Schenk- Erf- En Overdrachtsbelasting (JUR3SCHERFOV1)
Tous les documents sur ce sujet (12)
Vendeur
S'abonner
Esss03
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting schenk, erf- en overdrachtsbelasting
Week 1
Art. 1 SW = hoofdregel
- Lid 1: reikwijdte
o Sub a: erfbelasting ‘al wat krachtens erfrecht (boek 4) is verkregen door het
overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden in NL woonde.
Alle goederen zoals bedoeld in art. 3:1 BW (zowel zaken als
vermogensrechten)
o Sub b: schenkbelasting ‘al wat krachtens schenking’ (boek 7) is verkregen van
iemand die ten tijde van de schenking in NL woonde.
- Lid 2: uitbreiding mede verstaan de verkrijging van vergunningen en aanspraken
etc.
- Lid 3 rente
- Lid 4: zie lid zelf
- Lid 5 wilsrechten i.z.v. art. 19, 20, 21 en 22 Boek 4, worden niet aangemerkt als
verkrijging krachtens erfrecht
- Lid 6 zie lid zelf
- Lid 7: definitie schenking: de gift, als bedoeld in art. 7:186 BW.
o Iedere schenking is een gift!
- Lid 8: onder schenking wordt niet verstaan de bevoordeling als gevolg van
verwerping door een erfgenaam of legataris, het afzien door de echtgenote van de
wettelijke verdeling
- Lid 9: een gift onder opschortende voorwaarde wordt geacht tot stand te komen op het
moment dat de voorwaarde is vervuld.
Belastbaar feit
Is er sprake van een verkrijging
- Krachtens erfrecht (civielrechtelijk Boek 4); art. 1 lid 1 sub a SW
- Krachtens schenking (civielrechtelijk Boek 7); art. 1 lid 1 sub b SW
- Van een OZ gelegen in NL? art. 1 jo. 2 WBTR
Zo niet, kennen we nog een aantal ficties. Het is een civielrechtelijke overeenkomst, welke
geen belastbaar feit oplevert, maar toch kunnen we deze d.m.v. de ficties belasten.
Tijdstip van verkrijging is van belang om te beoordelen of er sprake is van een belastbaar feit.
Als regel wordt gehanteerd dat de belastingschuld ontstaat op het moment waarop de erflater
overlijdt c.q. het tijdstip waarop een schenking tot stand komt (art. 7:175 BW). Voor een
schenking onder de opschortende voorwaarde geldt een afwijkende regel (art. 1 lid 9 SW).
Voor de schenking, is tijdstip van verkrijging heel erg belangrijk vanwege de 180 dagen
regeling van art. 12 SW.
- Wanneer de schenker op het tijdstip van het in vervulling gaan van de opschortende
voorwaarde is overleden, is het de vraag of er nog wel sprake kan zijn van een
schenking. Er is immers geen schenker meer. Om die reden is in art. 12, lid 1, tweede
volzin, SW 1956 geregeld dat indien de voorwaarde in vervulling gaat na het
overlijden van de schenker het ‘geschonkene’ geacht wordt krachtens erfrecht van de
1
, schenker te zijn verkregen. Erfbelasting is dan verschuldigd indien de schenker ten
tijde van zijn overlijden in Nederland woonde of geacht werd te wonen
Erfbelasting:
Men uit een nalatenschap kan verkrijgen als erfgenaam, legataris of lastbevoordeelde. Al deze
verkrijgingen worden voor de toepassing van de erfbelasting op dezelfde wijze behandeld.
Indien niet is vast te stellen in welke volgorde een echtpaar is overleden, dan wordt geacht dat
ze gelijktijdig te zijn overleden art. 4:2 BW.
Voorbeeld
Vader schenkt zijn auto aan zijn zoon onder de opschortende voorwaarde (art. 1 lid 9 SW)
dat hij zijn havodiploma zal behalen. De schenking komt pas tot stand op het moment dat de
zoon zijn havodiploma heeft behaald. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst is
derhalve nog geen schenkbelasting verschuldigd. Op het moment van de vervulling van de
voorwaarde is schenkbelasting verschuldigd indien de schenker op dat moment in
Nederland woonachtig is of geacht wordt te zijn op grond van een woonplaatsfictie.
