GRONDIGE STUDIE VENNOOTSCHAPSBELASTING
INHOUD :
- Toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting
- Grondslag van de vennootschapsbelasting
- Bepalen van belastbare grondslag : de bewerkingen
- Gewoon stelsel van aanslag
Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting
Belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting
Art. 179 WIB onderwerpt binnenlandse vennootschappen aan de vennootschapsbelasting.
Art. 2, §1, 5° WIB bepaalt wanneer een vennootschap voor de toepassing van de
vennootschapsbelasting wordt aangemerkt als een ‘binnenlandse’ vennootschap.
ð “vennootschap”= Enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die
een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van
winstgevende aard en die :
- Ofwel rechtspersoonlijkheid bezit naar het recht, Belgisch of buitenlands, dat
haar beheerst
- Ofwel wordt beheerst door een buitenlands recht de haar geen
rechtspersoonlijkheid toekent maar een rechtsvorm heeft die vergelijkbaar is
met die van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht
en voldoet aan de definitie van binnenlandse vennootschappen.
ð “binnenlandse vennootschap” = “enigerlei vennootschap die in België haar
voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer heeft en niet van de
vennootschapsbelasting is uitgesloten.
Om onderworpen te zijn aan de Belgische vennootschapsbelasting, moet aan de volgende
voorwaarden zijn voldaan :
I. Rechtspersoonlijkheid:
Kan in rechte optreden en zich onderscheiden van natuurlijke personen. Overeenkomstig
het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) wordt de nationaliteit
van een vennootschap bepaald door de “statutaire zetel”-leer: een vennootschap wordt
beheerst door het recht van de staat waar zij haar statutaire zetel heeft.
ð Wanneer een vennootschap met werkelijke zetel in België haar statutaire zetel in het
buitenland heeft en het buitenlandse vennootschapsrecht dat haar beheerst haar
geen rechtspersoonlijkheid toekent, is art. 2, §1, 5°, a), eerste lid, tweede streepje
WIB van toepassing.
ð Wanneer deze buitenlandse vennootschap een rechtsvorm heeft die vergelijkbaar
is met die van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht, valt
zij onder de fiscale definitie van ‘vennootschap’ en is zij onderworpen aan de
Belgische vennootschapsbelasting.
1
, II. Fiscale woonplaats, In België gevestigd zijn:
Om aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen te zijn, moet de vennootschap
in België gevestigd zijn, d.w.z. haar fiscale woonplaats in België hebben.
ð Maatschappelijke zetel = de officiële zetels zoals vermeld in de oprichtingsakte.
ð Voornaamste inrichting, zetel van bestuur of beheer = plaats van waaruit de controle
wordt uitgeoefend, plaats van waaruit de vennootschap haar Belgische of
buitenlandse activiteiten leidt. Plaats waar de VN haar werkzaamheid leidt.
Het Belgisch fiscaal recht huldigt de leer van de werkelijke zetel, waarbij de fiscale
woonplaats van een vennootschap zich bevindt op de plaats van waaruit de vennootschap
werkelijk wordt geleid.
Als de maatschappelijke zetel niet de voornaamste inrichting van de VN is, bepaalt de
ligging van de voornaamste inrichting of de VN al dan niet aan de Belgische
vennootschapsbelasting onderworpen is.
III. Onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van
winstgevende aard:
Onder ‘een onderneming exploiteren’ moet worden verstaan een ‘nijverheids-, handels- of
landbouwonderneming exploiteren’ waarvan, indien zij zou worden gevoerd door een
natuurlijke persoon, het resultaat in de personenbelasting belast zou worden in de
categorie winst. Het fiscale begrip ‘verrichtingen van winstgevende aard’ sluit niet
noodzakelijk het nastreven van winst in zich.
ð Hof van Cassatie ‘exploitatie’ = een regelmatige uitvoering van de verrichtingen die
nodig zijn tot het in stand houden van die activiteit in een mate die overeenstemt
met de normale uitoefening daarvan.
Verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk
nastreven, kunnen – zelfs indien ze een ondernemingen exploiteren of zich bezighouden
met verrichtingen van winstgevende aard- toch uitgesloten worden van de
vennootschapsbelasting.
Volgens art. 182 WIB worden voor verenigingen zonder winstoogmerk en andere
rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven, niet als verrichtingen van winstgevende
aard aangemerkt
Uitgesloten van de vennootschapsbelasting:
I. Publieke rechtspersonen:
Art. 180 WIB bepaald op welke publieke rechtspersonen de vennootschapsbelasting niet
van toepassing is.
