ In empirisch onderzoek kijkt men vaak naar 3 dingen:
➢ Effectiveness van een therapie: behaalt een behandeling de gewenste
resultaten? In onderzoek kijken we vaak naar de effectiviteit van een
behandeling. Hiernaar is het meeste onderzoek.
➢ Appropriateness (= toepasselijkheid) van een therapie: vindt een patiënt dat
de behandeling geholpen heeft? Wat heeft de patiënt eruit gehaald? Wat vindt
die de voor- en nadelen van een bepaald behandeling? Dit heeft een link met
de patiënt kenmerken.
➢ Feasibility (= haalbaarheid, implementeerbaarheid) van een therapie:
onderzoeken gebeuren meestal in een labo en niet in de praktijk. Dus als je een
vertaling moet maken van een labo situatie, naar de praktijk, is de behandeling
dan haalbaar/implementeerbaar voor therapeuten? Dit heeft dus een link met
de klinische praktijk.
4
,- Psychodynamische therapie: wat is het?
➔ Er zijn verschillende psychodynamische therapieën! Op dit moment kunnen we ze
indelen in 3 grote groepen.
1) Groep 1: psychoanalyse.
➢ Vindt zijn oorsprong bij Freud.
➢ Nog steeds niet achterhaald: er zijn nog steeds mensen die 3-5x per
week bij de psycho-analyticus op de sofa gaan liggen.
2) Groep 2: langdurende psychodynamische psychotherapie.
➢ Minstens 35-40 sessies, 1-3x per week.
3) Groep 3: kortdurende psychodynamische psychotherapie
➢ 5,10,15 sessies, 1-2x per week. Wijkt al sterk af van de
psychoanalytische kuur.
➔ Alle psychodynamische therapieën zijn gestoeld op dezelfde basisprincipes, maar in
de uitvoering (bv. hoeveel sessies per week) zijn ze iets anders. Het zijn allemaal
therapievormen die gradueel verschillen van elkaar in kader en doelen (bv. bij de
analytische kuur wil men tot diepgaande persoonlijkheidsveranderingen komen,
daarom zijn er ook veel sessies. De uitvoering staat in functie van het doel, bij
kortdurende psychodynamische psychotherapie wil men vooral symptoomverbetering
(bv. beter doen voelen in het vel, betere relaties,...) en omdat daar het doel anders is,
gaat men ook anders te werk. Je ziet dat er bv hier minder sessies per week nodig
zijn).
➔ Dus: er is een brede waaier aan psychodynamische therapieën die uit elkaar vallen in
3 groepen. Die verschillen gradueel van elkaar wat betreft:
➢ Kader en doelen.
➢ Interventies en technieken.
➔ We zien dus dat verschillende vormen van psychodynamische therapieën een ander
doel hebben en daarom worden ze ook allemaal een beetje anders vorm gegeven
(want wat men doet, hoe iets wordt vorm gegeven staat altijd in functie van het doel)!
➔ Hieronder de tabel:
5
,- Effectiviteit van PDT bij volwassenen
➔ Luyten & Lowyck (2016): vooral gebaseerd op RCTs en meta-analyses.
➔ PDT is effectief bij depressie, angststoornissen, eetstoornissen, somatische en
functioneel somatische stoornissen, middelenmisbruik, en
persoonlijkheidsproblematiek.
➔ Bij PDT:
➢ Niet enkel symptomatische verbetering
➢ Maar ook relationele en persoonlijkheidsfunctioneren
➢ Even effectief als andere evidence based behandelvormen (zoals (C)BT,
systeemtherapie en clientcentered therapy)
➢ Geen verschil in methodologische kwaliteit van deze studies in vergelijking
met RCTs van andere behandelvormen
➢ Bovendien zouden effecten op langere termijn (2 of zelfs 5 jaar follow-up)
behouden blijven
➢ En bij langerdurende PDT zelfs verder verbeteren: ‘sleeper effect’
(meta-analyses Leichsenring et al., 2013; Shedler, 2010). Sleeper effect = de
verbeteringen zijn na langdurige PDT nog meer manifester aanwezig.
- Effectiviteit van PDT bij kinderen en adolescenten
➔ Luyten & Lowyck (2016): vooral gebaseerd op narratieve systematische reviews en
meta-analyses. Effectiviteit van:
➢ Op gehechtheid gebaseerde interventies. Veel behandelingsmodellen gaan hun
mosterd halen bij de gehechtheidstheorie.
➢ Klassieke speltherapie bij kinderen met sterk internaliserende problematiek.
Speltherapie komt ook voor bij mentalisation based treatment (MBT) voor
kinderen omdat dit spel beroep doet op het mentaliserend vermogen van het
kind waardoor het ontwikkeld kan worden.
➢ Stemmingsproblematiek
➢ Outreachende interventies voor at-risk ouders en kinderen (bv gezinnen met
een lage SES,...)
