Een volledige samenvatting van alle voorgeschreven literatuur, rechtspraak, uitgewerkte kennisclips, en de uitwerking met aanvullende aantekeningen van de onderwijsgroep, voor bijeenkomst 7 voor het vak Bewijs in strafzaken.
Master Forensica, Criminologie En Rechtspleging
Bewijs In Strafzaken (CRI4003)
Tous les documents sur ce sujet (29)
Vendeur
S'abonner
shannonstiels
Avis reçus
Aperçu du contenu
Bijeenkomst 7: Bijzondere bewijsperikelen
De strafrechter die de bewijsvraag moet beantwoorden, kan daarbij geen vrije zoektocht
naar het werkelijk gebeurde instellen: zoveel is in de voorgaande bijeenkomsten wel
duidelijk geworden. De rechter wordt in het proces van waarheidsvinding op allerlei
manieren gebonden en beperkt. Sommige beperkingen zijn van praktische aard of
hebben te maken met de wijze waarop ons strafproces is ingericht (zoals de
informatievoorziening van het OM aan de rechter en het onvermijdelijke tijdsverloop in
strafzaken), andere beperkingen zijn meer verbonden met de strafrechtsdogmatiek. In
laatstgenoemd verband dient vooral gedacht te worden aan de betekenis van
(grotendeels juridische) formuleringen van delictsomschrijvingen en tenlasteleggingen.
Het is de officier van justitie die naar aanleiding van het voorbereidend onderzoek tot een
juridische vertaling van het vermeende strafbare feit komt: de tenlastelegging. Het
onderzoek door de zittingsrechter vindt plaats op grond van de tenlastelegging en alleen
hetgeen de verdachte ten laste wordt gelegd, kan bewezen worden verklaard. In
delictsomschrijvingen en – dientengevolge ook in tenlasteleggingen – komen allerlei
begrippen voor waarvan de juridische invulling (min of meer) vaststaat, maar die bij
toepassing op een feitelijke situatie toch een bepaalde ‘vertaling’ verlangen. Met andere
woorden: het bewijzen van de verschillende onderdelen van een tenlastelegging roept
niet alleen feitelijke maar ook juridische vragen op. Een voorbeeld ter verduidelijking.
Binnen het strafrecht wordt de zogenaamde subjectieve gesteldheid van de verdachte
(wat dacht/wilde hij ten tijde van het strafbare feit?) ingevuld met de begrippen opzet en
schuld (culpa). Beide begrippen kennen verschillende gradaties waarbij willens en wetens
handelen de zuiverste vorm van opzet is en roekeloosheid als de zwaarste vorm van
culpa wordt aangemerkt. Hoe dienen deze begrippen – die door de wetgever in talrijke
delictsomschrijvingen zijn opgenomen – nu te worden bewezen? Dat is in veel gevallen
niet eenvoudig omdat de strafrechter achteraf moet vaststellen wat de verdachte heeft
geweten en/of gewild. Het moge duidelijk zijn dat daarbij niet alleen gekeken zal worden
naar wat de verdachte daarover (mogelijk) verklaart maar ook naar wat uit de feiten en
omstandigheden kan worden afgeleid en wat een ‘normaal’ mens onder de gegeven
omstandigheden zou denken en doen. Vergelijkbare problematiek doet zich voor bij
andere onderdelen van delictsomschrijvingen zoals de vraag naar causaal verband tussen
handelen en gevolg (kunnen de ingetreden gevolgen in redelijkheid nog aan de verdachte
worden toegerekend?). Tenslotte zal aandacht worden besteed aan de vraag of de
procesopstelling van verdachte door de rechter mee mag worden genomen in de
bewijsbeslissing. De verdachte heeft natuurlijk het recht te zwijgen en hij hoeft op grond
van het nemo-teneturbeginsel niet actief mee te werken aan zijn eigen veroordeling maar
recente rechtspraak laat zien dat de rechter wel degelijk waarde kan hechten aan het feit
dat de verdachte geen aannemelijke verklaring kan of wil geven voor een omstandigheid
die daar – gelet op het voorhanden zijnde bewijs – wel om vraagt.
Literatuur
D.A.G. van Toor en S.M.A. Lestrade, De beoordeling van
betrouwbaarheidsverweren bij ingetrokken bekennende verklaringen
Rechters zien zich soms geconfronteerd met twee conflicterende verklaringen uit één
bron. Dit is bijvoorbeeld zo, als de verdachte zijn eerder afgelegde bekennende verklaring
‘intrekt’ en op een later tijdstip verklaart. Het ligt voor de hand dat de verdediging dan de
betrouwbaarheid van de ingetrokken bekennende verklaring aan de kaak stelt. In een
dergelijk geval moet de rechter kiezen: óf hij acht de bekennende verklaring betrouwbaar
en kan tot een veroordeling komen, óf hij acht de (deels) ontkennende verklaring
betrouwbaar en moet de verdachte (al dan niet gedeeltelijk) vrijspreken. De vraag rijst
hoe in de praktijk wordt omgegaan met bovengenoemde betrouwbaarheidsverweren. Die
vraag is in het bijzonder van belang omdat de Hoge Raad de weerlegging alleen op
begrijpelijkheid toetst. In de hierna te bespreken vonnissen en arresten wordt duidelijk
dat in de feitenrechtspraak diverse argumenten worden gebruikt om de betrouwbaarheid
van een verklaring te beoordelen. In de overwegingen worden ook wel de
waarheidsgetrouwheid en de geloofwaardigheid van de verklaring betrokken (en soms
ook nog de kwestie of de verklaring zonder schending van de verklaringsvrijheid tot stand
is gekomen). Krachtige dan wel minder krachtige argumenten die betrekking kunnen
, hebben op de waarheidsgetrouwheid of de geloofwaardigheid – worden evenwel niet
steeds van elkaar onderscheiden.
