Veterinaire volksgezondheid
Het doel van de veterinaire volksgezondheid is om de voedselketen veilig te stellen zodat mensen
niet ziek worden door (normaal) te eten.
Gezond voedsel = veilig voedsel, voedsel waar je niet ziek van wordt.
Primaire fase transformatiefase distributiefase
Primaire fase/productiefase bestaat uit:
- Diervoeder
- Fokken van dieren
- Afmest van dieren
- Transport van dieren en dierlijke producten
- Slachtproces
Met als doel om veilig en gezond voedsel te produceren. Om dit doel te bereiken wordt de hele
productieketen gecontroleerd. Het bewaken van de voedselketen moet tegelijk en in elke schakel
gebeuren. De dierenarts speelt hierin een cruciale rol.
Stroomlijnen en beheersbaar maken door:
1) Integrale keten bewaking
2) Tracking en tracing
3) Elke producent is verantwoordelijk voor zijn eigen eindproduct voor het naar de volgende
schakel of de consument gaat
4) De verplichting van autocontrole binnen elke schakel
5) HACCP = Hazard Analysis Critical Control Points
De overheid controleert of de autocontrole correct wordt uitgevoerd.
Factoren die bepalen wat veilig en wat ongezond is, zijn onder andere:
- Gastheer : leeftijd, geslacht, immuniteit, ziekte, YOPI, species, ras
- Kiem/noxe: infectiviteit, virulentie, besmettingsgevaar, chemische eigenschappen, fysische
eigenschappen
- Extrinsieke factoren: management, dierenarts, klimaat, hygiëne, huisvesting
Risico-analyse: Bepalen of het gevaar van een bepaald voedselproduct ook een risico vormt voor de
gezondheid. Het gevaar kan een biologisch, fysisch of chemisch agens zijn. De risico-analyse vormt de
basis van de wetgeving voor de voedselveiligheid.
Wetgevend kader:
Mondiaal niveau: oprichting VN na de Tweede Wereldoorlog. Vlak daarna oprichting FAO, de
wereldlandbouworganisatie. Drie jaar later oprichting World Health Organisation. In 1963 kwam uit
die laatste twee de codex alimentarius voort. De normen uit de codex alimentarius zijn niet bindend,
maar zijn een richtlijn.
Europees niveau: aanvankelijk was landbouwbeleid de voornaamste bevoegdheid van de Europese
Unie. Binnen Europa = interne markt. Uniforme wetgeving noodzakelijk om:
1) Oneerlijke concurrentie uit te sluiten: regels overal even streng
2) Zelfde garantie op voedselveiligheid
3) Vrije handel te genereren
4) Daarom uniforme en gecontroleerde rol van de dierenarts
Europa legt wetgeving op aan de lidstaten. Het Europees voedselveiligheidsbeleid werd vastgelegd in
het Groen boek en finaal afgewerkt in het Wit boek. Het Wit boek bestaat uit 5 grondbeginselen:
- Een geïntegreerde benadering van de voedselketen
, - De risicoanalyse als grondslag van het beleid
- De verantwoordelijkheid van de exploitant
- De traceerbaarheid van de producten tijdens alle stadia van de voedselketen
- Het recht van de consument op duidelijke en precieze informatie
Het EFSA controleert of deze regels worden nageleefd. Daarnaast doet het EFSA onderzoek naar
onder andere door voedsel overgedragen ziektes, pesticiden en gezondheidsclaims. Op basis van
hun onderzoek geven ze adviezen hierover.
Nationaal niveau: de nationale waakhond van België is het FAVV, Federaal Agentschap voor de
Veiligheid van de Voedselketen. De taken van het FAVV zijn:
- Controle en keuren van voedingsstoffen en hun grondstoffen
- Controle en keuring van het proces en de site van de productie, verwerking, bewaring,
vervoer en verkoop
- Toekennen van erkenningen en vergunningen
- Toepassen en uitwerken van identificatie- en traceerbaarheidssystemen
- Verzamelen, verspreiden en integreren van alle informatie
- Beheren van een beleid van preventie en sensibilisering
- Toezien op de naleving van de wetgeving terzake in alle schakels van de voedselketen
Voorzorgsbeginsel: Zodra er alleen al een vermoeden is van een gevaar in de voedselketen,
worden er maatregelen genomen.
Belang van het bedrijfstype op de VVG
1) Intensief versus extensief
2) Biologisch versus conventioneel
3) Open versus gesloten bedrijf
4) Integratie: voorwaartse of achterwaartse integratie
Voordelen van integratie:
- Georganiseerde dierziektebestrijding
- Uniforme bedrijfsbegeleiding
- Strengere voorschriften inzake hygiëne, vaccinaties
- Gebruik van kerngetallen en richtwaarden
Na de oorlog had men een drang naar voedselveiligheid. Daarnaast steeg het aantal consumenten en
kwam de globalisatie op gang. Hierdoor werd de landbouw sterk geïntensiveerd. Dit leidde tot
goedkoper voedsel en een veeleisender consument.
Voordelen van de intensieve veehouderij:
- Betere preventie van ziekten
- Uniformere huisvesting en hygiëne
- Reductie vaste kosten
Nadelen van de intensieve veehouderij:
- Snellere verspreiding van ziekten bij insleep
- Ernstige gevolgen bij contaminatie voeders
Onder landbouwhuisdier verstaat men: elk gewerveld dier, gekweekt of gehouden voor de
productie van voedsel, wol, huid, bont of andere landbouwdoeleinden.
