Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting: ondergrond van Nederland / de vorming van het land €8,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting: ondergrond van Nederland / de vorming van het land

3 revues
 118 vues  20 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit document is een samenvatting van het vak ondergrond van Nederland. Het boek 'de vorming van het land' wordt hierin uitgewerkt (hoofdstuk 0 t/m hoofdstuk 14). Dit wordt gedaan aan de hand van succescriteria. Stap voor stap worden die uitgewerkt. Het is uitgebreid, op een logische en te begrijpen...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 53  pages

  • Non
  • Hoofdstuk 0 t/m 10 én hoofdstuk 14.
  • 7 décembre 2021
  • 53
  • 2020/2021
  • Resume

3  revues

review-writer-avatar

Par: martijnpjg1 • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: noaspiering • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: rubenleusink • 1 année de cela

avatar-seller
Samenvatting over de ondergrond van Nederland
H0 t/m H5: de vorming van het land (college 1)
Inleiding
• Je kunt de Nederlandse hoofdlandschappen aan de hand van een kaart herkennen en
benoemen.




• Je kunt beschrijven hoe de geofactoren met elkaar samenhangen en een landschap in de
tijd vormen door dynamiek langs gradiënten.

Landschap is een deel van het aardoppervlak dat
functioneert als een geïntegreerd geheel,
waarbinnen zich zowel statische als dynamische
evenwichten voordoen tussen de componenten die
het landschap vormen (die componenten noemen
we ook wel geofactoren, zoals water, bodem,
klimaat en lucht en vegetatie (organismen)).

Een landschap is het resultaat van een ontwikkelingsgang (successie of landschapsevolutie)
tussen de verschillende geofactoren. Het functioneren van het landschap wordt bepaald
door de relaties tussen de geofactoren, die elkaar onderling beïnvloeden. Een verandering in
een van de factoren leidt daarom in principe tot een verandering in alle andere
factoren. Gradiënt: overgang bijvoorbeeld hoog/laag.


1.1 De geologische tijdschaal
• Je kent de indeling van de geologische tijdschaal (hoofdtijdperken en perioden helemaal,
de tijdvakken vanaf Tertiair tot nu) en kunt deze ook in de juiste volgorde plaatsen.

, • Je kunt beschrijven wat het verschil is tussen de geochronologische en de
chronostratigrafische indeling van de geologische tijdschaal.
Geochronologische indeling = de hiërarchische indeling van de geologische tijdschaal
doormiddel van tijdseenheden (het onderverdelen van verstreken tijd)
Chronostratigrafische indeling = de hiërarchische indeling van de geologische
tijdschaal doormiddel van gesteentepakketten (het onderverdelen van fysiek aangetroffen
geologie).
Het verschil tussen geochronologische eenheden en chronostratigrafische eenheden is dat er
niet gedurende elke periode in elk gebied een gesteentepakket werd gevormd.

1.2 Sedimentaire geologie
• Je kunt beschrijven wat het voor de Nederlandse ondergrond betekent dat het land al
miljoenen jarenlang deel uitmaakt van een dalend bekken.
Al 400 miljoen jaar behoort grootste deel NL tot een dalend bekken. Hier vindt daardoor
afzetting van jonge, nieuwe sedimenten plaats. Sedimentbekkens zijn gewoonlijk
ingeklonken gebieden, die meestal gedeeltelijk onder zeespiegel liggen. Omdat rivieren naar
deze bekkens stromen en meegevoerde sediment deponeren, raken ze snel gevuld met een
dik pakket sediment.

Het Noordzeebekken (dalingsgebied tussen GB, Scandinavië en Ardennen/Rijns Massief) is
een voorbeeld van een sedimentatiebekken. In bekkens langs randen van continenten
preserveert een groot deel van sediment. Het zorgt voor opvulling van de bekkens zoals waar
NL ligt en voor de uitbouw van het continentaal plat.

Voor beschrijving van landschappen waar sediment wordt neergelegd zijn de ontwikkelingen
in het brongebied en het ontvangende afzettingsgebied van belang. Dit wordt de source-to-
sink genoemd. De geomorfologische processen die in het achterland voor de aanmaak en
transport van het sediment zorgen, vernietigen daarbij het jong geologische afzetting. Op die
plekken worden steeds oudere afzettingen bloot gelegd.