Betekenis betrouwbaarheid
Validiteit houdt in dat een methode meet wat hij behoort te meten, dat met de methode
accurate resultaten worden verkregen. Hiervoor moeten geen structurele, systematische
meetfouten afwezig zijn. Bij structurele fouten, zoals een weegschaal die altijd vijf kilo te
veel aangeeft, wordt niet gemeten wat wordt beoogd, namelijk het accurate gewicht
(terwijl de metingen wel consistent zijn, namelijk telkens precies vijf kilo te veel).
Betrouwbaarheid gaat over de consistentie en herhaalbaarheid van de resultaten.
Betrouwbare resultaten zijn resultaten die consistent zijn, bij herhaalde afname onder
gelijke omstandigheden een gelijke uitkomst opleveren. Hiervoor moet de afname vrij
van incidentele, toevallige meetfouten zijn. Als een weegschaal afhankelijk van de
ondergrond waarop hij staat een afwijkend gewicht aangeeft, levert hij geen betrouwbare
resultaten op (overigens is betrouwbaarheid een voorwaarde voor validiteit zodat de
weegschaal in het tweede voorbeeld ook niet valide is).
Het belang van de betrouwbaarheid van het bewijs is evident. De rechter moet op
basis van de materiële waarheidsvinding het materiële strafrecht correct toepassen, en
voor juiste toepassing van het materiële strafrecht is het onder meer noodzakelijk dat de
rechter zich een oordeel vormt over de betrouwbaarheid van het bewijs en alleen
gebruikmaakt van betrouwbaar bewijs. Dit is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan,
omdat de betekenis van betrouwbaarheid in een juridische context niet evident is.
Volgens hem heeft betrouwbaarheid geen betrekking op de geloofwaardigheid, maar op
de inherente kwaliteit van het bewijsmateriaal. Bewijs is betrouwbaar als het is wat het
beweert te zijn (en in deze definitie valt de overeenkomst met het begrip validiteit sterk
op).
Het concept betrouwbaarheid wordt dus allereerst gebruikt om de
waarheidsgetrouwheid van het bewijs aan te geven. Hierbij wordt dan bedoeld dat de
verklaring overeenkomt met de werkelijkheid, en de waarheidsgetrouwheid van het
bewijs is een inherente kwaliteit van het bewijsmiddel. Waarheidsgetrouwheid van een
bewijsmiddel kan worden aangetoond doordat voldoende steun in (objectief) ander
materieel wordt gevonden. Ten tweede wordt betrouwbaarheid gebruikt om aan te geven
dat een persoon of verklaring geloofwaardig wordt geacht. Hierbij gaat het om het geloof
of de overtuiging van de beoordelaar over de kwaliteit van het bewijsmiddel. Dit is echter
geen inherente kwaliteit van het bewijsmiddel zelf, maar een ‘afgeleide’ vorm van
betrouwbaarheid. De persoon beoordeelt of hij het bewijsmiddel waar vindt, maar niet
per definitie ook of het overeenkomt met de waarheid.
Bij betrouwbaarheidsverweren met betrekking tot ingetrokken bekentenissen
verdient het evenwel aanbeveling een onderscheid te maken tussen de betrouwbaarheid-
als-waarheidsgetrouwheid en betrouwbaarheid-als-geloofwaardigheid.
Waarheidsgetrouwheid heeft betrekking op de mate waarin de verklaring correspondeert
met de werkelijkheid. Geloofwaardigheid betreft de mate waarin in het recht
gerechtvaardigd geloof mag worden gehecht aan de inhoud van de verklaring.
Factoren uit de rechtspsychologie waarmee de waarheidsgetrouwheid en/of
geloofwaardigheid van verklaringen worden getoetst
Zoals hierboven is belicht, worden regelmatig bekennende verklaringen op een later
moment ingetrokken waardoor de feitenrechter zich genoodzaakt ziet een beslissing te
nemen of hij een, en zo ja welke, verklaring voor het bewijs bezigt. Daarbij komt de
beoordeling of een verklaring waarheidsgetrouw is bijzondere betekenis toe. De rechter
moet namelijk rechtspreken op basis van de materiële waarheidsvinding, en daartoe
enkel bewijsmiddelen ten grondslag leggen waarvan hij (retrospectief) vaststelt dat die
overeenkomen met hetgeen daadwerkelijk is gebeurd. Zeker als een verdachte
tegenstrijdige verklaringen aflegt, moet de rechter een keuze maken welke van die
verklaringen waarheidsgetrouw en/of geloofwaardig is.
Drie co-oorzaken voor valse bekentenissen: misclassificatie
Deze misclassificatie doet zich voor als de politie feitelijk onjuist uitgaat van de schuld
van een verdachte. Deze misclassificatie wordt het startpunt van de kettingreactie
genoemd die het risico voor een valse bekentenis verhoogt. Voordat de kettingreactie
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur shannonstiels. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.