LawstudentatVUB Lawstudentatvub@outlook.com 2021 – 2022
SAMENVATTING “INTERNATIONAAL RECHT I”
LEGENDE
Relevante begrippen
Wetsbepalingen
Belangrijke arresten
Belangrijke adviezen
EEN MOGELIJKE EXAMENVRAAG
HOOFDSTUK 1: BEGRIP EN AARD VAN HET INTERNATIONAAL
PUBLIEKRECHT
I. KENMERKEN VAN HET INTERNATIONAAL RECHT
Het Internationaal recht is veeleer een gedecentraliseerd rechtsorde die meer op een horizontale wijze
functioneert, in tegenstelling tot de nationale rechtsorde die een gecentraliseerde rechtsorde is met een
verticale of piramidale functioneringswijze. In het Internationaal recht bestaat er geen centrale wetgever,
in tegenstelling tot het Nationaal recht waar wél een wetgever aanwezig is die zorgt voor de creatie van
regels, die doorgaans worden opgelegd aan de rechtsonderhorigen. In het Internationaal recht ontbreekt
hierdoor ook een Internationale constitutie die bepaalt welke bevoegdheden er zouden toegekend
worden aan de wetgever, en aan hem zou uitleggen aan de hand van welke procedures er bevoegdheden
moeten worden uitgeoefend. Op internationaal niveau zijn het dus de Staten die zowel de wetgevers zijn,
als de rechtsonderhorigen. Dit heeft veelal te maken met de aard van het Internationaal recht, en bestaat
uit gelijke en soevereine entiteiten. Er bestaat ook geen hiërarchie in het Internationaal recht, want indien
een Staat bevoegdheden zou kunnen uitoefenen op andere Staat, dan zou dit betekenen dat die andere
Staat niet onafhankelijk is en niet soeverein is. Indien er een centrale wetgever zou zijn, zou dit betekenen
dat die Staten niet soeverein zouden zijn.
HOOFDSTUK 2: BRONNEN VAN HET INTERNATIONAAL RECHT
I. INLEIDING
Wanneer men spreekt over bronnen van het Internationaal recht, dan heeft men zozeer over de formele
bronnen van het Internationaal recht (= omdat ze iets vertellen over de regelproducent). Het gaat met
andere woorden om regels die gecreëerd worden door Staten, en in mindere mate door internationale
organisaties. Dit geeft ook aanleiding tot het ontstaan van het Internationaal recht, en de vindplaats ervan.
Het gevolg hiervan is dat in het Internationaal recht rechtsregels kunnen ontstaan op basis van de
instemming van de Staten. Een Staat zal met andere woorden gebonden worden door de regel van het
Internationaal recht als deze Staat zijn instemming daartoe heeft gegeven. Indien er geen instemming is
1
,LawstudentatVUB Lawstudentatvub@outlook.com 2021 – 2022
gegeven, dan zal die regel niet bindend zijn voor die Staat die geen instemming heeft gegeven. Dit is het
beginsel van consensualisme. Hieraan wordt de vrije wil gelinkt.
➔ LOTUSZAAK (1927) door Permanent Hof van Internationale Justitie
Feitenrelaas: Twee schepen kwamen in aanvaring op volle zee. De Frans schip “SS. Lotus” botste tegen een Turks
schip “Bozkurts”, waardoor die Turkse schip zonk. Ten gevolge van deze botsing overleden 8 bemanningsleden, en
10 moesten toen nog gered worden door de SS. Lotus. De Frans schip besloot om zijn reis verder te zetten, en kwam
aan in Constantinopel waar dan de officier van wacht Dumont werd aangehouden door de Turkse overheid, vervolgd
en veroordeeld tot de doodstraf.
