Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Routes van het Recht - Rechtspsychologie (R_R.psy) €5,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Routes van het Recht - Rechtspsychologie (R_R.psy)

3 revues
 218 vues  25 achats
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Uitgebreide samenvatting van de voorgeschreven hoofdstukken van Routes van het Recht van Rechtspsychologie aan de VU.

Dernier document publié: 2 année de cela

Aperçu 4 sur 62  pages

  • Non
  • Alle voorgeschreven hoofdstukken van 2021
  • 11 décembre 2021
  • 12 décembre 2021
  • 62
  • 2021/2022
  • Resume

3  revues

review-writer-avatar

Par: evabergers1 • 9 mois de cela

review-writer-avatar

Par: pimelting • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: kadiciagd • 1 année de cela

avatar-seller
SAMENVATTING

RECHTSPSYCHOLOGIE

,WEEK 1

HOOFDSTUK 1: Over de rechtspsychologie
Taken van rechtspsychologen in het recht:
1. De studie van het recht als een gedragstechnologie,
2. De studie van gedrag dat onder invloed van het recht staat of zou moeten staan.
Overeenkomsten tussen rechtspsychologie en rechtswetenschap zijn dat beiden geneigd zijn om te
spreken in termen van individueel gedrag en over concrete zaken. Verschillen die voor moeilijkheden
in discours zorgen zijn dat het recht normatief is en psychologie juist descriptief. De forensische
psychologie daarentegen komt juist voort uit de klinische psychologie (dat gaat over afwijkend gedrag
van individuen). Zij zijn vaak in het justitiële bedrijf werkzaam en verrichten vaak advieswerk. De basis
van de rechtspsychologie is dan weer de empirische studie van algemeen psychologische
verschijnselen binnen het recht (het functioneren van het recht zelf of participanten in het recht). De
experimentele benadering overheerst, met een focus op het strafrecht.
Ø William Stern zou de grondlegger van de rechtspsychologie kunnen worden genoemd. Hij
wilde kennis over het menselijke herinneringsvermogen toepassen op getuigenverklaringen.
Stern voerde laboratoriumstudies uit en zijn conclusie was dat een vlekkeloos geheugen niet
bestaat, en dat ook de eed daarbij niet helpt. Hij ging mock crimes (Wirklichkeitsversuche)
gebruiken waarbij situaties als ruzies werden geënsceneerd in de collegezaal.
Ø Hugo Munsterberg probeerde zich in de VS te profileren als rechtspsycholoog maar droeg
uiteindelijk vooral bij aan de psychology against law door juristen negatief te beoordelen.
Ook in Nederland volgden de mock crimes in de collegezalen waarin werd aangetoond dat
getuigenissen feilbaar zijn. Vele jaren later verschoof de aandacht naar rechterlijke beslissingen.
In de jaren 80 volgden uit de Werkgroep Rechtspsychologie verschillende handboeken met steeds
sterkere academische inbedding. Sommige publicaties (zoals Dubieuze Zaken) veroorzaakten
commotie zoals die over fouten bij de rechterlijke besluitvorming. Peter van Koppen, die schreef over
de Schiedammer Parkmoord, was een belangrijke naam. Zijn analyse, die later juist bleek, gaf aan dat
er een onschuldige man vastzat voor de moord. Een van de thema’s was tunnelvisie, iets wat nu dan
ook wordt tegengegaan door kritische reflectie en tegenspraak. Daarbij moet ook ontlastend bewijs
worden opgenomen in het dossier. Dit soort ontwikkelingen (alsook die van de herzieningsprocedure)
houden verband met het redelijk activistische karakter van de rechtspsychologie. Rechtspsychologen
doen zowel onderzoek als bijdragen aan de praktijk als getuigendeskundigen in straf- en civiele zaken.



HOOFDSTUK 2: Klassieke experimenten in de rechtspsychologie
De rechtspsychologie is een toegepaste vorm van de psychologie: toegepast op gedrag en functioneren
van alle rechtssubjecten, en op professionals werkzaam in de strafrechtsketen.
Ø Bij een klassiek experiment is er een experimentele groep en een controlegroep. Beiden
krijgen een voor- en nameting, de experimentele groep daartussen ook een manipulatie.
Proefpersonen worden at random toegewezen aan de groepen waardoor geen selectie op kan
treden en dus geen systematische verschillen.
Ø De interne validiteit controleert op storende invloeden en richt zich op specifieke effecten.
Ø De externe validiteit controleert op generaliseerbaarheid. Deze is in tegenstelling tot de
interne validiteit relatief beperkt.

