Sportrecht
Powerpoint is de belangrijkste leidraad. Zie Ufora voor wetgeving en rechtsleer.
Wetgeving mag op het examen gebruikt worden, ook deze die niet op Ufora staat. Het
handboek ook, maar er zijn recente zaken die niet in het handboek staan. Het handboek
wordt als achtergrond gebruikt. Examen: schriftelijk, daar komen we op het laatste
college nog op terug. Open vraag, juist/fout en casussen.
Geen eenduidige definitie over wat het sportrecht is. Wel belangrijk te weten wanneer je
al dan niet met sport te maken hebt, zie bijvoorbeeld catch: er is daar ooit een
dopingcontrole geweest waarbij een catcher positief testte, en daar kreeg de sporter een
schorsing van 2 jaar. Hij gaat ertegen in beroep, en stelt dat catch geen sport zou zijn. De
raad had daar oren naar, en er is geen definitie van het begrip sport in het Decreet, dus
heeft ze zelf een definitie gehanteerd waar de Raad tot de conclusie komt dat catch geen
sport vormt. De catcher is zo vrijgesproken. Ander voorbeeld: de sporttakkenlijst, het
gaat over de erkenning en subsidiëring van sportfederaties. Zie Decreet art. 9 Ufora:
erkende federaties, als ze aan een aantal voorwaarden voldoen, kunnen subsidies
krijgen. er is geen definitie, maar wel voorwaarden waaraan een sport aan moet voldoen
om op de sporttakkenlijst te staan, en dit zijn er drie waarvan er twee van moeten
voldaan zijn: fysieke activiteit, een sport die Olympisch is of die deel uitmaakt van een
internationale federatie of een sport die een voldoende groot draagvlak heeft in het
Nederlandse taalgebied.
Wat is sportrecht dan: vooral in de Engelstalige en Franstalige literatuur is er een
discussie over sport en recht of is het sportrecht? Er zijn verdedigers van de toepassing
van recht op sport, maar er zijn ook mensen die zeggen dat het sportrecht iets
bijzonders is, en dat het vanuit de sport zelf gegroeid is en niet vanuit het recht.
Inhoud hoorcolleges:
Bronnen en structuren
Geschillenbeslechting
Europese context
Statuur en contracten van de sport(begeleid)er
Statuut van de sportmakelaar – tussenpersoon
Antidoping
Sponsoring
Match-fixing
(Mediarechten)
Capita selecta…
Verhouding sport overheid
Interventionistisch beleid niet-interventionistisch beleid
In België zitten we daar wat tussenin: vanuit de overheid hebben we toch wel wat
regelgeving met impact, en er is ook een subsidiëringsmechanisme dus dan zullen
bepaalde voorwaarden voldaan moeten worden.
Autonomie: sport wil autonoom zijn, en wil zijn eigen organisatie doen. Hoe ver kan men
daarin gaan? Dan wordt vaak gesproken van de voorwaardelijke autonomie. We spreken
van horizontale en verticale autonomie: verticaal is binnen de sport, iedereen doet op
zijn niveau zijn eigen ding maar houdt rekening met reglementen die van hogerop
1
,komen, horizontaal is de verhouding tussen de sport en de overheden die in se naast
elkaar staan.
Specificiteit van de sport: iedereen verdedigt dit. We hebben onze eigen regels en eigen
bestaan, we doen ons eigen ding. Sport heeft specifieke kenmerken die je niet kan
vergelijken met andere sectoren, dus je kunt het recht niet blindelings toepassen.
Specificiteit is van toepassing op sport zolang er een economisch kenmerk is, anders valt
het erbuiten (oude redenering HvJ). Nu gaat men meer kijken naar de specifieke
kenmerken van de sport waarbij nog onderscheiden gemaakt worden zoals sociologisch.
In elke competitie hebben clubs elkaar nodig en is er een evenwicht nodig. Denk aan een
Belgische competitie: als je al weet dat een ploeg kampioen zal spelen, dan heb je niet
echt competitie meer. Hoewel voetbal economisch is, zijn er ook nog andere factoren. In
die zin wordt de specificiteit zeker verdedigd, maar op verschillende manieren
geïnterpreteerd.
Bronnen van het sportrecht
1. Reglementen sportverenigingen
Internationale federatie, Europese federatie, Nationale federaties,
Provinciale/Regionale federaties, clubs. Elk niveau maakt zijn eigen reglementen
rekening houdend met de hogere niveaus.
