SOCIOLOGISCH PERSPECTIEF
DEEL 1: MACHT EN ONGELIJKHEID
HOOFDSTUK 11: ONGELIJKHEID
11.1 KASTE, STAND EN KLASSE: DE
VERBORGEN PIJN VAN GELIJKHEID
Sociale ongelijkheid
o Verschillen in controle over het genot van begeerde goederen, diensten, rechten,
gevoelens en ervaringen
Die ongelijkheden kunnen betrekking hebben op alle mogelijk objecten; geld,
een aangename woning, wagens, respect…
Mate van ongelijkheid
o Niet in alle landen hetzelfde
o Verandert doorheen de tijd
Onze houding ten opzichte van ongelijkheid
o Egalitaire maatschappij:
Formele gelijkheid
- Gelijke gevallen (mannen en vrouwen) moeten gelijk behandeld
worden
Steven naar grotere gelijkheid
Sociale stratificatie
o Wijze waarop ongelijkheid in bepaalde samenleving vorm krijgt:
Slavernij: een extreme vorm van ongelijkheid waarin de ene persoon
eigenaar is van de andere en deze als een voorwerp kan behandelen
Kastensysteem: doorgans worden vier grote kasten onderscheiden (1)
priesters, (2) krijgers, (3) handelaars, (4) arbeiders en de ‘untouchables’ die
door niemand behalve door de leden van de eigen kaste mogen worden
aangeraakt
- Het lidmaatschap in de kaste is erfelijk
Standen
Formele ongelijkheid:
- Positie gelegitimeerd in termen van geloof of opvattingen over mens
en maatschappij
- Geen persoonlijke verdienste ( = toegewezen status)
- Sluiting (door overerving sociale status, regels die omgang beperken,
sociale mobiliteit moeilijk) en segregatie
o Elke groep heeft een bepaalde plaats
o Stratificatie VANDAAG:
Klassenkarakter
- Slavernij, kasten en standen zijn afgeschaft
Sociale klassen onderscheiden zich van elkaar omdat zij in verschillende mate
schaarse en begeerde goederen hebben en omdat zij ook in verschillende
mate de middelen hebben om die schaarse en begeerde goederen te
verwerven
Een zeer belangrijk nevenproduct van de overgang van kaste en stand naar
klasse, is dat de ongelijkheid nu betrekking heeft op het individu
Formele gelijkheid – feitelijke ongelijkheid
, - Iedereen in principe gelijk
- Feitelijke ongelijkheid > bekwaamheid of onbekwaamheid individuen
en groepen ( = verworven status)
o “Maak het onderscheid onwettig en ge krijgt discriminatie, schaf de oude manieren
van sociale onderscheid af en ge krijgt racisme” – Louis Dumont
11.2 PERVERSE COMPENSATIES: STATUS EN
SMAAK
11.2.1 ONGELIJKHEID EN COLLECTIVITEIT
Ongelijkheid = sociale stratificatie
o Ongelijkheid veronderstelt een ‘hiërarchiserend mechanisme’ waardoor de ene
sociale positie hoger wordt geplaatst dan de andere
Sociale ongelijkheid: studie van gemeenschappelijke tendensen
Collectieve ongelijkheid: ongelijkheid in een bepaalde soort collectiviteit
o Ongelijkheid die tot stand komen in de verschillende beroepen, generaties
Maatschappelijke ongelijkheid: ongelijkheid in de maatschappij
11.2.2 STATUSCOMPENSATIE EN BEVESTIGING VAN
LAGE STATUS
Statuscompensatie
o Peer group: tegengestelde
gedragsvormen
o Vanuit twee invalshoeken te bekijken:
Bekeken vanuit betrokken
individuen:
- Op een andere manier
aanzien verwerven
Bekeken vanop afstand:
- Pervers mechanisme om
‘kansarmen’ op hun
plaats te houden
- Reproductie ongelijkheid
11.2.3 ETIKETTERING
= labeling theory
Afwijkend gedrag reputatie of etiket
Gevolgen:
o Etiketbevestigende reacties van anderen: gaan gedrag sneller interpreteren als
storend
o Geëtiketteerde persoon internaliseert negatieve verwachtingen, gaat ernaar
handelen en maakt ze op die manier uiteindelijk waar etiketbevestigend gedrag
Bv. kans van ex-gevangenen om werk te vinden
11.2.4 ONGELIJKHEID EN SMAAK
Statusdimensies: verschillen waardoor mensen sociaal geplaatst worden
o Bv. onderwijs
, o Bv. inkomen
o Bv. etniciteit
Wat in de ene collectiviteit louter nevenschikkende verschillen zijn, zijn in
een andere collectiviteit soms een belangrijke bron van sociale ongelijkheid.
