Management 2020-2021
COLLEGE 1: DE GROTE LIJNEN
1. INLEIDING
1.1 ALS JE ÉÉN ZAAK MOET ONTHOUDEN VAN DE COLLEGES
ECONOMIE = SOCIALE WETENSCHAP
→ Economische inzichten = politiek-maatschappelijke visies
het domein van
→ Gebaseerd op een serie rivaliserende (en veranderende) denkkaders economen en politici
→ Mens van vlees en bloed als fundament van theorieën
→ Resultante van een dynamisch samenspel binnen een institutioneel kader
→ Het heeft te maken met mensen
→ Verlangens, angsten, hebzucht, hebberigheid, menselijkheid, affectie, medeleven, huwelijk, woning…
→ Alle basisvoorzieningen Staat in contrast met wat mensen denken over economie.
→ Zuivere economen (neo-klassieken)
→ Doen alsof alles vast en exact ligt, maar dat is niet het geval
EXAMENVRAAG: economie is GEEN exacte wetenschap
→ De mens is even rationeel als economie dus niet.
Economische inzichten zijn heelt sterk gelinkt met politieke visies.
= Dat is de interpretatie van de mens en hoe die een weerslag geeft op hoe men leeft en handelt.
→ Het is gebaseerd op een serie rivaliserende denkkaders
→ Men was veel meer bezig met hoe mensen niet verkommeren en verhongeren (vroeger)
→ Nu: meer bezig rond duurzaamheid, ongelijkheid (wat relatief is want er verhongeren heel weinig
mensen)
→ Dit staat gelinkt met de maatschappelijke visie, het tijdvak waarin we ons bevinden
→ Dit wordt steeds door andere visies, partijen anders geïnterpreteerd.
Mens van vlees en bloed als fundament van theorieën:
=Mensen die hebzuchtig en onbaatzuchtig zijn, die zowel rationeel als irrationeel kunnen denken.
→ Een zekere ambiguïteit
→ Het is een dynamisch slingerspel die nog eens gelinkt staat met het tal van maatschappelijke visies
binnen een institutioneel kader.
Institutioneel kader:
= regelgeving, gewoontes, sociale vangnetten dat er zijn, tradities
= domein van economen en politici
→ Helikopter perspectief
→ Hypothese om hoe je moet inspelen op toekomstige plannen
Belangrijke economen: Paul de Grauwe (zeer liberale, socialistische econoom), Ivan de Kloot (Conservatieve
economist)
ECONOMIE IS GEEN EXACTE WETENSCHAP
→ Geen enkele persoon past perfect in een theorie
→ De socio-economische context verandert steeds
Vb. Dat we nu les krijgen aan de hand van een lesopname was twee jaar geleden volledig ondenkbaar.
Een context die steeds verandert, heeft hier een impact op de economie.
→ Mensen zijn niet rationeel
→ Mensen zijn niet voorspelbaar
Iemand die voorspelbaar is, valt volledig door de mand. Er breekt een nieuw tijdperk aan, waarbij je
niets kan voorspellen.
“Economie heeft meer raakvlakken met recht dan met wiskunde”
Recht interrogeert met de tijd waarin we leven.
1
, → De milieuwetgevingen: laatste 10 jaar
→ Jaren ’20: kader van democratisering
Recht heeft veel meer te maken met sociale zaken, terwijl wiskunde zeer exact is.
Er is daar geen plaats voor emotie en tijdsgewrochten. Wiskunde is tijdloos, de basis en theorieën vanuit de
oudheid kloppen nog steeds.
MAAR…
Economie bevat wél aspecten die zich exact laten becijferen
→ Intresten en rendementen
het domein van de fiscalisten,
→ Rapporteringen
boekhouders enz
→ Heffingen en taksen
→ …
“Economie bevat eilandjes van ratio in een zee van emotie”
Economie mag dan met een sociale wetenschap zijn, maar er zijn aspecten die exact te becijferen zijn.
→ Eilandjes van ratio
→ Het domein van de fiscalisten en boekhouders.
→ Zij proberen uit de boel van menselijkheid zaken te destineren, kristalliseren die exact zijn.
→ Die aspecten exact kunnen afwegen en jaar na jaar kunnen aanhalen en dan opnieuw kunnen afleiden
! Het verschil met economen:
=De beleidsmakers onder de mensen die bezig zijn met economie.
Fiscalisten en boekhouders:
=Hoe dit in cijfers kan worden omgezet, begroten, plannen en termijnen uiteenzetten.
