Gezins-en contextbegeleiding: een eerste situering
HET GEZIN: EEN POGING TOT DEFINITIE
Van Dale
“Ouders met hun kinderen (1), vrouw of man en kinderen (2)”
(1) Minimaal twee generaties, ‘hun’: enige bloedverwantschap
(2) ‘of’: één-oudergezinnen als volwaardig, ‘hun’ valt weg: bloedverwantschap geen absolute waarde
Ruimere definitie
Alle samenwerkingsvormen die een herkenbare sociale eenheid op microniveau vormen, met al dan niet
verwante personen die duurzame en affectieve banden hebben en elkaar onderling steun en verzorging verlenen.
Herkenbare sociale eenheid Leden van gezin tonen dat ze bij elkaar horen (aanspreken, stijl, interactie…)
Al dan niet verwant Bloedverwantschap is geen voorwaarde (wel/niet aangetrouwd)
Duurzaam Het tegen een stootje kunnen, gaat lang mee
Affectief Gevoelsband, graag zien, emotionele steun
Mogelijke gezinsvormen
Kerngezin Twee ouders en eventuele nakomelingen (= de standaard na WO II in het westen)
Uitgebreid gezin Kerngezin + minstens één verwant (vb. nichtje)
Één-oudergezin Wanneer man/vrouw sterft, gezin verlaat, kan vrij/gedwongen zijn
Alleenwonenden Eenpersoonsgezin, zonder partner
Ongehuwd samenwonend Wanneer twee mensen zonder huwelijkscontract onder één dak wonen
LAT Living Apart Together: getrouwd/relatie maar niet hetzelfde onderdak delen
LTA Living Together Apart: samenwonen zonder echte (intieme) relatie
Nieuw samengesteld gezin Hertrouwen/relatie/samenwonen met niet-biologische ouder van kinderen
Co-ouderschap Samen het ouderschap overnemen
Bird-nesting: kind blijft in huiselijke kring en ouders verhuizen om de week
Holebi-ouderschap Twee mannen of vrouwen die samenwonen
Mikado-gezin Nieuw samengesteld gezin + ‘nieuwe/eigen’ kinderen
1
, DE GESCHIEDENIS VAN HET GEZIN
Dé geschiedenis bestaat niet invloed vanuit religie, politiek en maatschappelijke beeldvorming
1875 – 1945: Gezinnen zijn fundament van de samenleving
Gezin is hoeksteen van als het goed gaat met de gezinnen, gaat het goed met de samenleving
samenleving Christelijk geloof bepaalt sterk het dagelijks leven van en in gezinnen
Wederopbouw samenleving nodig: aandacht voor gezinsbeleid
o Gezinnen uit armoede ondersteunen (goede huisvestiging +
1945 – 1960:
gezinsinkomen) > meedraaien in maatschappij > gaat bloeien
Gezin in wederopbouw
o Verzorgingsstaat: enkel goed functionerende gezinnen dragen bij
Gezinsgericht werken in hulpverlening komt stilaan op gang (gezinsverzorgsters)
Gastarbeiders gezinshereniging: eerste allochtone gezinnen in Vlaanderen
Opkomst systeemtheorie + contextuele theorie impuls gezinsgericht werken
Gezinstheorieën in volle ontwikkeling
1960 – 1980:
Concept gezin wordt echter uitgedaagd door seksuele revolutie en emancipatie
Gezin onder druk
rollenpatronen in vraag gesteld nieuwere gezinsvormen
Gezin ≠ hoeksteen
Vanaf 1990 - nu:
Alternatieve gezinsvormen
Gezin terug een Gezinsvervangende hulpverlening creëren gezinscontext
hoeksteen?
Stijgende jeugdcriminaliteit belang van ‘het veilige gezin’
DE GEZINSKENMERKEN
Socio-demografisch Grootte, samenstelling, leeftijden, etnische achtergrond, opleidingsniveau, inkomen…
Affectief Opvoedingsstijlen, risico- en protectiefactoren, medische en maatschappelijke zorg..