Van de nieuwe afzettingen blijft een deel op langere tijd bewaard. Dit noem je preservatie.
Maar een groot deel van de nieuwe afzettingen wordt door erosie en transportprocessen
vaak weer verplaatst. Dit noemen we omwerking. Het merendeel van het sediment wordt in
uiteindelijk in zee afgezet.

• Je kunt beschrijven wat een faciës is en hiervan tenminste drie voorbeelden geven
gekoppeld aan een rivierengebied en een delta.
Faciës zijn gezamenlijke karakteristieken van het sediment in afzettingsgebieden. Een
typische korrelgrootte, fossielinhoud en sedimentaire gelaagdheid (ribbels op het strand).
Het is het karakter van een gesteente, dat bepaald wordt door de omstandigheden van het
milieu waar het gevormd werd.

• Je kunt uitleggen hoe een uitbouwende sequentie van een delta ontstaat.
Het gevolg van erosie, transport en sedimentatie is dat het landschap in een sedimentair
gebied voortdurend verandert. De uitbouw van laaglandgebieden en het opvullen van
waterlichamen leiden tot vorming van karakteristieke sequenties (opeenvolgingen) van
afzettingen: modderige diepwaterafzettingen met veel bodemleven (faciës A), begraven door
zandige uitbouwende mondingsafzettingen in ondieper wordend water met veel minder
fossielen (faciës B), bedekt met een modderige laag van overstromingssediment met
uitdrogingsstructuren en plantenwortels (faciës C, uitbouwing van delta).

, Het is belangrijk om van deze figuur mee te
nemen dat er dus terreinvormen zijn, zoals
een riviersysteem of een delta, waarbij er
op bepaalde plaatsen kenmerkende facies
ontstaan in een bepaalde samenhang (wat
dan een sequentie heet), waardoor je ook
oudere delta’s en rivieren die nu begraven
zijn in de ondergrond, kunt herkennen als
je deze facies bijvoorbeeld aanboort.


• Je kunt aangeven op welke tijdschaal geologische en geomorfologische processen en
verschijnselen spelen (figuur 1.2).
Verwering, erosie, transport en sedimentatie zijn
processen die zich op korte tijdschaal afspelen.
De omstandigheden zijn bepalend voor het
bewaard blijven (preserveren). Het proces van
consolidatie van sequenties van los sediment tot
vast gesteente speelt op veel langere tijdschaal.
De omvorming gebeurt wanneer afzettingen tot
kilometers diepte zijn weggezakt en door druk en
temperatuur vast gesteente worden.

Figuur is bedoeld om te laten zien dat het
ontstaan van gesteenten en landschappen op
heel verschillende tijdschalen spelen. Het
verplaatsen van geulen speelt maanden tot jaren,
ontstaan van sedimentair gesteente 10 tot 100
miljoen jaar.


• Je kunt beschrijven welke afzettingen de meeste kans hebben om bewaard te blijven in de
ondergrond en waarom dat zo is.
Preservatie van afzettingen en sequenties wordt bepaald door geomorfologische processen
die in het gebied na de sedimentatie plaatsvinden. Op plekken waar massabewegingen,
verwering, erosie en transport plaatsvindt, is er een grotere kans dat de afzettingen niet
bewaard blijven. Afzettingen uit diepere afzettingsmilieus (zeebodem, geulbodem, gebieden
met sterke bodemdaling) hebben daarbij betere kansen om te preserveren dan afzettingen
die gevormd zijn in ondiep water en op land. Daar verdwijnen namelijk geen sedimenten,
maar worden alleen nieuwe sedimenten erop gelegd.


