INTERNATIONAAL PUBLIEKRECHT
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE KENMERKEN, HISTORIEK EN THEORETISCHE
GRONDSLAGEN
AFDELING 1: WAT IS INTERNATIONAAL RECHT?
1. DEFINITIE
Internationaal recht wordt gedefinieerd als het geheel van regels dat de internationale betrekkingen regelt. Dit
zowel tussen staten onderling, alsook tussen staten en internationale organisaties. Het gaat hier dus vooral om
de horizontale relatie, de burger wordt hierbij niet betrokken.
Nuance in de realiteit: staten zijn de voornaamste actoren in het internationaal recht, maar dit wil niet zeggen
dat ze de enige zijn. Staten hebben niet meer het monopolie binnen het internationaal recht, aangezien er
meer en meer internationale organisaties ontstaan, zoals de EU, die ook recht creëren en verdragen sluiten.
Er is daarnaast ook een toenemende rol voor particulieren en ondernemingen die zelf ook een stukje
rechtssubject zijn geworden.
Een uitzondering hierop zijn de mensenrechten, omdat dit de verticale relatie betreft tussen de overheid en de
burgers. Mensenrechten opereert niet op het horizontale niveau en regelt dus niet de internationale
betrekkingen. Deze mensenrechten zijn opgekomen na WO II. Het internationaal recht had namelijk weinig regels
waarmee men de gruwelen van het naziregime kon veroordelen. Het misdrijf ‘oorlogsmisdaad’ werd toen vooral
gebruikt voor krijgsgevangenen. In die periode, waarin het Nürenbergtribunaal een belangrijke rol speelt, is de
voedingsbodem gelegd voor de bestraffing van misdaden tegen de mensheid en genocide.
2. SCOPE – STREKKING
Het internationaal recht heeft een beperkt aantal formele bronnen. Formele bronnen zijn types van bronnen
waaruit internationaalrechtelijke rechten en plichten kunnen voortvloeien. Dit verandert stilaan door de
opkomst van informele internationale rechtsvorming.
Het internationaal recht bevat zowel primaire als secundaire regels:
- Met primaire rechtsregels worden de inhoudelijke rechten en plichten bedoeld, namelijk het materiële
recht.
- De secundaire regels zijn de regels van het spel, namelijk de regels die bepalen op welke wijze primaire
rechtsregels tot stand komen, worden geïnterpreteerd, worden afgedwongen, etc.
Het internationaal recht bevat heel wat diverse deelgebieden, waarvan wij in deze cursus er een aantal van
selecteren. Het internationaal recht is tevens voortdurend in ontwikkeling met verschillende wetgevers. Dit
wordt extra gestimuleerd door de professionalisering, wat leidt tot heterogeniteit.
-1-
,3. FUNCTIES EN KENMERKEN
3.1. KENMERK 1: 2 DOELSTELLINGEN
Een eerste kenmerk is, is dat het internationaal recht 2 functies heeft:
- Het recht van co-existentie verwijst naar die regels die in essentie de bevoegdheidsafbakening van de
rechtssubjecten en hun vreedzame samen bestaan tot doel hebben. Voorbeelden hiervan zijn de regels
inzake de staatsaansprakelijkheid, inzake vreedzame geschillenbeslechting en het gebruik van geweld,
of inzake diplomatie en consulaire betrekkingen. Orde staat hierbij centraal.
- Het recht van coöperatie verwijst naar regels die de effectieve samenwerking tot doel hebben. Dit recht
veronderstelt een meer actieve/intensieve interactie tussen de rechtssubjecten met het oog op het
bereiken van gemeenschappelijke doelstellingen. Voorbeelden hiervan zijn de milieu- of
handelsverdragen. Dit recht van coöperatie komt vooral door de globalisering van de wereld.
Daarbij is er ook nog sprake van global governance als functie. Dit betreft het beheer van de ‘global commons’
en de bescherming van ‘global public goods’. Het gaat om gemeenschappelijke uitdagingen die niet aangepakt
kunnen worden binnen één lidstaat (bv. milieuvervuiling of migratiecrisis), waardoor een gemeenschappelijke
aanpak nodig is om zo de grensoverschrijdende problemen op te lossen.
3.2. KENMERK 2: HORIZONTAAL EN ONVOLMAAKT SYSTEEM
Het internationaal recht is een horizontaal en onvolmaakt systeem. De instemming van staten is cruciaal,
aangezien het internationaal recht immers op consensualisme berust. De staten zijn soeverein gelijk, er is geen
hiërarchische structuur tussen hen.
