PENOLOGIE – NOTITIES
INLEIDING
Doel en werkwijze:
- Toepassing van en kritische reflectie bij verworven kennis en inzichten
Inzicht strafdoelen
Inzicht mogelijkheden tot en beperkingen bij bestraffen criminaliteit
Kennis effecten en effectiviteit straffen en maatregelen
Kunnen reflecteren over penologisch beleid in België en daarbuiten
- Centrale doelstelling: zelfstandig een afgewogen oordeel vormen over de wijze waarop in de samenleving
criminaliteit wordt bestraft
- Actualiteit volgen
Examen:
- Openboek examen: meebrengen wat je wilt
- Sowieso iets rond actualiteit
- Vraag op 5 punten over wetenschappelijk tekst: zelf een wetenschappelijke tekst kiezen, waarbij volgende
vraag beantwoord moet worden (max. 500 woorden met bronvermelding): “Over welk
onderwerp/aspect, dat nu (partieel of niet) aan bod is gekomen in penologie, zou ik graag meer weten?
Beargumenteer kort waarom je dit onderwerp of aspect graag toegevoegd zou zijn aan penologie en
onderbouw de argumentatie met wetenschappelijke bronnen.” Vraag examen: “Welke tekst heb jij
geselecteerd (inclusief volledige referentie) en welke nieuwe/genuanceerde andere inzichten leveren
deze tekst jou op wanneer je die vergelijkt met wat tijdens penologie aan bod is gekomen?”. Laad het
e
antwoord (in word) op op Ufora ten laatste op de dag van het examen 1 zittijd en breng het antwoord,
op papier mee naar het examen.
- 2 uur
Lesmateriaal
- Slides – notities
- Reader
- Boek lezen
1
,CLUSTER THEORETISCH KADER
HOOFDSTUK 1: WAAROM STRAFFEN? PROFESSOR VANDER LAENEN
1. STRAFFEN: EEN ALOUDE EN ALLEDAAGSE PRAKTIJK
Straffen is een aloude en alledaagse praktijk. Iedereen heeft in zijn leven wel al eens iemand gestraft, waarbij dit
op verschillende manieren kan. Wanneer je kinderen of jongeren wil straffen, zijn er een aantal basisregels die
je moet volgen:
- Evenredigheid
- Zinvol
- Onmiddellijk
- Consistent
- Consequent
Het alledaagse straffen vertoont zekere gelijkenissen met straffen in de strafrechtsbedeling. Er zijn echter ook
grote verschillen, zoals het wettelijk apparaat, de eigen instellingen, gebruik van dwang, het bureaucratisch
proces, gespecialiseerd personeel.
2. DEFINITIE STRAF
Er zijn een aantal definities van “een straf”:
- Een straf is “een leed door de wet bepaald en door de rechterlijke macht opgelegd als een sanctie wegens
een gepleegd misdrijf” (Hof van Cassatie, 1924).
- “Punishment is … the legal process whereby violators of the criminal law are condemned and sanctioned in
accordance with specified legal categories en procedures” (Garland, 1990).
- “Punishment … is punishment for crime, imposed by the judiciary in accordance with penal law, and
administered by penal institutions such as prisons and the probation service” (Hudson, 2002).
Straffen hebben dus verschillende definities.