Turkije baseerde zich op het eigen recht: “Turkse hoven en rechtbanken kunnen personen van vreemde nationaliteit
vervolgen, wanneer misdaden of misdrijven werden gepleegd tegen de Turkse onderdanen, en die personen van
vreemde nationaliteit zich bevinden op het Turkse grondgebied.”. Frankrijk was oneens met deze situatie, want ze
waren van oordeel dat de situatie heeft plaatsgevonden op volle zee, dus op het Frans grondgebied, waardoor enkel
en alleen Frankrijk kan/mag vervolgen. Hierrond ontstond er dus een geschil dat werd gebracht voor het Permanent
Hof van Internationale Justitie, waar in een frequent geciteerde passage werd verwezen naar het beginsel van
consensualisme. Een Staat is maar gebonden door regels van het Internationaal recht, zoals vervat in Verdragen en
Internationaal Gewoonterecht, als die Staten daarmee instemmen. Alles draait dus om de instemming van de Staten.
II. NADERE BESPREKING VAN DE BRONNEN
Alle belangrijke bronnen van het Internationaal recht zitten vervat in artikel 38 van het Statuut IGH. Het
Statuut IGH is een document dat het functioneren van het Internationaal Gerechtshof regelt als hoogste
juridische orgaan van de Verenigde Naties (zetel: Den Haag), en is de opvolger van het Permanent Hof van
Internationale Justitie dat gecreëerd werd ten tijde van de Volkenbond begin jaren ’20. Het Permanent
Hof van Internationale Justitie is een eerste keer geweest is dat internationale gemeenschap een soort van
permanent hof creëerde, en een zeker wantrouwen was tegenover een dergelijk gerecht. Men moest de
rechters al dan niet duidelijke instructies geven voor als zij recht zouden spreken.
Artikel 38, lid 1 maakt een belangrijk onderscheid naar twee soorten bronnen waarmee het Internationaal
Gerechtshof tewerk kan gaan bij het beslechten van geschillen:
- De primaire bronnen: Internationale Verdragen, Internationaal Gewoonterecht en Algemene
rechtsbeginselen => GEEN HIËRARCHIE!!!
- De aanvullende bronnen: Rechtspraak en Rechtsleer.
Voor de opstellers van het Statuut IGH zeggen rechtspraak en rechtsleer iets over het recht zonder zelf
recht te zijn, terwijl verdragen, gewoonterecht en algemene rechtsbeginselen degelijk het recht zijn.
Artikel 38, lid 2 impliceert de billijkheid, regels van rechtvaardigheid, eerlijkheid, die worden gehanteerd
als Staten dat wensen bij de beslechting van hun geschillen. De rechter moest oordelen overeenkomstig
de gekende bronnen van het Internationaal recht. Indien de rechter zich wilde beroepen op bronnen die
louter aanvullend zijn, moest die rechter eerst de toestemming hebben gekregen van de in het geschil
betrokken Staten.
1. INTERNATIONAAL GEWOONTERECHT (INTERNATIONAL CUSTOMARY LAW)
Het Internationaal Gewoonterecht is de oudste bron van het Internationaal recht. Dit is te wijten aan het
feit dat het Internationaal Gewoonterecht zich in de eerste instantie heeft ontwikkeld op basis van
ongeschreven recht, en in de praktijk het naleven van bepaalde mondelinge regels die op een afspraak
rusten dat over alle domeinen kan handelen (VB. Internationaal Humanitair recht, Zeerecht, Luchtrecht,
2
,LawstudentatVUB Lawstudentatvub@outlook.com 2021 – 2022
Diplomatiek recht…). Wanneer er een bepaalde handelswijze in acht wordt genomen, kan er op een
gegeven moment omdat men op eenzelfde manier gehandeld heeft.
Als men zou beginnen handelen op een andere wijze dan het gewoonterecht, dan zal men schendingen
begaan. Dit is de overtuiging die men heeft. Zo ontstaan er dus regels van het Internationaal
Gewoonterecht door de Staten, en in mindere mate door Internationale Organisaties. Om te spreken van
een regel van Internationaal Gewoonterecht, moeten er twee elementen aanwezig zijn:
- Gebruiken in de praktijk (USUS);
= Iets wat men herhaaldelijk doet.
= Objectief element want dat is werkelijk waarneembaar.