II. Bevoorrechte activiteiten:
Verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk
nastreven en die in de domeinen opgesomd in artikel 181 WIB actief zijn, worden
2
,uitgesloten van de vennootschapsbelasting, zelfs als zij een onderneming exploiteren of
zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard.
Het gaat om verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen
winstoogmerk nastreven en actief zijn in de domeinen in art. 181 WIB.
ð Zelfs als zij een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van
winstgevende aard
- Beroepsverenigingen
- Erkende gezins- en bejaardenhulp
- Uitsluitend of hoofdzakelijk als doel hebben het organiseren van
tentoonstellingen of handelsbeurzen.
Ondanks het feit dat ze toch bepaalde activiteiten uitvoeren, zijn ze uitgesloten van de
vennootschapsbelasting.
Hoofdstuk 2: Grondslag van de vennootschapsbelasting
Kenmerken van de vennootschapsbelasting:
- Legaliteitsbeginsel (art. 170GW) = de invoering van belasting (en alles wat
essentieel is voor de heffing) moet door de wet worden geregeld.
• Strikte interpretatie van de fiscale wet
• Gebonden bevoegdheid van de administratie (fiscale wetten
toepassen zoals ze zijn)
- Federale belasting
- Belasting op wereldwijd inkomen (inkomsten vrijgesteld ingevolge
dubbelbelastingsvoorwaarden)
- Jaarlijkse belasting op grond van boekjaar
- Evenredige belasting
I. Regels van de winst:
Artikel 1, §1, 2° WIB omschrijft de vennootschapsbelasting als een belasting op het totale
inkomen van binnenlandse vennootschappen. Alle verrichtingen van een vennootschap
hebben een beroepskarakter.
Dit is niet zoals in de personenbelasting waar er een onderscheid wordt tussen roerende
inkomsten, onroerende inkomsten, beroepsinkomsten. Hier wordt alles gezien als
beroepsinkomsten.
ð Art 183 WIB: “Onder voorbehoud van de in deze titel omschreven afwijkingen zijn,
wat hun aard betreft, de inkomsten die onderworpen zijn aan de
vennootschapsbelasting of daarvan vrijgesteld zijn, dezelfde als die welke inzake
personenbelasting worden beoogd; het bedrag ervan wordt vastgesteld volgens de
regels die van toepassing zijn op winst.”
ð Art. 37 WIB : alle opbrengsten zijn beroepsinkomsten
3
, II. Het winstbegrip
Bij het winstbegrip heb je 2 verschillende benaderingen; de nettoactiefbenadering en de
dynamische benadering:
- Nettoactiefbenadering = (voor er een echte boekhouding bestond) winst
wordt omschreven als de toename van het netto actief gedurende het
belastbaar tijdperk, met uitsluiting van nieuwe kapitaalinbrengen. Het netto
actief is het verschil tussen het totaal van de activa die tot het
beroepsvermogen behoren, en de schulden. De toename wordt vastgesteld
door de vergelijking van opeenvolgende jaarbalansen.
- Dynamische benadering = wanneer twee opeenvolgende jaarbalansen met
elkaar worden vergeleken, vergelijkt men twee momentopgaven. De
wijziging van het netto actief vloeit echter voort uit de constante
wisselwerking van opbrengsten en kosten gedurende het jaar.
Met ‘opbrengsten’ wordt bedoeld alles wat het actief verhoogt of de schulden vermindert
en met ‘kosten’ alles wat het actief verlaagt of de schulden verhoogt, zonder dat het
noodzakelijk is dat deze wijzigingen deel uitmaken van de resultatenrekening.
Toename van het netto actief tijdens het belastbaar tijdperk = Balans
Wisselwerking tussen kosten en opbrengsten = Resultatenrekening
↑ Netto-actief ↓ Netto-actief
Actief ↑ Actief ↓
Schulden ↓ Schulden ↑
VOORBEELD: Boekhoud technisch leidt niet elke verhoging van het actief tot een opbrengst
die in de resultatenrekening wordt opgenomen. Dit is bv. het geval wanneer een
meerwaarde op een materieel of financieel vast actief wordt uitgedrukt. Op de passiefzijde
wordt het eigen vermogen verhoogd door een rechtstreekse boeking op de passiefrekening
“Herwaarderingsmeerwaarden” en dus zonder het boeken van een opbrengst die wordt
opgenomen in de resultatenrekening. De uitgedrukte meerwaarde is wel een positief
element waardoor het actief wordt verhoogd en dat op basis van artikel 24, eerste lid, 2° WIB
principieel tot de belastbare winst behoort.