Schenkbelasting is verschuldigd over de waarde in het economische verkeer van de auto op
het tijdstip van in vervulling gaan van de voorwaarde.
Wanneer de schenker ten tijde van het in vervulling gaan van de opschortende voorwaarde
inmiddels is overleden, wordt geacht krachtens erfrecht te zijn verkregen. (= art. 12 SW).
Wordt verkregen onder ontbindende voorwaarde, dan vindt de verkrijging op het tijdstip van
de erfrechtrechtelijke verkrijging of de schenking plaats, met als gevolg dat direct schenk- of
erfbelasting verschuldigd is. Wordt de voorwaarde vervuld, dan kan met een beroep op
art. 53, lid 1, SW 1956 de betaalde belasting worden teruggevraagd, verminderd met het
bedrag aan belasting dat verschuldigd zou zijn geweest indien dat was berekend over het
voordeel dat tijdens de bezitsperiode is genoten. Bij de terugbetaling van deze belasting
bestaat mijns inziens recht op een vergoeding van invorderingsrente.
Voorbeeld
Vader schenkt zijn auto aan zijn zoon onder de ontbindende voorwaarde dat hij zijn
havodiploma niet op uiterlijk 1 juli 2019 heeft behaald. De zoon is aanstonds schenkbelasting
verschuldigd over de waarde in het economische verkeer van de auto op het tijdstip van de
schenking. Als op 1 juli 2019 blijkt dat hij het havodiploma niet heeft behaald, dan wordt de
overeenkomst ontbonden en kan hij de destijds betaalde schenkbelasting terugvorderen o.g.v.
art. 53 SW.
Voor verkrijgingen onder ontbindende voorwaarde van overlijden, waarbij zich een
opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit (tweetrapsmakingen en -
schenkingen), geldt een afwijkende regeling. Op het tijdstip van de verkrijging onder
ontbindende voorwaarde wordt op grond van art. 21, lid 2, SW 1956 schenk- of erfbelasting
geheven zonder rekening te houden met de last. Er vindt derhalve heffing over de volle-
eigendomswaarde plaats. Bij het later tegelijkertijd in vervulling gaan van de ontbindende en
de opschortende voorwaarde wordt de geheven schenk- of erfbelasting niet terugbetaald,
doch wordt bij de verkrijger onder opschortende voorwaarde (de verwachter) wederom
geheven waarbij voor de bepaling van de aard en waarde van het verkregene op grond van
art. 21, lid 4, SW 1956 wordt aangesloten bij het moment van de vervulling van de
opschortende voorwaarde.
2
,Woonplaats art. 4 AWR
Voor de beoordeling waar iemand woont, wordt gekeken naar het woonplaatsbegrip.
Hoofdregel: waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld art. 4 AWR.
- Centrum van levensbelangen
- Middelpunt van sociale leven
- Duurzame band van persoonlijk aard
‘Bij de beoordeling speelt de plaats waar iemand in het bevolkingsregister is ingeschreven
een ondergeschikte rol. Die inschrijving kan slechts als een aanwijzing dienen. Van belang
zijn onder andere waar de dienstbetrekking of het beroep wordt uitgeoefend, waar men na
een vakantie pleegt terug te keren en waar iemands gezin verblijft. Een algemene regel kan
derhalve niet worden gegeven. Als voorbeelden kunnen in dit kader onder meer genoemd
worden:
inschrijving in het bevolkingsregister;
nationaliteit;
het aanhouden van bankrekeningen;
het land waarin bankrekeningen worden aangehouden waarop salaris/uitkeringen
worden gestort;
de plaats waar financiële transacties worden verricht;
de plaats van overnachting;
het zijn van eigenaar, dan wel huurder of feitelijk ter beschikking staan van een
woning;
het gas- en waterverbruik in die woning;
het zijn van directeur/eigenaar van een in Nederland gevestigde vennootschap;
het door de in Nederland gevestigde werkgever ter beschikking stellen van een auto;
het land waarin belastingplichtige aangifte doet;
de plaats waar de belastingplichtige verzekerd is tegen ziektekosten;
de plaats waaraan brieven aan de belastingplichtige worden gericht;
het hebben van uitsluitend inkomsten uit Nederland;
de woonplaats van de echtgenoot; en
het aantal dagen dat in Nederland dan wel in een ander land wordt doorgebracht.’