1.3 Plaattektoniek
• Je kunt uitleggen op welke manier platentektoniek ervoor heeft gezorgd dat Nederland de
afgelopen 600 miljoen jaar op verschillende breedtegraden heeft gelegen.
Nederland ligt op een continentale aardplaat. Aardplaten drijven op een laag heet taai
vloeibaar gesteente en dieper in de aardmantel is dat gesteente vloeibaar. Door de
warmteontwikkeling in de aarde ontstaan convectiestromen in de mantel, die
plaatbewegingen aandrijven. Hierdoor heeft NL op verschillende breedtegraden gelegen,
omdat plaat waar NL op ligt beweegt. NL is dus door verschillende klimaatzones verschoven.

, • Je kunt uitleggen wat plaattektoniek, gebergtevorming, verwering, erosie, transport en
sedimentatie met elkaar te maken hebben.
Plaattektoniek is het bewegen van de aardplaten. Dit kan transform, divergent of
convergent. Bij convergentie (van 2 continentale aardplaten) ontstaan gebergtes. De
aardplaten botsen namelijk tegen elkaar en bewegen omhoog. In bergen ontstaan riviertjes.
Deze rivieren eroderen hun bodem en bochten, waardoor sediment vrijkomt. Dit sediment
wordt meegetransporteerd door de rivier. Als de stroomsnelheid lager wordt, wordt het
sediment neergelegd. Dit stapelt zich door de jaren heen op (sedimentatie). Verschil tussen
erosie en verwering is dat bij erosie de grond verplaatst wordt, terwijl bij verwering de grond
in stukjes breekt (fysisch) of oplost of verandert (chemisch), maar wel op dezelfde plaats
blijft. Wel is het zo dat verweerde grond vaak makkelijker erodeert. Eindproduct van erosie
en verwering is dus sediment.

• Je kunt uitleggen wat een kraton (schild) is.
Continentale lithosfeer is in loop der tijd toegenomen met 40% van aardopp, omdat
continentale korst bij convergentie de neiging heeft zich op te drukken tot gebergten en in te
dikken, in plaats van zich te laten omsmelten. Gesteente in het midden van grote
landmassa’s is een stuk ouder dan aan de randen. Het oude midden is het kraton/schild en
bestaat uit Precambrisch gesteente dat gevormd werd toen de aardkorst nog aanzienlijk
dunner was. Een kraton vormt de kern van een continent en is niet meer betrokken bij
gebergtevorming, omdat deze reeds volledig samengedrukt en sterk gedeformeerd is door
eerdere plooiings- en opheffingsprocessen. De basis voor de opbouw van continenten.

1.4 Veranderingen van het klimaat
• Je kunt beschrijven hoe het optreden van glacialen en interglacialen in het Kwartair
veroorzaakt wordt door conditionele factoren (plaattektoniek) en sturende factoren (de
Milankovitch-variabelen).
Glaciaal = ijstijd, interglaciaal = tijd tussen glacialen in, Kwartair = laatste afgelopen 2,58
miljoen jaar. Het ontstaan van ijstijden door
Conditionele factor (voorwaarde):
• Plaattektoniek: ijskappen vormen zich alleen op continenten op hogere
breedte (bij de polen). Er moet dus een continent op of bij de polen liggen.
Maken ontstaan van ijskappen mogelijk.
Sturende factoren:
• Milankovitch-variabelen (zorgen voor het ontstaan/verdwijnen van
ijskappen):
• Excentriciteit (=de baanbeweging van de aarde om de zon):
verandert ongeveer in een periode van 100.000 jaar, van bijna
cirkelvormig tot elliptisch. Hoe groter de excentriciteit (mate waarin
baan afwijkt van een cirkel), hoe groter het effect is, en zal er sneller
een ijstijd vormen omdat aarde ver van zon af staat. Op dit moment
is excentriciteit bijzonder klein: 0.02.
• Precessie:
• Obliquiteit (=scheefstand aarde): hoek van aardas tov aardbaan
verandert om 41.000 jaar tussen 22,1 en 24,5 graden. Hoe groter de
hoek, hoe meer zonnestraling polen ontvangen. Hoe kleiner de hoek,
hoe beter ijs zich kan vormen.
• Terugkoppelingsmechanismen: positief en negatief, bepalen de
werkelijke klimaatveranderingen. Ze versterken of verzwakken het
effect van sturende factoren.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur evanvugt1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€8,99  20x  vendu
  • (3)
  Ajouter