3. KENMERKEN VAN EEN STRAF
De straf heeft 7 kenmerken (Walker, 1991):
- Er wordt ‘iets’ toegebracht aan een ander persoon, waarvan verondersteld wordt dat het onaangenaam is
- Het toebrengen van de straf is intentioneel en gebeurt om een bepaalde reden
- Degenen die de straf opleggen hebben daartoe het recht
- De straf wordt opgelegd ter gelegenheid van een daad of een omissie, die een overtreding van een wet, een
regel of een gewoonte inhoudt
- Degene die gestraft wordt, heeft de inbreuk vrijwillig gepleegd
- De redenen om te straffen moeten te rechtvaardigen zijn
- Of de bestraffingsact werkelijk als straf wordt beschouwd is afhankelijk van wat de bestraffer verstaat onder
de bestraffing en niet van de opvatting van de gestrafte (= wat een straf inhoudt, wordt bepaald door de
persoon/instituut die bestraft en niet door de persoon die het ondergaat)
2
,Penologie is een moeilijk vak, aangezien er steeds bepaalde emoties naar boven komen in de samenleving met
betrekking tot straffen (bv. de zaak Julie Van Espen). Iedereen heeft een eigen mening over straffen en de
strafuitvoering; er zijn dus verschillende meningen bij penale actoren.
4. HOE BESTRAFFING BESTUDEREN IN DE PENOLOGIE?
Wie heeft recht van spreken over wat een goede straf is? C.S. Lewis heeft daar een stukje over geschreven,
waarbij hij aanhaalt dat het zeker niet de juristen zijn die dit bepalen. Volgens hem zijn het de ‘technical experts’
die dit moeten bepalen.
Binnen de penologie zijn er 2 stromingen die kijken naar penologie. Dit zie je heel goed, indien je gaat kijken naar
2 types van definities die gegeven worden over penologie. Snacken en Beyens geven volgende definitie van
penologie: “penologie is de wetenschappelijke studie van de bestraffing van normovertredend gedrag”. Echter,
de penologie bestaat niet … Vergelijk volgende definities met elkaar:
- Definitie 1: “Wat is penologie? Het woord roept bij mensen de vreemdste associaties op. Penologie is de
sociaalwetenschappelijke bestudering van de oplegging en tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties.
In de penologie komen vragen aan de orde als: wat houden de diverse sancties in; welke rechtstheoretische
en –filosofische ideeën liggen eraan ten grondslag; welke doelen wil men ermee bereiken en lukt het om die
doelen te realiseren: zijn ze effectief?” (Moerings, 2003).
- Definitie 2: “… that body of thought which explores the relations between punishment and society, its
purpose being to understand punishment as a social phenomenon and thus trace its role in social life”
(Garland, 1990).
Wat is het verschil tussen beide definities (= vorm van examenvraag)? De eerste definitie kijkt vooral naar het
straf-technische (= wie straft er? Hoe gebeurt het? Wat zijn de straffen?), terwijl de tweede definitie vooral
uitlegt dat straffen in context moeten bekeken worden; ze zitten niet in een vacuüm. Bij Moerings gaat men
vooral in op de vragen welke doelen men wil bereiken en of die doelen bereikt zullen worden; dit is een heel
technische/praktische analyse van wat penologie is. Bij Garland daarentegen kom je veel meer in een
sociologische logica terecht. Dit is een essentieel onderscheid bij de penologie: enerzijds heb je de technische
school en anderzijds de sociologische school. In de reader zitten er zowel theoretische als empirische studies.
In het debat rond penologie is het heel belangrijk om te onthouden dat efficiëntie en effectiviteit van straffen
niet hetzelfde is als legitimiteit van straffen. Een straf kan legitiem zijn, maar niet efficiënt en niet effectief. Dit is
een enorm belangrijk onderscheid. Er kunnen 2 verschillende vragen worden gesteld:
1) Indien het gaat over de rechtvaardiging en de legitimiteit van straffen, dan is de grote vraag: “waarom mag
een overheid straffen?”. Dit heeft te maken met een normatief kader en morele beginselen.
2) Indien het daarentegen gaat over een evidence based-approach, dan is de grote vraag: “werkt het gestelde
doel?”. Dit is dan gebaseerd op penologisch empirisch onderzoek. Let op (!): het doel kan officieel, onofficieel
of onuitgesproken zijn.
De vraag die hierbij gesteld kan worden, is de volgende: “mag een overheid niet-effectieve straffen opleggen?”.