➢ MBT-A bij adolescenten met ernstige persoonlijkheidsproblematiek
➔ Midgley et al. (2021): effectief bij een breed bereik aan geestelijke
gezondheidsproblemen. In het bijzonder:
➢ Internaliserende stoornissen
➢ Ontwikkelende persoonlijkheidsstoornissen
➢ Vroege negatieve levenservaringen
6
,- ‘Succesvolle’ uitkomsten van PDT
➔ Symptomatische verbetering maar ook in verbetering met relationeel functioneren en
welbevinden van cliënt.
➔ Toegenomen capaciteit voor zelfanalyse, toegenomen vermogen om zichzelf te
begrijpen. Hoe men functioneert en tot een soort zelfinzicht te komen.
➔ Het vermogen om aan de slag te gaan om te experimenteren met nieuwe gedragswijze
en vooral in relaties met andere.
➔ Het opnieuw plezier vinden in het aangaan van nieuwe uitdagingen
➔ Een grotere tolerantie kunnen dragen en verdragen van negatief affect.
➔ Groter inzicht in hoe het verleden je voor een stukje mee bijgedragen heeft aan hoe je
op dit moment als persoon went en functioneert. Helpen om je verleden meer te
kunnen plaatsen in het licht van het groter geheel.
➔ Gebruik kunnen maken van een aantal zelf kalmerende en zelf ondersteunende
strategieën. Dus op momenten van arousal, stress strategieën te gebruiken om om
jezelf te gaan troosten, kalmeren, ondersteunen om weer binnen je window of
tolerance te komen. Je tolerantievenster, je groene zone waarbinnen je op je gemak
kan functioneren en bezig zijn met dingen om jezelf weer in de groene zone te
brengen (zie later).
- Mechanismen van verandering in PDT
➔ Je wil in onderzoek niet alleen aantonen dat een behandeling werkt, maar je wil ook
weten wat er nu juist voor zorgt dat die behandeling werkt.
➔ Dus wat is nu juist hetgene dat zorgt dat psychodynamische therapie werkt? Er zijn
een aantal kenmerken die PDT gemeenschappelijk heeft met andere therapieën (bv.
met de gedragstherapie) die een positieve invloed hebben op al die symptomen van
hierboven, maar uit onderzoek is ook gebleken dat PDT een aantal specifieke factoren
heeft die werken (hier gaat het over die 15% verklaarde variantie).
➔ Common factors/features: een aantal factoren en mechanisme van verandering die
hedendaagse PDB gemeenschappelijk hebben met andere evidence based
behandelingen:
➢ Geven van hoop en steun aan cliënt. Cliënt kunnen engageren in een
behandeling, het aanbieden van een consistent theoretisch kader waarin dat de
cliënt zijn of haar klachten kan kaderen of die helpen om een aantal van die
klachten/symptomen beter gaan te begrijpen.
➢ Zie de tabel hieronder voor meer common factors.
➔ Er zijn ook factoren en mechanismen van verandering die relatief verschillend zijn
tussen PDT enerzijds en andere psychotherapeutische benaderingen. Verschillend wil
niet zeggen dat in andere psychotherapeutische stromingen daar totaal geen aandacht
aan besteed wordt, het gaat wel over mechanisme van verandering waarop door
psychodynamische therapeuten in vergelijking met sommige andere collega
therapeuten van een andere stroming een relatief sterkere klemtoon gelegd wordt. Een
aantal van die mechanisme van verandering die voor een stukje typisch karakteristiek
zijn voor hedendaagse PDB gaat over:
7
,➢ Het relatief meer klemtoon leggen op het spreken over affecten, emoties,
gevoelens.
➢ Meer klemtoon op het samen identificeren van terugkerende patronen in
denken, handelen, gedragen, dingen ervaren en relaties met andere. Dat gaan
we terug zien keren in prototype 2 dynamic interpersonal therapy (DIT). Met
de cliënt zoeken naar terugkerende patronen in interpersoonlijk functioneren.
➢ Psychodynamisch therapeuten leggen relatief meer aandacht op het exploreren
van afweer/verdedigingsmechanisme de neiging van cliënten om bepaalde
onderwerpen uit de weg te gaan.
➢ Meer klemtoon op ontwikkelingsgeschiedenis van patiënten. Cliché is graven
in het verleden naar de oorzaak. Maar dat is het stereotype, dat is in de
hedendaagse PDT niet het geval. Als psychodynamische therapeut gaan we
wel proberen goed te verstaan op welke manier sommige aspecten uit het
verleden invloed hebben op het huidige functioneren. En de cliënt helpen
begrijpen hoe die geworden is tot de persoon die hij nu en manier hoe hij nu
functioneert. Dat helpt om te verstaan waar bepaalde patronen/dingen vandaan
komen. En mogelijks een opstap naar verandering.
➢ Klemtoon op interpersoonlijk functioneren, relaties.
➢ Klemtoon op exploreren van therapeutische relatie. Dus wat er in het hier en
nu tussen cliënt en therapeut aan het gebeuren is. We gaan zien, zeker bij het
basisprincipe relatie dat overdracht en tegenoverdracht in het bijzonder een
heel centrale plaats gaan krijgen in heel wat hedendaagse PDT. Meer dan in bv
cognitieve gedragstherapie.