Die verschillen worden dan beschouwd als statusdimensies.
Statusconsistentie: tussen verschillende soorten ongelijkheid systematisch verband
Statusinconsistentie compenserend gedrag streven naar statusconsistentie beïnvloedt
smaak
o Een aantal van die
inconsistenties zijn bijzonder
relevant, omdat zij wrijvingen
tussen belangrijke
statusdimensies aan het licht
brengen, die inconsistenties
worden in de maatschappijen
waarin zij voorkomen doorgaans
ook duidelijk onderkend en
uitdrukkelijk benoemd
Zoals de uitdrukking:
nieuwe rijken meer
geld hebben dan smaak
o Intellectuele beroepen
11.3 THEORIE VAN DE NIETSDOENDE KLASSE
In kapitalistisch systeem: status > bezit: “wie veel heeft, is veel”
o Status was niet langer gekoppeld aan de stand of kaste waarin men werd geboren,
maar was een individuele eigenschap geworden
De status werd beschouwd als een verworven eigenschap van het individu,
niet als een eigenschap eigen aan de stand of kaste
Statusdistinctie:
o Einde 19de eeuw, Amerika: nietsdoende klasse – opvallende consumptie (duur,
verspillend)
Wat men deed, moest duur en verspillend zijn en getuigen van zeeën van
tijd; men moest laten zien dat het zicht kon veroorloven ‘niets te doen’, dat
men niet moest werken, geen enkele productieve activiteit moest doen
o Nu: druk, druk, druk
o Distinctie = onderscheiden
Wat deden rijke mensen om duidelijk te maken dat ze rijk waren
Mensen kunnen zien tot welke groep/status je behoort
11.4 STATUS, SMAAK EN DISTINCTIE
Bourdieu:
o Levensstijl
o Gedragspatronen gebonden aan sociale positie, niet individuele
o Opvattingen keuze
o Smaak
externe levensstijl geïnternaliseerd als smaak!
Bourdieu:
o Klassenpositie geeft toegang tot:
, Economische kapitaal = vermogen, geld
Cultureel kapitaal = onderwijsniveau, kennis, informatie, vaardigheden
Sociaal kapitaal = sociale relaties en netwerken
De combinatie tussen de kapitalen levert ervaringen en een leerproces op
o Bv. iemand die opgroeit in een gezin met belangstelling voor ballet zal waarschijnlijk
meer van ballet kennen dan de doorsnee persoon. Dat alles draagt bij tot een smaak
voor ballet.
Die worden geïnternaliseerd (deel van wie we zijn)
Beïnvloedt ons gedrag
o “omdat men in een bepaald sociaal milieu opgroeit, verwerft men bepaalde
vaardigheden die een bepaalde smaak mogelijk maken, maar heeft men ook de
middelen om die smaak te tonen en ontmoet men mensen die deze smaak delen.”
Habitus = geheel van factoren die bij een individu een bepaalde smaak en daarbij
behorende gedragspatronen waarschijnlijk maken
o Men groeit op in een bepaald milieu
Verwerft een aantal vaardigheden / vormen van kapitaal
- Die maken bepaalde gedragspatronen en een bepaalde smaak
waarschijnlijk
o Habitus is meer dan een smaak
Bourdieu
o Hoge klasse: goût de luxe
Schaars, moeilijk toegankelijk
Veel economisch, sociaal, cultureel kapitaal nodig
o Middenklassen: nabootsing
Scherp bewust van statuswaarde smaken, consumptie, culturele praktijken
Gekneld tussen de lage klasse waarvan zij zich wil onderscheiden en de hoge
klasse die zij wil nabootsen
o Lagere klasse: goût de necessité
Alle vormen van kapitaal zijn schaars, dus er kan niet kwistig of slordig mee
worden omgesprongen
Dingen moeten nuttig zijn