Het internationaal recht kent ook geen centrale wetgever die aan de staten regels kan opleggen zonder hun
voorafgaande instemming. Staten kiezen in beginsel zelf welke internationaalrechtelijke verplichtingen zij
opnemen. Staten moeten dus zelf het verdrag ratificeren. Het staat staten natuurlijk vrij om zelf een autonome
wetgevende bevoegdheid toe te kennen aan een internationale organisatie. Een voorbeeld hiervan is de EU.
Daarnaast is er ook geen centrale rechter die automatisch bevoegd is om uitspraak te doen in alle
internationaalrechtelijke geschillen. Wanneer tussen twee staten een geschil ontstaat, moet men nagaan of men
ermee heeft toegestemd dat dit geschil aan een juridische geschillenbeslechting is onderworpen op
internationaal niveau. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Vaak moet men kijken of beide staten het
verdrag hebben geratificeerd. Landen kunnen een verklaring neerleggen bij het IGH waarbij men aangeeft dat
men op algemene wijze instemt met de rechtsmacht van het Hof waardoor elk geschil tussen twee landen die
dergelijke verklaring hebben afgelegd in principe door het Hof kan worden onderzocht.
Wanneer men te maken heeft met een geschil tussen twee landen die partij zijn bij een bepaald verdrag en het
verdrag in kwestie in een clausule voorziet die stelt dat alle geschillen over de uitlegging of toepassing van het
verdrag kunnen worden voorgelegd aan het Hof, dan zullen ook alle geschillen aan het Hof worden voorgelegd.
Voorbeeld: Iran had vorig jaar een zaak opgestart tegen VS. Trump verklaarde VS niet langer aan het
kernakkoord te houden tussen beiden. Kort nadien begint een procedure voor het IGH en dit op basis van een
bilateraal akkoord tussen Iran en de VS. Iran kon dat verdrag inroepen om inbreuken op bepalingen in dat
verdrag te laten beslechten. De dag na de vordering zegt de VS het verdrag op. Gevolg: zaak kan blijven
doorgaan want op het moment van de vordering was er rechtsmacht. De opzegging van het verdrag heeft
maar gevolgen voor de toekomst.
-2-
,Ten slotte is er ook geen centrale afdwinging. De VN-Veiligheidsraad kan wel bindende maatregelen opleggen
onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest en wanneer er sprake is van een inbreuk op de vrede, een bedreiging
van de vrede of een daad van agressie. De VN-Veiligheidsraad blijft in eerste instantie echter nog altijd een
politiek orgaan.
3.3. KENMERK 3: BELANG TENUITVOERLEGGING EN AFDWINGING NATIONAAL NIVEAU
Het internationaal recht wordt ten derde gekenmerkt door zijn belang aan tenuitvoerlegging en afdwinging op
nationaal niveau. Men moet het internationaal recht zo goed mogelijk naleven op nationaal niveau, anders stelt
het internationaal recht niets voor.
3.4. KENMERK 4: FRAGMENTATIE
Ten vierde is het internationaal recht enorm gefragmenteerd en heterogeen. Indien er een organische groei is
zonder structurele hervormingen zorgt dit voor een risico op normconflicten.
3.5. KENMERK 5: POLITIEK PROJECT/IDEOLOGISCHE LEEST
Tot slot is het internationaal recht ook een politiek project/ideologische leest. Het internationaal recht kan men
niet los zien van de politieke context en van soms ideologische premisses, het is niet geheel waardevrij.
ILLUSTRATIE: RUSSIA-CHINA DECLARATION ON INTERNATIONAL LAW
De onderling verschillende invullingen van het internationaal recht wordt hiermee geïllustreerd. Ook
profileren beide landen zich steeds meer op het internationaal toneel, waarbij de klemtoon gelegd wordt op
vreedzame co-existentie en non-interventie. Rusland en China staan weigerachtig ten opzichte van een idee
van een humanitaire interventie. Dit is een stukje hypocriet voor Rusland (cf. Krim). Het
soevereiniteitsbeginsel sluit hierbij aan. Het zijn vooral de Westerse landen die hierop hebben
aangestuurd. Wat opvalt, is dat er nergens wordt verwezen naar de mensenrechten, wat toch een groot
verschil is met de Westerse Wereld. In verklaringen van de Westerse Wereld verwijst men vaak naar de
mensenrechten, die een belangrijke rol spelen. Ook milieurecht en strafrecht komen niet aan bod.
Paragraaf 4: men pleit ook voor een extraterritoriale toepassing van de wetten, dus ook voor de Amerikaanse
sanctieregeling. Dit verschilt met de EU-sancties die enkel gelden voor EU-onderdanen en EU-
ondernemingen. VS doet dit veel ruimer: zij passen hun recht ook toe bij dochterondernemingen.