Maar we kennen de woonplaatsfictie van art. 3 SW.
Vestigingsplaats rechtspersoon
De vestigingsplaats van een rechtspersoon (art. 1:10, lid 2, BW) is daar waar de feitelijke
leiding van de rechtspersoon zich bevindt. Deze constatering is van belang met het oog op
3
, art. 2, lid 3, SW 1956, waarin wordt bepaald dat in geval van een schenking door een
rechtspersoon de plaats waar de schenker is gevestigd, heeft te gelden als de woonplaats
Nederland
Het begrip ‘Nederland’ is omschreven in art. 2, lid 3, onderdeel d, onder 3°, AWR. Daaronder
moet worden verstaan ‘het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk’. Onder ‘Rijk’ moet
ingevolge deze wet worden verstaan ‘het land Nederland, zijnde Nederland en de
BES eilanden’ (art. 2, lid 3, onderdeel d, onder 2°, AWR) en onder de BES-eilanden dient te
worden verstaan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (art. 2, lid 3,
onderdeel d, onder 4°, AWR). De Successiewet 1956 verwijst in art. 1, lid 1 naar Nederland.
De heffing van schenk- en erfbelasting is derhalve beperkt tot het in Europa gelegen deel van
het Koninkrijk.
Art. 2 SW Woonplaats voor een NL die werkzaam is buiten NL
De buiten Nederland verblijvende natuurlijke personen die in dienst staan tot de Staat der
Nederlanden worden geacht in Nederland te wonen wanneer zij de Nederlandse nationaliteit
hebben. De woonplaatsfictie geldt ook voor de partner en de eigen kinderen en stiefkinderen
van de uitgezonden Nederlander, mits zij jonger zijn dan 27 jaar en in belangrijke mate door
hem worden onderhouden in de zin van art. 1.5 Wet IB 2001 jo. art. 2 Uitv.reg. IB 2001. De
nationaliteit van de partner en de eigen kinderen en stiefkinderen doet niet ter zake.
De woonplaatsfictie is niet van toepassing op Nederlanders die werkzaam zijn in het land
waar zij zijn aangeworven, tenzij het om militairen gaat. Evenmin geldt de regeling voor
Nederlandse militairen waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald,
dat zij geacht worden blijvend buiten Nederland werkzaam te zijn. Nu een dergelijke
algemene maatregel van bestuur tot op heden niet is verschenen, geldt de woonplaatsfictie
onverkort voor in het buitenland werkzame Nederlandse militairen.
De fictieve woonplaats komt te vervallen op het moment dat de dienstbetrekking tussen de
Nederlander en de Staat der Nederlanden eindigt. Voor de toepassing van het nog te
bespreken art. 3, lid 1, SW 1956 is van belang of de daarin vervatte tienjaarstermijn begint te
lopen na het einde van de dienstbetrekking of op het moment waarop Nederland metterwoon
is verlaten. Volgens de staatssecretaris van Financiën brengt een redelijke wetsinterpretatie
met zich dat genoemde periode een aanvang neemt op het moment dat Nederland metterwoon
is verlaten
De werking van art. 2 en 3 SW 1956 kan leiden tot dubbele belastingheffing, wanneer de
staat waarin de erflater of schenker woont belasting heft op grond van het woonplaatsbeginsel
en de verkrijgers in Nederland worden belast omdat de erflater of schenker geacht wordt ten
tijde van het overlijden of het doen van de schenking in Nederland te wonen. Ter voorkoming
van dubbele heffing heeft Nederland met een – overigens gering – aantal landen verdragen
gesloten. Indien verdragen ontbreken kan in voorkomende gevallen een beroep worden
gedaan op een eenzijdige regeling
Art. 3 woonplaatsfictie
Lid 1 (geldt voor zowel erven als schenken!)
Erflater woont ten tijde van het overlijden / de schenker woont ten tijde van het doen van de
schenking niet in Nederland. Maar in de volgende gevallen, doen we alsof ze in NL hebben
gewoond ten tijde van het overlijden dan wel het doen van de schenking:
1. Een Nederlander (Nederlandse nationaliteit);
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Esss03. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.