- Een overtuiging dat men zo hoort te handelen, anders zou men een rechtsregel schenden (OPINIO
IURIS SIVE NECESSITATIS);
= Rechtsovertuiging is een subjectief element.
Het probleem met het Internationaal Gewoonterecht is dat het gewoonterecht vaak organisch ontstaat,
en veelal niet met de bedoeling om te binden. Het is pas later wanneer men steeds op een gelijkaardige
manier gehandeld heeft, dat er op een gegeven moment ook die overtuiging ontstaat dat men zo moet
handelen. Wanneer pas het proces zich consolideert in het creëren van een regel van Internationaal recht,
is moeilijk te bepalen.
Hoe weet men dat er een praktijk is die berust op een opinio iuris? Daarvoor moet men kijken naar de
statenpraktijk: alle soorten vormen van handelen door een Staat. Vanuit die statenpraktijk moet men zich
afvragen of die statenpraktijk voldoet aan de volgende regels:
- Wijdverspreid zijn;
- Zekere uniformiteit betonen;
➔ The North Sea Continental Shelf – Case (1969) door Internationaal Gerechtshof
Feitenrelaas: Deze zaak speelde zich af tussen Nederland/Denemarken en Bondsrepubliek Duitsland. Die Staten
moeten hun continentale plat (= deel van het continent dat zich onder de zeespiegel bevindt) afbakenen op basis van
equidistantielijnen => dit werd gevraagd door Nederland en Denemarken omdat dit een regel van Internationaal
Gewoonterecht is, maar Duitsland betwistte dit. Het Hof moest dus nagaan of die equidistantieregeling echter wél
een regel van het Internationaal Gewoonterecht is, en omschreef welke redenering ze volgde om te bepalen of iets
al dan niet een regel van Internationale Gewoonte is. Het Hof kwam op de volgende twee elementen van
wijdverspreid (extensive) zijn en zekere uniformiteit (virtually uniform) betonen. Men ging zich verder verdiepen in
de nadere invullingen van die elementen, dus ging men op zoek gaan naar de concrete betekenissen van die
elementen. Extensive betekent omvangrijke statenpraktijk, dus door vele (belanghebbende) Staten gevolgd. Virtually
uniform betekent voldoende consistent zijn, maar niet noodzakelijk dat alle Staten altijd deze praktijk toepassen. In
sommige gevallen kan een regel van Internationaal Gewoonterecht zich op korte termijn ontwikkelen. Dit wordt
instant custom genoemd.
VB Instant Custom. Truman Proclamation; Dit dateert van 1945. Door technische vooruitgang heeft de V.S.A. de
capaciteit om ook de grondstoffen die zich bevinden op/in het continentaal plat, om deze te gaan ontginnen. Daarin
bevinden zich evenwel vele natuurlijke grondstoffen zoals olie en aardgas, waardoor de V.S.A. zei dat dat continentaal
plat van hun is, en zij de enigen zullen zijn die zullen bepalen wie die grondstoffen kunnen ontginnen. Dit was dus
strijdig met een regel van het Internationaal Gewoonterecht.
3
, LawstudentatVUB Lawstudentatvub@outlook.com 2021 – 2022
Er is sprake van een universeel gewoonterecht wanneer de praktijk wereldwijd is. Wanneer die praktijk zich toespitst
op een bepaalde regio, dan spreekt men van een regionaal gewoonterecht. In sommige gevallen kan men spreken
van een bilateraal gewoonterecht, dat enkel van toepassing zou zijn tussen twee of drie Staten.