Paragraaf 5: men stelt dat consensus heel belangrijk is. Beide lidstaten moeten instemmen met de juridische
vreedzame geschillenbeslechting. Dit komt er als reactie op een veroordeling van beide landen in aparte zaken
waarin men van oordeel was dat de instantie niet bevoegd was. China had betrekking op de arbitrage met de
Filippijnen met betrekking tot de Zuid- Chinese Zee. Rusland ging over The Arctic Sunrise tegen Nederland.
Men verzet zich tegen een ruime interpretatie van de jurisdictie.
Paragraaf 6: men verzet zich tegen unilaterale sancties. Dit is vooral een heikel punt voor Rusland na de Krim
waarbij Europese Unie en VS een aantal economische sancties aannamen tegen Rusland. Men vindt dat niet
kunnen, enkel de VN-Veiligheidsraad mag dit doen volgens hen.
Paragraaf 8: men stelt dat landen te allen tijde de immuniteiten en hun eigendom moeten respecteren. Zij zijn
meer fan van een absolute immuniteit in tegenstelling tot de Westerse Wereld.
-3-
, Paragraaf 9: beide landen verklaren het belang van het zeerechtenverdrag. Dit is een uithaal naar de VS dat
geen lid is van het zeerechtenverdrag.
AFDELING 2: HISTORISCHE EVOLUTIE
Wanneer is internationaal recht tot stand gekomen? Dit is een vraag die moeilijk te beantwoorden valt en die
afhangt van de vraag hoe men internationaal recht gaat definiëren. Neff is van is dat het ontstaan van
internationaal recht afhangt van wet men ermee bedoelt. Indien het gaat om het inbouwen van een aantal
afspraken om een stukje voorspelbaarheid in te voeren in de betrekkingen tussen volkeren, dan is het
internationaal recht enorm oud. Heeft men het daarentegen over een inhoudende en omvattende gedragscode
die zich richt op naties dan kijkt men naar de late middeleeuwen en de klassieke periode en spreekt men over
e
de 17 eeuw. In functie van de definitie verandert en verlaat het vertrekpunt doorheen de tijd. Als het gaat om
een soort van wetgeving, rechtspraak van een wereldregering dan is internationaal toekomst want zo ver is men
nog niet.
1. DE OUDHEID
Het internationaal recht vind je terug in heel wat uiteenlopende culturen, bijvoorbeeld in de Arabische wereld.
Onze wortels worden vaak in het Romeinse Rijk gelegd en het concept van ius gentium als onderdeel van het ius
naturale. Het ius naturale was van toepassing op de mens maar ook op de gehele sociale omgeving.
2. MIDDELEEUWEN
De middeleeuwen is het tijdperk van het natuurrecht. Het natuurrecht is het geheel van regels opgelegd van
bovenaf. Dit recht ontwikkelt zich in Europa door de sterke invloed van de katholieke kerk, maar de Romeinse
juridische concepten spelen nog steeds een rol. De Bellum Iustum Doctrine kwam hier ook op. Deze doctrine
bevat regels over geweld en oorlog. Ter illustratie van het natuurrecht kan men verwijzen naar de statenpraktijk,
die vooral bestond uit diplomatie betrekkingen, maritieme handel en oorlogvoering. In de Middeleeuwen startte
ook de Europese kolonisatie.
3. KLASSIEKE PERIODE (1600-1815)
Tijdens deze periode seculariseerde het natuurrecht, wat betekent dat het natuurrecht plaats moet maken voor
de universele reden. Men begon de aandacht meer te leggen op statenpraktijk als formele bron van het recht,
eerder dan als een illustratie van het natuurrecht. Grotius zorgde voor de transformatie van ius gentium naar
volkenrecht. Het ius gentium werd vanaf dan beschouwd als het geheel van regels gericht op staten. Hobbes en
Leviathan zagen dit anders. In 1648 vond de Vrede van Westfalen plaats. De Vrede van Westfalen was een serie
van vredesverdragen die zo een einde maakten aan de Dertigjarige Oorlog in het Heilig Roomse Rijk en aan de
Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Nederlandse Republiek. In de klassieke periode kwamen er ook steeds
meer bilaterale handels- en vriendschapsverdragen.
E
4. DE 19 EEUW (1815-1919)
In de negentiende eeuw brak het positief recht door. Men ging ervan uit dat het internationaal recht niet van
bovenaf werd opgelegd, maar het product is van de wil van soevereine en gelijke staten. Dit zorgde voor 3 grote
gevolgen. Ten eerste werd het partnerschap tussen het natuurrecht en het volkenrecht verbroken en kwam er
een scheiding tussen volkenrecht en filosofie. Daarnaast zag men recht als ‘law between states and as law above
states’. Het internationaal recht was dus het recht dat tussen en door staten werd gemaakt en niet meer het
recht dat boven hun hoofd werd gemaakt.
-4-