Landbouwhuisdier = runderen, varkens, schapen, geiten, hertachtigen, pluimvee, haasachtigen,
paardachtigen.
Afname van het aantal landbouwbedrijven (behalve pluimvee), maar gemiddelde bedrijfsoppervlakte
bijna verdriedubbeld. De vleesconsumptie zakt in de Westerse landen, maar stijgt in ontwikkelende
landen. Wereldwijd stijgt de vleesconsumptie nog wel.
, Productiecyclus legkip
Vroeger legden kippen zo’n 12-20 eieren per jaar, tegenwoordig is dat aantal gestegen naar ongeveer
300 eieren per jaar per dier. Kippen worden geselecteerd op factoren zoals de sterkte van de botten
en hardheid van de eischaal. De legkipproductie begint bij de elite broedkippen, vervolgens vindt er
een selectie plaats van de grootouderkippen en dan van de ouderkippen. De ouderkippen
produceren de legkippen. Deze legkippen leggen eieren die naar de broeierij gaan, zodra daar
kuikens uitkomen, gaan zij naar een opfokbedrijf. Hier blijven ze tot ze 18 weken oud zijn en dan
gaan ze naar een legkippenboerderij waar ze zelf eieren zullen leggen.
Op het moederdierbedrijf bevindt zich 1 haan per 10 hennen. Per vierkante meter lopen er 9 kippen.
De legperiode duurt 12 maanden. In de broeierij worden de eieren 18 dagen in verwarmde
voorbroedkasten gelegd. De eieren worden hier elke dag gekeerd. De laatste 3 dagen worden de
eieren overgeplaatst naar de uitkomkasten, waar de kuikens geboren zullen worden. Op een
lopende band worden de kuiken vervolgens geteld, gevaccineerd en wordt het geslacht bepaald. De
haantjes worden gescheiden en zullen worden afgemaakt, de hennetjes gaan naar het opfokbedrijf.
De kuikens hebben tot 2-3 weken nog dons, na 18-19 weken is hun verenkleed compleet. Voorheen
werden de snavels van de kippen gekapt om verenpikken te voorkomen, maar dit is sinds 2011
verboden. Op een leeftijd van 18-21 weken gaan de kippen op transport naar het legkippenbedrijf.
Een legkippenbedrijf bestaat uit ofwel verrijkte kooien, volière systemen of scharrelsysteem. Er
wordt gebruik gemaakt van een kort licht regime om vervolgens de daglengte te laten toenemen.
Hierdoor zullen de kippen na 3 weken hun 1e ei leggen. Elke 25 uur leggen de kippen één ei, dus zo’n
300 eieren per jaar.
Critical crontol points binnen de productiecyclus van de kip:
1) Besmetting van de eieren met bacteriën
2) Besmetting via de kip (interne besmetting) of via de mest (externe besmetting)
3) Op het bedrijf: hygiënesluis, gecontroleerde toegang tot het bedrijf, aparte opslag
gecertificeerd voeder met wachttijd, insleep dierziekten vermijden, correcte
bedrijfsadministratie, ongediertebestrijding, gecertificeerde bedrijfsdierenarts, salmonella-
monitoring, traceerbaarheid.
Productiecyclus vleeskip
Vleeskippen groeien zeer snel en hebben een zeer efficiënte voederconversie. De productiecyclus
begint weer bij de primaire subfokkerij waar de ouderdieren worden gefokt. Vervolgens gaan ze
naar de vermeerderingssector, waar de kippen zorgen voor de eieren. De eieren gaan naar de
broeierijen om er vleeskuikens van te maken. De primaire fokkerij is een relatief kleine sector die de
broilergenetica fokken en verkopen. De sector wordt beheerd door 3 grote multinationals,
voornamelijk in pluimvee-arme gebieden op bedrijven met een zeer hoog bioveiligheidsniveau. De
vermeerderingsbedrijven bestaan uit vleeskuikenmoederdierbedrijven en de opfok ervan. Dergelijke
bedrijven zijn in elk land te vinden. Ze komen vaak voor in integraties met voerbedrijven,
broederijen, vleeskuikenbedrijven en soms ook slachterijen. In de broeierij en
vermeerderingsbedrijven worden strikte eisen gesteld aan de bedrijfshygiëne en wordt er gebruik
gemaakt van entschema’s. het doel is om de slachtkuikens te beschermen tegen ziektes en een
gezond kuiken te krijgen zodat er uiteindelijk een veilig product kan worden geproduceerd. De
eendagskuikens gaan naar vleeskuikenbedrijven. Dit is de eindfase van de cyclus. De kuikens
verblijven hier 42-45 dagen om afgemest te worden. Er wordt gebruik gemaakt van het 6 weken all-
in-all out systeem. Omdat de kwaliteit van het vlees uiteindelijk bepaald wordt door de kwaliteit van
de kuikens, wordt er veel aandacht besteed aan de gezondheid van de kuikens. Ze worden
gevaccineerd, krijgen onbeperkt schoon voedsel en water en de stalparameters worden nauwkeurig