Differentiële Psychologie
Hoofdstuk 1
1 . Inleiding Persoonlijkheidspsychologie
1.1 Klassieke theorieën
● De meeste ‘grote’ klassieke theorieën vertrekken vanuit een universele benadering:
fundamentele psychologische processen en kenmerken die gelden voor alle mensen,
of hoe mensen in het algemeen kunnen beschreven worden.
1.2 Hedendaags onderzoek naar de persoonlijkheid
● Legt meestal (in tegenstelling tot de klassieke theorieën) de nadruk op individuele en
groepsverschillen (=> niet universeel)
● Elke onderzoeker vertrekt vanuit zijn eigen perspectief. Elk van de bestaande
perspectieven omvat delen van de waarheid.
1.3 Kennisdomein
● Is een gespecialiseerd gebied binnen de wetenschap van de psychologie van waaruit
psychologen zich richten op het leren over specifieke en beperkte aspecten van de
menselijke natuur.
● Integratie nodig om “volledig beeld” van de persoonlijkheid te krijgen.
=> Zes kennisdomeinen:
1. Dispositionele = eigenschappen waarmee de persoon geboren is of ontwikkelt.
2. Biologische = Biologische gebeurtenissen
3. Intrapsychische = conflicten binnen de eigen gedachten/ geest van de persoon.
4. Cognitief en ervarings- = persoonlijke en private gedachten, gevoelens, verlangens,
overtuigingen en andere subjectieve ervaringen.
5. Sociale en culturele = sociale, culturele en gender posities in de wereld.
6. Aanpassing = de aanpassingen die de persoon moet maken aan de onvermijdelijke
uitdagingen van het leven.
1.3.1 Dispositionele domein
● De aandacht wordt vooral gericht op manieren waarop individuen verschillend zijn
van elkaar. Dit domein doorkruist daardoor alle andere domeinen.
● Het centrale doel is om fundamentele disposities te identificeren (in dit geval meest
belangrijke manieren waarop individuen verschillend zijn).
1.3.2 Biologische domein
● Mensen zijn in de eerste plaats verzamelingen van biologische systemen bv.:
tweelingenonderzoek
● Die systemen zijn de bouwstenen voor gedrag, denken en emoties.
1.3.3 Intrapsychische domein
● Mentale mechanismen van de persoonlijkheid, vaak niet bewust op ‘bewust niveau’.
1
, ● Persoonlijkheidspsychologie: Freud’s klassieke theorie en meer moderne
benaderingen van de psychoanalyse (onderdrukking, ontkenning, projectie etc.);
Motieven voor behoeften (power, achievement, intimacy) (TAT).
1.3.4 Cognitieve en ervaringsdomein
● Aandacht voor cognitie en subjectieve ervaringen zoals bewuste gedachten,
gevoelens, overtuigingen, verlangens
○ Zelf en zelfconcept
○ Streefdoelen
○ Emotionele ervaringen
○ Intelligentie
1.3.5 Sociale en culturele domein
● Persoonlijkheid beïnvloedt en wordt beïnvloed door cultuur en sociale contexten.
● Onderzoek naar culturele verschillen tussen groepen (bv. naar agressie)
● Individuele verschillen in culturen - Hoe komt persoonlijkheid tot uiting in een sociale
context?
1.3.6 Domein van aanpassing
● Persoonlijkheid heeft een sleutelrol bij onze manier van ‘copen’ en aanpassen aan
gebeurtenissen in het dagelijkse leven.
● Persoonlijkheid staat in verband met gezondheid en staat in verband met problemen
bij coping en aanpassing.
● Persoonlijkheidsstoornissen.
Hoofdstuk 2: Persoonlijkheidstrekken over de tijd: Stabiliteit versus
verandering (Dispositionele domein)
=> Trek blijft gelijk maar je uiting of reactie kan verschillen.
Belangrijke vragen
● Hoe evolueert persoonlijkheid doorheen iemands leven?
● Hoe stabiel zijn verschillen tussen mensen doorheen de tijd?
● Wat verandert er, wat blijft stabiel?
● Kan je van kleinsaf al in verschillen tussen kinderen, latere verschillen zien in
volwassenheid?
Oefening: twee kenmerken van jezelf die je toen had en nu niet meer en omgekeerd.
- Sommige aspecten blijven dezelfde, “kern” blijft dezelfde, andere aspecten gaan
(soms grote) veranderingen door.
- Besluit wat betreft persoonlijkheid: sommige dingen veranderen, andere blijven.
1 . Conceptuele begrippen
● Persoonlijkheidsontwikkeling
● Stabiliteit
● Verandering
1.1 Wat is Persoonlijkheidsontwikkeling?
2
, ● De samenhang, consistentie en stabiliteit van eigenschappen van mensen doorheen
de tijd, EN de wijzen waarop mensen veranderen over de tijd:
○ Zie vb oefening (hierboven)
● Er zijn veel verschillende vormen van zowel stabiliteit als verandering.