VB Regionaal gewoonterecht. Asylum Case; Dit was een zaak tussen Colombia en Peru dat werd uitgesproken door
het Internationaal Gerechtshof in de jaren ’50. Dit ging vooral over diplomatiek asiel. Victor Raoul was een Peruvaan
die een opposant had in Peru. Hij had een poging genomen om een staatsgreep te plegen, maar daartoe was hij er
niet in geslaagd, en vluchtte als gevolg naar Colombiaanse ambassade waar hij een bescherming kreeg. Colombia
wilde Victor Raoul beschermen, en uiteindelijk een soort van vrije doorgang krijgen opdat Victor Raoul de
mogelijkheid zou hebben om dan naar Colombia te vluchten. Peru was hier niet mee akkoord, en wilde dus die
persoon vervolgen omdat het misdaad begaan heeft. Kan Victor Raoul die diplomatieke bescherming krijgen van de
Colombiaanse ambassade? Is dit een regel van Internationaal Gewoonterecht (geworden)? Het Internationaal
Gerechtshof kwam tot de volgende redenering dat Colombia onvoldoende bewees dat dit een regel van
Internationaal Gewoonterecht zou zijn, met als gevolg dat Colombia ongelijk heeft gekregen.
➔ De Nicaraguazaak (1985) door Internationaal Gerechtshof
Feitenrelaas: Dit was een zaak tussen Nicaragua en Verenigde Staten van Amerika. In Nicaragua waren er toen
verkiezingen waardoor een links regime aan de macht kwam. De Amerikanen waren niet blij, en gingen proberen op
alle mogelijke manieren om te voorkomen dat het links regime aan de macht blijft, zoals handelssancties opleggen,
onmogelijk maken aan de Nicaraguanen om handel te drijven door mijnen te plaatsen … Nicaragua was niet blij met
deze situatie en maakte kennelijk dat er sprake was van schendingen van het Internationaal recht omdat de V.S.A.
tussen zijn gekomen in de interne aangelegenheden van Nicaragua, gevolgd door geweldgebruik. In het algemeen
moet het niet perfect zijn, niet altijd en overal een statenpraktijk zijn die gevolgd is, maar in het algemeen. Hoelang
moet die wijdverspreide en voldoende consistente statenpraktijk er zijn om te kunnen spreken van een regel van
Internationaal Gewoonterecht? Doorgaans duurt dit veel lang. Er moet een praktijk over heel de wereld zijn die
langzaamaan zich zal consolideren en uniform zal zijn, alvorens een regel van Internationaal Gewoonterecht te
kunnen zijn.
Belangrijk met Internationaal Gewoonterecht is het gevolg dat men effectief toekent aan het
Internationaal Gewoonterecht: indien een regel kan beschouwd worden als een regel van Internationaal
Gewoonterecht, dan betekent dit dat alle Staten daardoor gebonden zijn, als het gaat om een universeel
gewoonterecht. Als het gaat om een regionaal gewoonterecht, dan zijn alle Staten van deze regio daardoor
gebonden, maar niet de Staten buiten deze regio. Als het gaat om een bilateraal gewoonterecht, dan zijn
die twee of drie Staten enkel en alleen daardoor gebonden. Eens men kan aantonen dat het een regel van
Internationaal Gewoonterecht is, dan is dat bindend.
Hierop geldt een uitzondering, namelijk de regel van Persistent Objector in het Internationaal recht.
Opnieuw is dit een veruitwendiging van het consensualisme, dat de Staten alleen maar gebonden zijn door
de regel van Internationaal recht wanneer de Staten daarmee hebben ingestemd. Persistent Objector is
een Staat die vanaf het moment dat er praktijken zijn, en zich langzamerhand beginnen consolideren in
een regel van Internationaal Gewoonterecht, een duidelijk standpunt hebben ingenomen en dat blijven
verdedigen, namelijk dat ze niet wensen gebonden te worden door het langzamerhand consoliderende
iets dat gewoonterecht zou worden. Wanneer die regel uiteindelijk geconsolideerd is, en een regel van
Internationaal Gewoonterecht is geworden, dat die ene Staat die steeds heeft volgehouden niet te willen
gebonden te worden door een toekomstige regel van Internationaal recht. Wanneer in een geschil
Internationaal Gewoonterecht aan bod komt, dan zijn er verschillende mogelijkheden; oftewel kunnen de
Staten daarmee instemmen, oftewel kan een van de twee Staten aantonen dat ze niet te maken wil
4