Wanneer in de resultatenrekening de opbrengsten hoger zijn dan de kosten, maakt de
onderneming boekhoud technisch “winst”. Indien het verschil tussen beide negatief is,
maakt de onderneming verlies. In het WIB wordt daarentegen de term ‘winst’ gebruikt om
de positieve bestanddelen aan te duiden die in aanmerking komen bij het bepalen van de
netto belastbare winst. Deze positieve bestanddelen zijn ofwel belastbaar ofwel vrijgesteld.
4
, ð Wat de vrijgestelde winstbestanddelen betreft, moet dan nog een onderscheid
worden gemaakt naargelang zij definitief van belasting zijn vrijgesteld, dan wel
voorlopig van belasting zijn vrijgesteld.
Wanneer de belastbare winstbestanddelen worden verminderd met de aftrekbare
beroepskosten, krijgt men het “fiscaal resultaat”.
III. Verhouding met het boekhoudrecht
De belastbare winst wordt vastgesteld overeenkomstig de regels van het boekhoudrecht,
behoudens uitdrukkelijke afwijking door de fiscale wet. Men volgt de boekhoudregels voor
het vaststellen van het belastbaar resultaat.
ð Hoe uw boekhoudkundig resultaat kan afwijken van uw fiscaal resultaat.
IV. Boekhoudverplichtingen van vennootschappen en verenigingen
Iedere rechtspersoon naar Belgisch recht die een onderneming is in de zin van artikel I.1,
eerste lid, 1°, eerste lid, b) WER, is in principe boekhoudplichtig. De vennootschappen die
de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf tot voorwerp hebben en die belast worden
in de personenbelasting, worden echter aan de boekhoudplicht onttrokken (art. III.82, §1,
tweede lid, 2° WER).
Elke boekhoud plichtige onderneming voert een voor de aard en de omvang van haar
bedrijf passende boekhouding. Als principe geldt dat elke boekhouding wordt gevoerd
door middel van een stelsel van boeken en rekeningen met inachtneming van de
gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden (art. III.84, eerste lid WER). In bepaalde
gevallen is een vereenvoudigde boekhouding toegelaten.
Aantal principes waar mee rekening moet worden gehouden:
- Continuiteitsbeginsel Art. 28 KB WVenn
- Accrual basis art. 33 KB WVenn
- Voorzichtigheidsbeginsel art. 13 en 19 KB 8 oktober 1976
- Matching beginsel art. 33 KB Wvenn
- Getrouw beeld art. 24 KB Wvenn
- Consistency beginsel art. 30 KB WVenn
- Afzonderlijke waardering tegen historische kostprijs
Schema van de jaarrekening :
Het schema van de jaarrekening dat vennootschappen moeten gebruiken, is verschillend
naargelang het gaat om grote vennootschappen (art. 3:58 KB/WVV), kleine
vennootschappen (art. 1:24 WVV) of microvennootschappen (1:25 WVV & 3:3 eerste lid
WVV).
5
, V. Kleine vennootschappen
Of een vennootschap groot dan wel klein is, is ook belangrijk in het kader van de
vennootschapsbelasting. Bepaalde fiscale regels zijn immers niet van toepassing op grote
vennootschappen, maar enkel op kleine vennootschappen in de zin van artikel 1:24, § 1 tot
6 WVV. De microvennootschappen in de zin van artikel 1:25 WVV vormen een subcategorie
van de kleine vennootschappen.
Of een vennootschap vanuit vennootschapsrechtelijk oogpunt klein is, wordt bepaald op
basis van artikel 1:24, §1 tot 6 WVV.
Om als klein te worden beschouwd, mag de vennootschap op de balansdatum van het
laatst afgesloten boekjaar maximum 1 van de volgende criteria overschrijden (art. 1:24
WVV)
► Gemiddeld personeel: 50
► Omzet: € 9.000.000. Max. 1 overschreden
► Balanstotaal: € 4.500.000
Wanneer een vennootschap méér dan 1 van de criteria overschrijdt, heeft dit slechts
gevolgen wanneer dit zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet.
VI. Aanslagjaar en belastbaar tijdperk
De voor een aanslagjaar verschuldigde belasting wordt gevestigd op de inkomsten die de
belastingplichtige in het belastbaar tijdperk heeft verkregen (art. 360 WIB).
Wanneer de vennootschap een boekhouding voert per kalenderjaar, valt het belastbaar
tijdperk samen met het jaar voor dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd. Als principe
geldt dat de inkomsten worden belast volgens de wetgeving van het betreffende
aanslagjaar.
6