Bestaat die pyramide eigenlijk wel, dat Europees sportmodel? Vroeger zag je dat
dat eigenlijk niet bestaat, de terminologie wordt gebruikt om de verschilpunten
met het Amerikaans model te duiden. Daar heb je een grotere tweedeling tussen
amateurs en professionals. Nog typisch is de grote rol van colleges en scholen,
gesloten competities, salary caps, commercialisering, collectieve
onderhandelingen. De Raad Sport (EU) onderzoekt nu of men dat niet beter kan
definiëren (Europees sportmodel).
2. Wetgeving
Er is meer sportwetgeving dan je zou denken. Drie gemeenschappen zijn
exclusief bevoegd voor sport. Zie oplijsting slides. Europees niveau: kleine
aanvullende bevoegdheid van de EU sinds het Verdrag van Lissabon. Er zijn ook
reeds een aantal Conventies geweest.
3. Rechtspraak
Zowel RS binnen de sport zelf als bij de overheidsrechter. In se was het vroeger
verboden naar de overheidsrechter te stappen, daar zijn een aantal evoluties in
geweest (slide). Er is interne rechtspraak, er zijn procedures voor de gewone
rechter, disciplinaire organen en arbitrage.
Bevoegdheid van de federaties
Vrijheid van vereniging: de regels van de club en de bevoegdheid van de club aanvaard
je. Je moet eerst interne rechtsmiddelen aanwenden vooraleer zich naar de overheid te
wenden. De bevoegdheid hangt aan dat principe van vrijheid van vereniging.
Recht op een eerlijk proces 6EVRM
De beslissing van een intern orgaan dat niet voldoet aan de voorwaarden van 6EVRM,
dan moet er een mogelijkheid zijn beroep te doen op een gewone rechter, ook van
toepassing in tuchtprocedures.
Lecompte: de toepassing van het principe. Mitu: gaat terug op Gokschandaal J., het ging
over de vraag in hoeverre 6EVRM speelt in de tuchtprocedure en ook de voetbal een
tuchtprocedure door een bond terwijl een strafprocedure gaande is. Dit kan, aangezien
2
,een andere doelstelling nagestreefd wordt. De tuchtbevoegdheid van de voetbalbond
werd in vraag gesteld. Inhoudelijke uitspraak: de voetbalbond moest de tuchtprocedure
staken, maar daar mag je geen conclusies uit trekken, want het kan, maar op basis van
een specifieke formulering. De vraag was dus over de bevoegdheid, en dat werd
bevestigd, maar op dat moment was er geen rechtstreekse juridische band tussen de
bond en de spelers, wat maakte dat in dit geval geen bevoegdheid was. De verhouding
tuchtrecht-strafrecht: het tuchtrecht moet niet wachten op het strafrecht, maar er was
een inperking want wanneer beide procedures gaande zijn, mag de voetbalbond enkel
de procedure verderzetten in functie van het bewaren van de homogeniteit van de
voetbalcompetitie. 6EVRM: men verwees naar Lecompte, stellende dat in se niet voldaan
moet worden aan alle criteria, op voorwaarde dat een beroepsmogelijkheid openstond
voor de gewone rechter. In het regelement was dit niet van toepassing. Drie keer zie je
dus dat het HvB een aantal principes naar voor schuift die de bevoegdheden erkent,
maar op basis van het destijds geldende reglement niet van toepassing was en de
procedure dus gestaakt moest worden. Intussen is het reglement gewijzigd.
Recenter: Europees Hof zelf heeft een uitspraak gedaan inzake een Turkse voetballer die
zich op art. 6 beriep. Riza ea t. Turkije. Men klaagde aan dat de arbitragecommissie niet
voldeed aan artikel 6 EVRM, en deze zou van toepassing zijn, en er was geen
beroepsmogelijkheid mogelijk, dus 6 EVRM was van toepassing. Er was een schending
op 6EVRM omwille van 2 zaken. Zie slides! Het arbitrage committee was onder andere
niet voldoende onafhankelijk.
De procedure waarborgen gelden algemeen maar dus ook in de sport, ook intern.
Waar vinden we de sportrechtspraak:
Voorzitter REA: sportrechter bij uitstek. Dat is een snelle manier (kortgeding).
Nadeel: voorlopige maatregelen, vaak wordt er dan niet meer ten gronde
geprocedeerd
Arbeidsrechtbank
Burgerlijke rechtbanken: bv aansprakelijkheidsvorderingen, straf zoals private
omkopingen, drugswet…
Hoogste Belgische rechtscolleges
Europese rechters/Zwitserse federale rechter: Losane, vorm van arbitrage (TAS)
Disciplinaire instanties
Opgericht vanuit het Vlaams Decreet, commissie met beroepsmogelijkheid.
