GESCHIEDENIS VAN HET OUDE NABIJE OOSTEN
HOORCOLLEGE 1:
HOOFDSTUK 1
INLEIDING TOT DE GESCHIEDENIS VAN HET OUDE NABIJE OOSTEN
WAT IS HET OUDE NABIJE OOSTEN?
Term
‘Geschiedenis’
‘Geschiedenis’ : ‘De wetenschap die het verleden bestudeerd aan de hand van
geschreven bronnen.’ in tegenstelling tot de prehistorie, de tijd waaruit geen geschreven
bronnen of documenten zijn overgeleverd.
We beschikken over geschreven bronnen uit het Oude Nabije Oosten vanaf het einde
van het 4e millennium v.o.t. Dit is meer dan 5.000 jaar geleden. Dit zijn tevens de eerste
geschreven bronnen die we tot dusver kennen.
Aangezien het schrift op het einde van het vierde millennium ontwikkeld werd in het
Oude Nabije oosten.
Dit neemt niet weg dat om de context van de ontwikkeling van het schrift te begrijpen de
periode ervoor van groot belang is. Een heel aantal belangrijke prehistorische processen
zoals het ontstaan van de landbouw en veeteelt, het domesticeren van gewassen en dieren,
het ontstaan van nederzettingen en dorpen, kunstuitingen en ontwikkelingen en sociale
stratificatie. Deden zich immers voor in de millennia voor het schrift ontwikkeld werd en
hebben mee bijgedragen tot deze ontwikkeling.
Deze voorhistorische periode bestuderen we aan de hand van archeologische bronnen
(overblijfselen van nederzettingen, gebouwen, graven, artefacten, etc). Deze bronnen blijven
ook voor de studie van de historische periode belangrijk en zijn een belangrijke aanvulling op
de geschreven bronnen.
Meer zelfs eigenlijk zijn onze geschreven bronnen (kleitabletten, waarop spijkerschrift
geschreven is) zowel geschreven als archeologische bronnen.
‘Oude Nabije Oosten’
‘Oude Nabije Oosten’ : Nabije Oosten is een negentiende -eeuwse wetenschappelijke
term ter aanduiding van de resten van het Ottomaanse rijk ten oosten van de Middellandse
zee.
Het huidige Turkije, Syrië, Libanon, Irak, Jordanië, Israël en Palestina. Tegenwoordig en
voor moderne andere doelstellingen en disciplines gebruikt men eerder het Midden-Oosten
in de plaats van Nabije Oosten. Die term betrekt ook een groter gebied en bevat ook Iran,
Egypte en het Arabische Schiereiland.
Historici en archeologen die de oude geschiedenis van het Midden-Oosten of een deel
ervan bestuderen gebruiken echter nog steeds de term ‘Nabije Oosten’.
1
, In deze cursus zullen we ons voornamelijk focussen op de regio tussen de Middellandse
Zee in het Westen, de Zwarte Zee in het Noorden, de Kaspische Zee in het Noordoosten, de
Perzische Golf in het Zuidoosten en de Rode Zee in het Zuidwesten.
In het hart van dit gebied ligt het zogenaamde tweestromenland of Mesopotamië, het
land tussen de Eufraat en de Tigris. Het huidige Irak en een deel van Syrië. Onze hoofdfocus
ligt op dit gebied en haar geschiedenis. Daarnaast zullen buurtgebieden ten Westen,
Anatolië in het huidige Turkije en de Levant, het huidige Libanon, Israël en Palestina en de
kuststreek in het Westen van Syrië, en ten oosten Elam, het huidige Iran, aan bod komen
wanneer deze interfereren met de geschiedenis van Mesopotamië.
Tijdens de verschillende hoorcolleges zullen er verschillende benamingen gebruikt
worden voor bepaalde regio’s binnen Mesopotamië die elkaar deels overlappen, afhankelijk
van de periode waarin we ons bevinden.
Zo zullen we zeker in het begin vaak spreken over Sumer, dit is het uiterste Zuiden van
Mesopotamië waar de Sumeriërs zich tussen ongeveer 5.500 en 4.000 voor onze
tijdsrekening vestigden.
Ten noorden van Sumer, maar nog steeds in Zuid Mesopotamië bevind zich Akkad, waar
de Akadiërs zich vestigden in het 4 e en het 3e millennium v.o.t. Samen vormen Sumer en
Akkad de regio die we later algemeen Babylonië noemen, naar de hoofdstad van de door
koning Hammurabi gestichte rijk, Babylon.
Noord Mesopotamië noemen we algemeen Assyrië, naar de hoofdstad van de Assyriërs,
Ashur.