,Laboratoriumexperimenten zijn niet vergelijkbaar met de werkelijkheid, de hoge interne validiteit
wordt dan ook met externe validiteit betaald. Naarmate een experiment vaker wordt gerepliceerd zal
ook de externe validiteit van overeenstemmende bevindingen toenemen.
Quasi-experimenten zijn experimenten die afwijken van het klassieke design. Vaak komen ook
in deze experimenten de randomisering en de controlegroep voor omdat deze belangrijk zijn voor de
interne validiteit en de interpretatie.
1. Loftus: de botsende auto’s
Loftus deed drie experimenten. In het eerste werden aan studenten filmpjes getoond met botsende
auto’s, waar bij een eerste deel een vraag met ‘contacted’ kreeg en het andere deel ‘smashed’. Hieruit
bleek dat de vorm van de vraag het antwoord van getuigen kan beïnvloeden: de tweede groep schatte
de snelheid van de auto’s hoger in. In het tweede experiment werden drie groepen gecreëerd, waarbij
de eerste een vraag met ‘smashed’ kregen, de tweede een vraag met ‘hit’ en de derde geen vraag.
Later werd gevraagd of zij gebroken glas hadden gezien waarbij bleek dat de groep van ‘smashed’ dit
hoger inschatte, terwijl geen sprake was geweest van gebroken glas. In een laatste experiment werden
proefpersonen verward met de woorden ‘voorrangsbord’ en ‘stopbord’. De conclusie van deze
experimenten was dat men het geheugen van getuigen kan veranderen door achteraf misleidende
informatie te geven.
2. Simons & Levin: de deurstudie
In dit bekende experiment wordt veranderingsblindheid getest: op een universiteitscomplex stapt een
jongeman met een plattegrond op een voorbijganger af. Dan komt er een tweetal langs dat een deur
tussen zich in draagt waardoor zij kort het zicht verliezen. Achter de deur wisselt de jongeman met een
andere jongeman. Meer dan de helft van de voorbijganger merkte de persoonsverwisseling niet op.
Later werd het onderzoek iets anders vormgegeven: studenten meldden zich bij een hoge balie waar
zij formulieren in moesten vullen. De baliemedewerker wisselde dan van persoon. Hierbij viel meer
dan de helft van de proefpersonen weer niets op van de verwisseling.
Een experiment van Davies & Hine laat zien dat bij het bekijken van een video over een
inbreker slechts 39% de verwisseling van gedaante van een inbreker werd opgemerkt. 65% van de
studenten die werd verteld om op te letten merkten het wel op, tegenover 13% van de mensen die
niet specifiek hadden opgelet. De conclusie is dat veranderingsblindheid vooral voorkomt als mensen
op een oppervlakkige manier encoderen. Het geeft een verklaring voor het aanwijzen van onschuldige
voorbijgangers als dader.
3. Kassin & Kiechel: het Alt-toets-experiment
Dit experiment onderzoekt of en in welke mate mensen iets bekennen dat zij niet hebben gedaan ten
gevolge van de confrontatie met vals bewijs, en of mensen die bekentenis ook internaliseren. Tot slot
werd ook om details gevraagd van hoe en waarom men datgene had gedaan. Tijdens het experiment
werd proefpersonen verteld dat zij mee moesten typen met letters, waarbij de Alt-toets niet ingedrukt
mocht worden omdat dan de computer zou vastlopen. De andere ‘proefpersoon’ zou dan zeggen dat
hij had gezien dat de proefpersoon de knop in had gedrukt, terwijl dat niet het geval was. Als de
proefpersoon zou toegeven moest hij een verklaring tekenen waarin hij toegaf op de Alt-toets te
hebben gedrukt en dat er data verloren was gegaan. Daarna zou door weer een ander persoon worden
gevraagd wat er precies was gebeurd, waarmee werd getoetst op confabuleren (valse herinneringen).
69% bekende en ondertekende de verklaring, 28% geloofde zelf ook de Alt-toets te hebben aangeraakt
en 9% vertelde (verzon) daar details bij. Daarvan bekende 35% zonder dat er iemand zei het voorval
te hebben gezien, terwijl 89% bekende als iemand wel zei het te hebben gezien (vals bewijs). Op dit
experiment was kritiek wat betreft de generaliseerbaarheid.