Cultuurpedagogisch Gesproken thuistaal, mediagebruik, betrokkenheid ouders bij scholen, tradities…
2
, GEZINS-EN CONTEXTBEGELEIDING
Elke opvoeder/begeleider dient te beschikken over competenties van gezins-en contextbegeleider
Contextbegeleider Gezinsbegeleider
= gericht op het kind/de jongere in zijn context = ouders als primaire invalshoek
• Praktische pedagogisch advies en begeleiding • Permanente vraagverduidelijking en
• Modelling zorgafstemming
• Inclusie ondersteunen: informeren en • Gezin als geheel
ondersteunen andere contexten buiten gezin • Informatie impact: inspelen op beleving ouder
• Ondersteunen bij toepassen vaardigheden in • Administratieve regelingen (kostprijs, aanvraag..)
andere contexten • Gecombineerd dagbegeleiding in groep of met
• Informatie impact beperking: hoe ermee omgaan verblijf trajectbegeleider die volgt doorheen
volledige hulpverleningstraject binnen organisatie
Huiswerkbegeleiding, contact met jeugdbeweging,
ondersteunen broer-zus relatie adh spelletjes, Begeleiden relatieproblemen ouders, contact
stokloopbegeleiding budgetbegeleider OCMW, uitzoeken tegemoetkomingen,
regelen deelname kampen
Contextversterkend werken (Erik de Belie)
= zoeken naar en aan te sluiten op krachten binnen context van het kind om deze om te zetten als middel om groei
en ontwikkelingskansen van het kind/jongere en zijn context te steunen
De algemene systeemtheorie
GESCHIEDENIS
Hulpverlening vroeger
• Accent behandelen van het individu
• Medisch model: op basis van waarneembaar gedrag definiëren we probleem op vervolgens op te lossen
• Oorzaken in verschillende theoretische modellen:
o Psycho-analytisch: vroegkinderlijke ervaring o Humanistische psychologie: zelfwaardering
o Behaviorisme: aangeleerd gedrag o Psychopathologie: stoornis
3
, vanaf jaren 50: Meer aandacht voor context van de cliënt (= systeemtherapie)
Gedrag wordt op een of andere manier uitgelokt in de omgeving waar een persoon zich bevindt en door de
manier waarop anderen op het gedrag reageren
Algemene systeemtheorie
Ludwig Von Bertalanffy – organisme wordt beschouwd als georganiseerd geheel (= Gestalt)
- Objecten vanuit systeemtheorie besturen = objecten in breder kader, context, plaatsen
- Objecten als onderdelen van en beïnvloed door systeem waar ze deel van uit maken
↔ mechanistische visie: levend organisme herleiden tot elementen, apart bestuderen en in geheel te
verklaren uit som van elementen
- Organisatie van elementen = toevallige uitkomst
- Lineair-causaal denkmodel: om fenomenen te kunnen begrijpen of verklaren gaat men op
zoek naar oorzaak (menselijk gedrag: kind luistert niet, omdat moeder niet kordaat genoeg is)
Algemene systeemtheorie (AST)
Biologische theorie benadering in alle wetenschappen
- Bateson (1956): oorzaken disfunctioneren binnen omgeving (systeem) gezicht i.p.v. binnen individu zelf
fundament systeemtheoretisch denken in sociale wetenschappen
- Boek Waltzlawick in NY: belangrijk verspreiding systeemtheoretisch gedachtegoed naar W-Europa
- Systeemtheoretische stroming = Palo Alto School (Bteson, Watzlawick verbonden)
Toegepast op personen en gezinnen:
• oorzaken gedragingen niet in persoon zelf, maar in werking van systeem en wisselwerking tussen personen
• gedrag van persoon vormt reactie op gedrag van iemand anders
= de-individualiserend karakter AST
4