1.2 HOE DEFINIEER JE ECONOMIE?
“The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarse means which have
alternative uses” L. Robbins
Schaarse middelen die alternatieve toepassingen hebben = kern van economie
→ Men wil verschillende zaken, maar er zijn maar een beperkt aantal middelen om die zaken te vervullen
→ Het economisch probleem is het schaarste en de keuzeproblemen.
Economisch motief zegt: hoe lossen we het economisch probleem op?
Het economisch motief ontstaat uit een economisch probleem dat zijn grond heeft in het kunnen besteden van
slechts weinig middel voor veel mogelijkheden.
→ Schaarste: beperkte hoeveelheid goederen HET ECONOMISCH PROBLEEM
→ Keuzeproblemen: veelheid aan bestedingsmogelijkheden
HET ECONOMISCH PROBLEEM
ECONOMISCH MOTIEF
(= oplossen van dit probleem is de drijfveer van menselijk handelen)
→ Micro-economie: economisch probleem analyseren op kleine schaal (een gezin, een bedrijf, een
product)
boekhandels, boeken… klein onderdeeltje van de economie
→ Macro-economie: economisch probleem analyseren op grote schaal (een land, een sector)
geografische blokken
2
, 1.3 KERNBEGRIPPEN
Het “economisch probleem” analyseren a.d.h.v. 3 KERNBEGRIPPEN
1) BEHOEFTEN: iets wat men streeft, wat men wilt vervullen
2) PRODUCTIEFACTOREN: middelen dat je hebt om iets te verwezenlijken (ondernemen, bedrijven) De
elementen waarmee je kan werken
3) GOEDEREN
1) (ECONOMISCHE) BEHOEFTEN
→ Verlangens van de mens
→ Vervulling door inzet schaarse middelen (arbeid, geld, plantgoed,…)
→ Onbegrensd
→ Rangschikking mogelijk (primaire, secundaire etc.)
→ Verschillende zaken kunnen een behoefte vervullen: substituten
verschillende mogelijkheden om die verlangens te vervullen
Vb. de behoefte om van A naar B te gaan, je kan daar naartoe met auto, bus, te voet (substituut)
→ Het nut van goederen is subjectief, en dus kan de prijs (waarde) variëren van persoon tot persoon.
het nut van bepaalde behoeften, de waardevolheid van goederen
De waarde hangt af van het nut dat men toekent aan een van die behoeften. Het nut dat we
percipiëren van een goed, dat kan beïnvloedt worden door marketing, prijs…
→ Economie oordeelt niet over de wenselijkheid van behoeften, en is neutraal. (staatsregulering nodig?)
De maatschappij kan er negatief op kijken, maar de economie gaat daar niet zo op kijken
! taak overheid: onmenselijk catalogeren: degene die dat wel nuttig vinden → zoeken naar een
oplossing Zwakke plek van de economie
→ Welvaart = de mate waarin de behoeften worden vervuld met schaarse middelen
hoe welvarender een maatshcappij, hoe meer behoeftes men kan vervullen De mate waarin
behoeften worden vervuld met schaarse middelen
→ Welzijn = is de combinatie van welvaart met vervulling van niet meetbare behoeften (trade-off?)
de combinatie van welvaart met vervulling van niet meetbare behoeften
Bvb. De nood aan een knuffel, nood aan op restaurant gaan…
De welvaart is door corona niet aangetast, maar het welzijn van ieder van ons is enorm aangetast.
Trade-off:60u per week werken = meer verdienen, aanschaffen, maar minder tijd voor gezin, vriend
→als je bij het ene wilt winnen, dan verlies je bij het andere .
2) (SCHAARSE) PRODUCTIEFACTOREN
ARBEID NATUUR KAPITAAL
scholing, bepaalde tijd kunnnen werken afgeleide van arbeid en natuur
→ Originele productiefactor → Originale productiefactor → Indirecte behoeftevervulling
→ Kwantitatief aspect: demografie, → Verschillende functies onrechtstreeks; meubelmaker ->
hoeveel zijn er • Inputfunctie Hout -> stoel / Werkband / lessenaar
→ Kwalitatief aspect: vb. scholing Bv. meubel maken → hout nodig waarbij er arbeid wordt uigevoerd.
→ Tijdsaspect: arbeidsduur, hoelang (input): grondstof; klei, hout, erts → Het resultaat van investeren na
kunnen ze werken • Ruimte scheppende functie sparen van vermogen.
geven plaats om te werken; kapitaal vergaren door zaken die je
bouwgrond fabriek, werkhal produceert te cummuleren, dat
• Recratieve functie cummulerende goed inzetten,
kwaliteit van de omgeving om de investeren als hefboom om daar nog
productie te ondersteunen meer zaken mee te vergroten.