, 4. Crombag, Wagenaar & Van Koppen: crashing memories en source monitoring
Is het mogelijk om het geheugen van getuigen dusdanig aan te passen dat de getuigen informatie die
zij niet uit eigen waarneming konden hebben, tot een authentieke herinnering zouden bombarderen?
Ze vroegen proefpersonen of zij de (niet-bestaande) beelden van een vliegtuigcrash op de Bijlmerflats
hadden gezien, en hoe lang het duurde voordat het vuur begon na de crash. In een tweede experiment
kwamen dezelfde vragen terug maar met meer detailvragen. Dit experiment is vaak gerepliceerd.
Zonder beelden blijkt dat meer dan de helft van de mensen rapporteert dat zij die wel hebben
waargenomen, zelfs aangevuld met niet-waargenomen details. Dit is door twee fenomenen te
verklaren. Op basis van ideeën en kennis over wat zou kunnen zijn gebeurd, komt men tot de conclusie
dat het eindresultaat van het inferentieproces een authentieke waarneming is. Daarbij moet het
inferentieproces foutief worden genormeerd als een externe bron van kennis (bronfout).
5. Het Deese-Roediger-McDermott-paradigma (simpele pseudo-herinneringen)
Het DRM-paradigma bestaat uit het aanleren door proefpersonen van een lijst van woorden die sterk
geassocieerd zijn met een lokwoord dat niet in de lijst is opgenomen. Het vragen naar het repliceren
van die lijst levert dan ook het noemen van het lokwoord op. Dit wordt als pseudo-herinnering
aangemerkt. Het accepteren van het lokwoord kan op twee manieren worden verklaard. De
Activation/monitoring-theorie zegt dat de sterke associatie van de woordlijsten ook het lokwoord
heeft geactiveerd, en daarna moet een bronfout worden gemaakt. De fuzzy trace-theorie zegt dat van
ervaringen twee geheugensporen achterblijven: het letterlijke (verbatim) spoor en de gist (algemeen
geheugenspoor). Lokwoorden komen dan dus overeen met de gist van de woordenlijst.
6. Asch: groepsconformiteit bij het schatten van lijnlengtes (compliance)
Ook dit is een bekend experiment, waarbij wordt aangetoond dat veel mensen geneigd zijn zich aan
een meerderheidsstandpunt aan te passen, zelfs als het glashelder is dat dat standpunt onjuist is. In
een groep van acht deelnemers werd gevraagd de lengte van een lijn te matchen met één van drie
andere lijnen op een afbeelding. Een van de deelnemers was de proefpersoon, de rest was
medeplichtig (confederates of stooges). De confederates gaven altijd hetzelfde antwoord, zowel juist
als verkeerd. De proefpersoon was als laatste aan de beurt om te antwoorden. In een derde van de
gevallen conformeerde de proefpersoon zich aan het foute meerderheidsstandpunt (vooral bij een
unaniem groepsoordeel). Niet iedereen conformeert zich altijd aan het meerderheidsstandpunt en
deze verschillen zijn meetbaar op de Gudjonsson Compliance Scale.
Groepsconformiteit kan het optreden van tunnelvisie in groepen versterken, in opsporing, vervolging
en berechting. Daarom wordt aandacht besteed aan tegenspraak voor een evenwichtige
waarheidsvinding. In Nederland krijgt de jongste en minst ervaren rechter of raadsheer het eerste het
woord zodat deze zich niet kan conformeren.
7. Milgram: elektrische schokken (gehoorzaamheid)
In dit experiment ontving de experimentator twee proefpersonen, de leraar en leerling, waarvan alleen
de leraar een echte proefpersoon was. De leerling zat in het bijzijn van de leraar in een elektrische
stoel vastgegespt. In het experiment moest de leerling woordparen matchen, bij een fout antwoord
moest de leraar een schok toedienen, die bij elke fout nog eens sterker werd. Bij deze schok werd ook
aangegeven dat een bepaalde schok gevaarlijk was. De leerling fingeerde steeds heftigere reacties
terwijl de leraar werd aangespoord om door te gaan. 65% van de proefpersonen ging door tot het
einde van de voltage. Verklaringen liggen in de theorie van het conformisme of de gedachte dat door
iemands anders vragen uit te voeren, diegene niet langer zelf verantwoordelijk is voor zijn daden.
8. Schüneman: het effect van dossierkennis vooraf op het bewijsoordeel van rechters

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur EmilyE. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,99  25x  vendu
  • (3)
  Ajouter