➢ Klemtoon op het werken met wensen, dromen en fantasieën van de cliënt.
8
,HOOFDSTUK 2: De basics
1. Basisassumpties van PDT
➔ Hieronder zie je de zeven basisassumpties in het kort opgesomd. Deze worden in de
puntjes hieronder verder uitgewerkt.
1.1. Basisassumptie 1: Ontwikkelingsperspectief
- Psychodynamische theorieën zijn fundamenteel ontwikkelingspsychologisch en
ontwikkelingspsychopathologisch. PDT vertrekken dus altijd vanuit het
ontwikkelingsperspectief. Het houdt rekening met de ontwikkeling van de persoon via twee
deelaspecten:
1) Uitgesproken klemtoon op de formatieve rol van vroege levenservaringen op latere
psychische structuren en gedrag.
➔ Maw ervaringen die je in je jonge kinderjaren (-9 maand tot 5 jaar) op doet
zijn formatief en in interactie met de rol van genetica, epigenetica, en latere
ervaringen en omgevingsinvloeden (probabilistisch), niet deterministisch of
lineair causaal. Dit wil dus zeggen dat er geen 1 oorzaak, 1 gevolg is (=
deterministisch) maar dat veel verschillende ervaringen in je vroege
kinderjaren plus de omgevingsinvloeden plus epigenetica,... je beïnvloeden in
een bepaalde richting. We spreken hier dus over kansen (bv hoe meer
kwetsbaarheden je mee krijgt hoe groter de kans op/ zou het kunnen zijn dat
9
, …) en niet over determinisme (= als je dit meegemaakt hebt, ga je sowieso
deze stoornis ontwikkelen).
➔ Epigenetica is de combinatie van omgevingsinvloeden plus je genetische
aanleg die samen je kans gaan bepalen op bepaalde kwetsbaarheden. De
omgeving/levensomstandigheden gaan met je genetica interageren en die
omstandigheden gaan beslissen of je kwetsbaarheid tot uiting komt (bv. je kan
een genetische kwetsbaarheid hebben voor depressie, maar afhankelijk van je
omgevingsfactoren gaat die depressie wel/niet tot uiting komen).
➔ Men zegt binnen de PDT dus dat er geen 1 op 1 lineair verband is tussen een
bepaalde ervaring en een bepaalde uitkomst. Het is niet zo dat één ervaring
alles bepaalt. Maar al je vroege ervaringen gaan in combinatie met je
genetische aanleg interageren om je ontwikkeling op een bepaalde manier te
beïnvloeden in een bepaalde richting (bv. een kind verliest zijn ouders, wordt
niet ondersteund om dit een plaats te geven,... Dit kind ZOU het moeilijker
KUNNEN krijgen). En hoe meer kwetsbaarheden je cumuleert, hoe groter de
kans op een ontwikkeling die minder dan optimaal verloopt.
2) Klemtoon op de geleidelijke ontwikkeling van mentale capaciteiten, waardoor
verschillende ontwikkelingsfasen verschillende manieren van de wereld begrijpen en
kennen met zich meebrengen. Bv een kind staat heel anders in het leven dan
bijvoorbeeld zijn ouders doordat zijn mentale capaciteit nog aan het ontwikkelen is.
Daar moeten we rekening mee houden.
⇒ Wordt empirisch ondersteund in wetenschappelijk onderzoek, o.m. recent neurobiologisch
onderzoek. Bijvoorbeeld een kind onder de drie jaar denkt dat de dood niet eindig is.
Wanneer iemand de dood van zijn oma moet uitleggen vergelijkt men dit vaak met ‘oma is
gaan ‘slapen” omdat het kind slapen wel kent.
1.2. Basisassumptie 2: Rol van onbewuste motivatie en intentionaliteit
- Psychodynamische benaderingen erkennen dat:
1) Naast bewuste factoren, ook heel wat van ons denken, voelen en handelen gedreven
wordt door motieven waarvan we ons niet altijd (geheel) bewust zijn. Je hebt zowel
bewuste, voorbewuste en onbewuste processen die ons denken, voelen en handelen
drijven.
2) Motivationele factoren kunnen onderling in conflict zijn, waardoor zowel normale als
psychopathologische ontwikkeling gekenmerkt kunnen zijn door conflict en de
daaropvolgende adaptieve en/of maladaptieve pogingen om psychisch evenwicht te
(her)winnen en behouden.
➔ Het gaat hier over een intrapersoonlijk conflict (dus een conflict binnen
jezelf). Dit conflict zit in het voorbewust of onbewuste (je bent je er dus niet
bewust van). PD benaderingen gaan ervanuit dat heel wat processen die ons
gedrag/denken beïnvloeden vaak in conflict zijn. Dit is bij iedereen zo. Het
zijn dus niet enkel mensen met een psychische stoornis die intrapersoonlijke
conflicten ervaren.
10