Vlaams sporttribunaal (voordien Vlaams Dopingtribunaal), nu bestaan er twee
kamers (doping en grensoverschrijdend gedrag)
Arbitrage
Belangrijk hier is de wilsautonomie om een uitspraak te krijgen van de arbiter.
Het gaat niet om overheidsrechters. Belgisch Arbitragecommissie voor de Sport
(BAS). Is dat nu arbitrage of niet als het gaat over sport? Een sporter die niet
anders kan dan lid worden en een reglement moet aanvaarden, heeft hij dan wel
gekozen voor arbitrage? Analogie met advocaten en de orde. Als je dat doortrekt
naar de sport, dan zou je moeten zeggen dat dat niet kan, er is geen
wilsautonomie. Zowel bij BAS als TAS is er een hervorming, ter vergroting van de
onafhankelijkheid van de organisatie. De rechter oordeelt dat het een
toetredingscontract is, het is geldig en het zal in het nadeel geïnterpreteerd
worden van degene die het opricht. De wilsautonomie is in feite een fictie.
Verschillende instanties:
3
, o BAS is opgericht in 1991 en hervormd in 2012 om ervoor te zorgen dat
het losser stond van het BOIC. Nu een aparte raad van bestuur en een
aparte benoemingscommissie.
o TAS (internationaal niveau) in 1984 opgericht, lange evolutie
meegemaakt. TAS was niet voldoende onafhankelijk van het IOC. Om dit
onafhankelijker te maken heeft men het ICAS opgesteld.
TAS neemt beslissingen die tegen IOC ingaan, maar anderzijds zijn ze toch
niet zo onafhankelijk. Zie persbericht op Ufora! Voorbeeld is de
Osakaregel.
Mogelijke verbeterpunten: de vraag naar onafhankelijkheid, ICAS
voorzitter en samenstelling (internationale federaties hebben er een
grotere rol in qua aanduiding), probleem met secretaris-generaal van TAS
die verschillende zaken doet en er zou invloed zijn, niet alle beslissingen
van TAS worden gepubliceerd…
Deel 1: Europese context (hoofdstuk 3 handboek)
1. Vrij verkeer
1.1. Inleiding
“Laat ons onze roeiers, schermers en lopers exporteren naar andere landen:
dat is de echte vrije handel van de toekomst, en de dag dat het in Europa zal
geïntroduceerd zijn, zal de vrede een nieuwe bondgenoot hebben.” Vanaf
jaren 50 was er een douane-unie en vrij verkeer ingeschreven in de
Verdragen. Sporters zijn mensen, wonen en werken in andere lidstaten.
1.2. Kader
Interne markt: vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal.
Vooral over de sporters zelf, die personen zijn en die een recht hebben op vrij
verkeer als werknemer, dienstverrichter of simpele burger. Kijken we naar de
economische vrijheden, dan hebben we het over sporters die meestal als
werknemer hun sport beoefenen. Vrij verkeer betekend een verbod op
discriminatie (op basis van nationaliteit) en verbod op belemmeringen (die
het moeilijker maken voor een sporter om gebruik te maken van zijn recht op
vrij verkeer). Dat onderscheid is niet irrelevant, je moet het linken aan de
uitzonderingsmogelijkheden. Dit is beperkter als het gaat om discriminatie in
de zin dat je enkel de uitzonderingen mag inroepen die je terugvindt in het
Verdrag: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid,
overheidsdienst. Deze zijn limitatief en moeten strikt worden
geïnterpreteerd. The rule of reason is enorm van belang: naast het
Verdragsgamma aan uitzonderingen zijn er nog andere dwingende regelen
van belang. De maatregel die je neemt moet proportioneel zijn, geschikt zijn
om het dwingend doel van hoger belang te gaan vrijwaren.
1.3. Toepassingsvoorwaarden
Drie toepassingsvoorwaarden.
1) Economische activiteit. Nuance: er is een tijd gedacht dat personen die
zich daarop moeten beroepen, effectief hun sport als werknemer of als
zelfstandige moest uitoefenen en dat amateursport daarbuiten viel. In
eerste instantie heeft men erkend dat het kunnen sporten op zich een
sociaal voordeel is. Stel je verhuist na je studies naar Frankrijk en je werkt
er als jurist, maar je bent ook een goede voetballer en je wilt bij een club
4