‘Oude’
‘Oude’: We gaan dus maar een deel van de geschiedenis van het Nabije Oosten
behandelen. Met name het oudste deel. We starten aan het einde van het vierde millennium
v.o.t. wanneer er zich een culminatie van ontwikkelingsprocessen voordoet die zal leiden tot
de stedelijke evolutie en de ontwikkeling van onder meer het schrift en we eindigen in 331
v.o.t. wanneer Alexander De Grote het Nabije Oosten verovert en het gebied gehelleniseerd
word.
BRONNEN
Om deze 3.000 jaar geschiedenis te bestuderen, interpreteren en beschrijven maken we
gebruik van zowel geschreven als archeologische bronnen. In beide gevallen is er een grote
overvloed en variatie aan bronnen. We hebben m.a.w. bijzonder veel bronnen en veel
verschillende soorten bronnen. Zo zijn er naar schatting meer dan een miljoen teksten uit
het Oude Nabije Oosten die momenteel in een museum en privé collecties bewaard worden.
De reden waarom er zoveel geschreven bronnen bewaard zijn is logisch, naast inscripties
op steen, steiles of onderdelen van gebouwen is het overgrote deel van deze teksten
geschreven op kleitabletten. Ze zijn geschreven in spijkerschrift dat door middel van een
stylus ingedrukt werd in vochtige klei. Waarna het kleitablet werd gedroogd in de zon of
gebakken. Eens gedroogd of gebakken blijft zo een kleitablet heel lang, zo niet altijd intact en
bewaard. Zeker indien het een lange tijd bewaard werd in een tevens kleirijke ondergrond
2
, vooraleer opgegraven te worden. Eens opgegraven worden deze tabletten best gebakken
om ze te kunnen bewaren in musea.
Het spreekt voor zich dat zelfs dit grote aantal bronnen slechts een klein onderdeel is van
het totale aantal geschreven bronnen uit het Oude Nabije Oosten dat bestaat of ooit
bestaan heeft. Een groot deel van deze bronnen zijn nog niet opgegraven en zitten nog veilig
onder de grond.
Er zijn niet enkel bijzonder veel geschreven bronnen tot ons gekomen, ze zijn ook zeer
divers qua genre. Zo beschikken we over literaire teksten, epen, gymnes, koningsinscripties,
religieuze teksten, gebeden, mythen, bezweringen, omina, wetenschappelijke teksten
aangaande landmeetkunde, wiskunde, astronomie en lexica.
Maar ook documentaire teksten, zeg maar dagdagelijkse economische, juridische en
administratieve teksten. Zoals brieven, koopcontracten, pachtcontracten, leningen,
processen, erfdocumenten, ontvangstbewijzen en kleine nota’s.
Ten slotte zijn er ook schoolteksten. Dit zijn teksten van leerlingen die spijkerschrift leren
schrijven, die opgeleid worden tot boekhouders of specialiseren in literatuur, wiskunde of
astronomie.
Daarnaast zijn er natuurlijk ook veel archeologische bronnen. Restanten van
woonhuizen, tempels en paleizen, nederzettingspatronen, artefacten uit steen, metaal, klei,
ivoor of edelstenen. Juwelen, vaatwerk, beelden, meubels etc.
Zowel de geschreven en archeologische bronnen zijn afkomstig uit archeologische sites,
zo’n site heeft meestal een naam die begint met tel, tal, hujug, tujug, teper. Een
archeologische site is een kunstmatige heuvel, die doorheen de eeuwen ontstaan is door
eeuwen van menselijke bebouwing, waarna op het puin van de oude gebouwen weer
nieuwe werden gebouwd. Tot op het moment dat de nederzetting/ stad definitief verlaten
werd.
Er zijn tot op heden meer dan 50.000 archeologische sites in het Nabije Oosten bekend.
Slechts een deel hiervan is deels opgegraven. Een groot deel is slechts in kaart gebracht door
middel van een servey, waarbij oppervlakte vondsten (meestal scherven) gebruikt worden
om de site te dateren. Het spreekt voor zich dat ook dit opnieuw slechts een deel van alle
nederzettingen en steden is die ooit bewoond geweest zijn in het Nabije Oosten. Een deel is
nog niet in kaart gebracht of verwoest door wille van moderne menselijke interactie zoals
het aanleggen van wegen, dammen enz. Of ligt verborgen onder steden en nederzettingen
die heden ten dage nog steeds bewoond zijn. Aangezien het opgraven van een site een
‘destructief’ proces is, is het niet altijd uitvoerbaar.
Recent zijn er dan ook veel nieuwe, niet destructieve methoden: zoals scanners
ontwikkeld door ficici en geoficici om archeologische sites in kaart te brengen. Ook
satellietbeelden kunnen helpen bij het in kaart brengen van archeologische sites.
Om een zo een volledig mogelijk beeld te krijgen van de geschiedenis van het Oude
Nabije Oosten is het belangrijk om zowel de geschreven als archeologische bronnen te
bestuderen.
3