• Afvalontvangende functie Vermogen: hetgeen wat je spaart
hoeveel afval kan de natuur Inzetten: intesteren.
ontvangen om de pomp *
draaiende te houden → Vervangen (afschrijven) of uitbreiden
het kapotgaan van zo’n hamer en het
→ Milieuverontreiniging/klimaat: natuur ontwaarden van een stukje van je
wordt schaars als factor
3
, wreet op alle functies die de natuur kapitaal als oplossing voor slijtage van
heeft; het wordt een schaarse productiefactoren.
productiefactor → Ook immaterieel (overheid)
in alle industriën worden grondstoffen proffen in een campus, familie,
schaarser en duurder. overheid
* vb. Hamer is kapitaal, van erts, maar dient opnieuw om zaken mee te maken = productiefactor: een product
van arbeid, erts, natuur; indirecte behoeftevervulling
geen kapitaal…: Machine en hamer gaan niet eeuwig mee, de hamer produceert maar een aantal producten,
maar gaat versleten en moet vervangen worden.
3) GOEDEREN
→ Gericht op behoeftevervulling
→ Zijn ook schaars, want worden gevormd uit schaarse productiefactoren
→ Duurzaam (meerdere gebruiken, vb. auto) of niet-duurzaam (slechst éénmalig in gebruik, vb. pint)
meerdere keren gebruiken: auto, tafel
niet-duurzaam: pintje, printerinkt, blad papier, éénmalig gebruik
→ Consumptiegoed: directe behoeftebevrediging, vb. pint
→ Investeringsgoed: indirecte behoeftevervulling
• Duurzame investeringsgoederen (=kapitaalgoederen): duurzaam van karakter, vb. machines
• Niet-duurzame investeringsgoederen: éénmalig in gebruik, vb. printerinkt
→ Finale goederen (eindproduct, vb. kledij) of intermediare goederen (halffabrikaten,vb. stof)
Finale goederen: eindproduct, kledij; wat je in je handen hebt
intermediair goed: de motor; wat in je auto is verwerkt (halffabricaten) motor is pas nuttig in de
schakel om tot een finaal goed te komen
= om soorten goederen te beschrijven.
- België is sterk gericht op halffabricaten
- Een crisis valt sneller op in Duitsland omdat zij finale goederen leveren.
In België valt die crisis pas later op, want hier leveren we intermediaire goederen
economie is het samenspel tussen DRIE SOORTEN SPELERS
1) GEZINNEN: algemene term; gaat over mensen als particulieren, gaat eten, op reis, kind krijgt
Het volk is de basis van alles
2) BEDRIJVEN: binnen de economie een aparte eenheid, puur materieel, bestaat in onze geest, een
specifieke functie, eigenheid
3) OVERHEID: schept het kader, heeft ook haar taak om te zorgen dat er een evenwicht is tussen
gezinnen en bedrijven, zorgen dat alles goed blijft functioneren, dat we allen het spel correct spelen
GEZINNEN BEDRIJVEN OVERHEID
→ Consumeren: het kopen van → Samenbrengen en vergoeden → Vormt het kader waarbinnen
goederen van productiefactoren bedrijven en gezinnen
→ Bron van arbeid (loon) arbeid, natuur, kapitaal opereren (=Instellingen)
→ Binnen het gezin veel samenbrengen en om met die Zorgt voor wetzekerheid en
zaken iets te produceren en om toepassing van die wetten
economische activiteit (vb.
die zaken te vergoeden door vb.
koken en poetsen) die niet
meegeteld wordt > belang
loon, honorarium → Collectie productie (vb.
van huishoudelijk werk voor → winst als doel en levensbloed afvalophaling) en consumptie
meer binnenkrijgen als loon, dan (vb. publieke bouwwerken)
welvaart(!)
de uitgaven, men moet een vb. afvalophaling, zorgen dat er
koken, poetsen, onderhoud, dit wordt
toegevoegde waarde creëren, als publieke werken zijn, riolering,
in de economie niet meegeteld, het
die er niet is dan houdt het paspoort maken, scholen
vormt geen nationaal product in een
bedrijf op met te bestaan
welvaart, het wordt over het hoofd functioneren, ziekenhuizen
gezien. → Consumeren door publieke
!hiaat aanbesteding.
4