Maar wat is een niet-effectieve straf? Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Of je met je straf het
gewenste effect bereikt, hangt af van het doel van de straf. Volgens professor Vander Laenen is de meeste
effectieve is de doodstraf, indien je zeker wilt zijn dat de individuele dader niet meer zal recidiveren.
Met de doodstraf ben je zeker dat hij het nooit meer zal doen. Het antwoord van professor Vander Laenen op
de vraag of een overheid een niet-effectieve straf mag opleggen, is “ja”.
3
, HOOFDSTUK 2: STRAFDOELEN P R O F E S S O R V A N D E R L A E N E N
1. INLEIDING: THE VERDICT
Op 11 september 2017 beslist Nederland live mee in rechtbankdrama ‘The Verdict’. Het veelbesproken tv-
experiment was in 2016 onder de naam ‘Terror, Ihr Urteil’ te zien op de Duitse televisie. In 2017 is Nederland
aan de beurt om te beslissen over het lot van majoor Lars Koch.
Mag een gekaapt passagiersvliegtuig neergeschoten worden om te voorkomen dat het neerstort op een
voetbalstadion met 70.000 mensen? ‘The Verdict’ gaat over de rechtszaak tegen majoor Lars Koch. Terroristen
kapen een vliegtuig met 164 passagiers en stevenen af op een voetbalstadion met 70.000 bezoekers. Majoor
Lars Koch besluit tegen de bevelen van zijn bevelhebber in het vliegtuig neer te halen.
Nu is het aan het publiek om te beslissen: is Lars Koch een held of een moordenaar?
2. DRIE TYPES DOELSTELLINGEN STRAFFEN (DENKERS, 1976)
1.1. INSTRUMENTELE DOELSTELLINGEN
Er zijn 5 elementen of theorieën die geplaatst kunnen worden bij de instrumentele doelstellingen van straffen:
- Retributivistische of absolute theorieën
- Utilitaristische of relatieve theorieën
- Abolitionisme
- Herstel
- Hybride theorieën
De eerste 2 theorieën zijn de dominante, klassieke groepen van theorieën.
1.1.1. RETRIBUTIVISTISCHE OF ABSOLUTE THEORIEËN
e
Het retributivisme is de oudste theorie voor strafdoelen. Dit is een theorie die ontwikkeld is in de 18 eeuw door
Kant en Hegel en vertrekt vanuit het verleden. Het strafdoel is gericht op het verleden. De filosofie achter het
retributivisme is de volgende: mensen hebben de absolute, morele plicht om de morele wet te gehoorzamen.
Het gaat over morele principes en de wil van God, aangezien we op dat moment in een periode zitten waarin de
scheiding tussen kerk en staat minder helder/scherp was. Het gaat met andere woorden over het feit dat een
misdrijf een schending is van de universele morele principes.
Waarom gaat men straffen? Straffen is een morele plicht, omdat het misdrijf ook iets is wat een morele wet
overtreedt. Men straft omwille van het betalen van een schuld en het herstellen va de rechtsorde; men wil het
onevenwicht door het overtreden van de wet herstellen. Het doel van straffen is dus het betalen of aflossen van
een schuld. Het gaat over een vorm van vergelding, waarbij deze metafysisch is aangezien deze gelinkt is aan de
wil van God en omdat het gaat om een morele wetgeving. In de realiteit straft men echter ook vanuit de
individuele of algemene afschrikking (= Utilitaritische apsecten).
Er moet altijd gestraft worden, ongeacht de consequenties, net omwille van die morele plicht. Dit betekent ook
dat men niet gaat individualiseren en dat er gelijke straffen zijn voor gelijke misdrijven. Het enige wat wel
proportioneel moet zijn, is de zwaarte van de straf en de ernst van het misdrijf. Het is bij wijze van spreken “oog
om oog, tand om tand”-principe. De focus van die soort strafdoel zit op schuld en op de daad, dus niet op de
dader.
4