1.2 Twee vormen van stabiliteit
● Rangorde stabiliteit
● Gemiddelde niveau stabiliteit
1) Rangorde stabiliteit
● Je relatieve positie ten opzichte van anderen blijft dezelfde doorheen de tijd.
○ bv.: lengte
○ bv.: agressie
○ Als niet: rangorde wijziging
2) Gemiddelde niveau stabiliteit
● Bevolking blijft doorheen de tijd op hetzelfde niveau, ook al wordt de bestudeerde
populatie wel ouder bv.
○ bv.: gemiddelde niveau van agressie verandert niet.
=> Voorbeeld Stabiliteit: Mohandas (Karamchan) Gandhi
- 1869-1948
- Officieuze leider van geweldloze opstand van Indiase volk tegen Britse koloniale
heerschappij.
- Eenvoudig, bescheiden, zelfontzeggend, verzoenend als kind en jongvolwassene.
- Was een van de grote wereld figuren en een van de grondleggers van de moderne
Indiase staat.
- Bleef bescheiden, zelfontzeggend, verzoenend als volwassene, ondanks
tumultueuze gebeurtenissen rondom hem.
- Werd met drie kogels vermoord in 1948 door fanatieke Hindoe
=> Voorbeeld Verandering: Stanley “Tookie” Williams
- Oprichter van de straatbende “crips” in Los Angeles.
- Verantwoordelijk geacht voor verschillende moorden en geweldplegingen.
- Gevat en ter door veroordeeld.
- Ook in gevangenis mededader van geweld: gewelddadig, koel, impulsief.
- Maar werd vanaf 1992 vreedzaam, en werd een grote activist tegen straatbendes en
geweld.
- Auteur van verschillende kinderboeken die waarschuwen voor straatbendes en
geweld: vredelievend, gewetensvol, minzaam
- Geëxecuteerd in december 2005
1.3 Persoonlijkheidsverandering: twee definiërende kwaliteiten
● Intern: de veranderingen zijn intern in de persoon, niet uitsluitend in de omgeving (in
een andere kamer gaan is geen verandering)
○ bv.: andere omgeving, andere groep mensen, verschillend gedrag, maar
intern geen verandering.
■ Autoriteit persoonlijkheidsstijl: dominant en agressief ten opzichte van
minderen, onderdanig en meelopend ten opzichte van meerderen.
3
, ● Aanhoudend: de veranderingen houden aan doorheen de tijd, zijn niet tijdelijk
○ bv. wel tijdelijk
■ als dronken: meer extravert, agressief
■ als goed nieuws: uitgelaten
■ bij slecht nieuws: somber, terneergeslagen
● Consistent over tijd en locatie!
2 . Drie niveaus van analyse
● Populatie niveau
● Niveau van groepsverschillen (groepen in de populatie)
● Niveau van individuele verschillen (individuele verschillen in groepen)
=> Stabiliteit en verandering in persoonlijkheid kunnen bekeken worden op drie
verschillende niveaus.
1) Populatie niveau: veranderingen of constanties (stabiliteit) over de tijd die voor
iedereen min of meer gelden.
● Seksuele motivatie: neiging tot stijgen tijdens de puberteit bij zo goed als
iedereen.
● Er is een algemene afname in impulsiviteit en risicogedrags naarmat emen
ouder wordt.
DUS: algemene trends
2) Groepsverschillen niveau: veranderingen (of stabiliteit) die anders of specifiek zijn
voor bepaalde groepen mensen.
● Puberteit: mannen (risicogedrag) en vrouwen (empathie)
● Cultuurverschillen: in Amerika Europese vrouwen risico eetstoornissen,
minder risico voor Afrikaanse vrouwen.
3) Individuele verschil niveau: veranderingen die specifieke individuen treffen.
● = bv. verschillen tussen individuen die bepaalde veranderingen kunnen
voorspellen zoals bv. wie een hoog risico heeft op psychische decompensatie
op basis van eerdere persoonlijkheidsmetingen voorspellen, bv. vroege
markers van depressie zoeken bij individuen, voorspellen wie ‘mid-life’ crisis
zal hebben etc.
3 . Stabiliteit van persoonlijkheidstrekken over de tijd
- Hoe stabiel zijn “persoonlijkheidstrekken” gedurende de eerste levensjaren?
- ? ouders: “hij/zij was al zo vanaf kindsbeen af”... : voorbeelden? Is dit zo?
● Verschillende opvattingen mogelijk, bv.:
○ “temperamentsmodel”: persoonlijkheid is biologisch bepaald (aangeboren en
“gipsmodel”), en verandert dus niet over de tijd.
○ Persoonlijkheid is onderhevig aan omgevingsfactoren en leeftijdsfactoren
(rollen, levensveranderingen etc.), en verandert dus sterk over de tijd =>
eerder verandering.
3.1 Stabiliteit van temperament gedurende eerste levensjaren (Baby en peutertijd ‘infancy’)
4