DEEL I: Staten en hun evoluties
H1: staatsvormingsprocessen
1. gedaantes van de staat
1.1. staat?
− organisatorische eenheid
− basis: grondgebied
− mensen die erop leven
− mensen ondergeschikt aan centraal gezag
− centraal gezag bestuurt territorium en mensen
− centraal gezag is gelegitimeerd door rechtstelsel (democratie, dictatuur, …)
− rechtstelsel regelt interne politieke verhoudingen (wie moet wie gehoorzamen)
− drie staatsmonopolies: (belangrijk element)
o 1. uitvaardigen regels (beperkt tot eigen grondgebied, eigen staat)
o 2. gebruik geweld (enkel door staat of staatsambtenaren)
o 3. opleggen belastingen (idem enkel door overheid)
o [4. controle door rechtspraak]
− soeverein (volkenrechtelijk erkend)
1.2. Verschijningsvormen?
− Stadstaat, vb. Hamburg →relatief kleine staat, stad met rond liggend gebied, door
stadsbestuur)
− Vorstendom, "monarchie" (graaf, hertog, koning ...) → meest voorkomend, staat die wordt
bestuurd door een soevereine graaf, … die leider van de staat belichaamd
o dynastiek, vb. Frankrijk → staatshoofd behoord tot familie, mandaat blijft in de
familie
o electief en voor het leven, vb. Polen → vorstendom waar de vorst wordt gekozen
o geestelijk, vb. prinsbisdom Luik → hoogste geestelijke aanwezig in staat krijgt macht
− Republiek, vb. Verenigde Provinciën → niet veel, schaal geeft doorslag, kan ontstaan uit
stadstaat => groter dan stadstaat bv.: Venetië
− Federaties van soevereine staten, vb. Heilig Roomse Rijk → overkoepelend niveau, niet
zoveel macht, is met keizer
− Samengestelde staten, vb. imperium Karel V = personele unie → geheel aan soevereine
vorstendommen, die eerste helemaal onafhankelijk van elkaar leefden, maar door huwelijk
of erfenis in handen is gekomen van 1 dezelfde vorst
o delen een monarch.
o niet 1 gemaakte staat, kan delen overdragen aan erfgenamen
o Vb.: Nederlanden, kleine graafschappen die door 1 dynastie is verzameld
o Bestaan nog: Verenigd koninkrijk
1
,1.3. Evolutie?
− Omstreeks 1500: in Europa ca. 500 onafhankelijke staatkundige eenheden
− Omstreeks 1900: ca. 25 → Immense schaalvergroting bv.: Duitse eenmaking
− Vandaag? Dubbele beweging ... Niet perse afgelopen, voortdurende ontwikkeling, Europese
unie na WOI
− Tegelijkertijd ook tendensen kleiner worden: delen in Europa die onafhankelijk willen
worden bv.: Schotland, Catalonië
2. De Militaire Revolutie en de staat (1450-1650)
− MR = technologische vooruitgang (o.a. buskruit; 14e-15e eeuw; 1453!)
− Buskruit → nieuwe middeleeuwse stadsomwallingen nodig, val van Constantinopel door
buskruit
o verspreid over heel Europa
2.1. De gevolgen op militair en bouwkundig vlak
− "tracé italien"
o Grachten met eerste omwalling
o Dan dikke muur als stadsmuur HEEL dik 8-10 meter dik
o Combinatie baksteen en aarde → goed voor kanonnen te absorberen
o Vooruit geschoven Bastions : aankomende vijand goed zien aankomen
− lange (weken, zelfs maanden) belegeringen
o opgang infanterie en artillerie cavalerie (adel) verliest belangrijkheid (= sociaal
gevolg) → geen nut meer
o Stad moet volledig omsingeld kunnen worden → leger moet dus groter worden →
wordt duurder
− techniciteit van de oorlogvoering
2.2. Gevolgen op politiek vlak (adel, ruiterij), niet overal
− Adel is misbaarder (cavalerie), sociale en politieke invloed wordt minder → vorst pikt dit in
2.3. Gevolgen latere MR (musket) voor verdere evoluties; “staande legers”
− Efficiënt persoonlijk wapen
o Opleiding voor gebruik nodig + onderhoud
− Legers die worden ontbonden na oorlogsseizoen (lente tot winter) → is nu niet meer het
geval
o wintertijd is nodig om te oefenen, te trainen met musket = staand leger, bestaat
permanent → kost neemt toe (heel jaar door, groter leger, trace italien, …)
2.4. Gevolgen MR op staatkundig (organisatie oorlogvoering) en fiscaal vlak
− Staat met veel geld → hogere kans op winnen oorlog
2
,3. Geld, geld en nog meer geld
− Kost militaire evolutie voor de vorst
− Inkomsten van de vorst/staat
o vorstelijk domein = persoonlijke eigendom: windmolens, bossen, douane rechten,
peage → zijn permanente inkomsten
o inkomsten uit regalia (vb. adelsverheffing) en gerechtelijke macht
▪ indien je adellijke titel (of andere hogere titel) wilt/krijgt moet je betalen
o Gerechtelijke macht (boetes, confiscaties)
o kolonies (vb. Quinto Real)
▪ edelmetalen in mijnen: private ondernemers leiden deze mijnen → deel
inkomst gaat dan naar vorst
o leningen
o belastingen: onderhandelen over de “beden" (Ndln.)
▪ permanente belastingen in Frankrijk gevolg v/d 100-jarige oorlog
• "taille“ = persoonlijke belasting op inkomsten en bezit
• "gabelle“ = permanente zouttaks, zout valt niet overal te winnen,
enkel aan de kust, maar is onmisbaar
o hij had hierdoor meer macht => vorst kon niet zomaar belastingen heffen (!!!), hij
moest toestemming vragen aan de vertegenwoordigers van de verschillende
bevolkingsgroepen (onderdanen)
− Absolutisme? → neen
o politieke gevolgen: hij moest toegevingen doen waardoor er niet echt sprake is van
absolutisme
o Vorst was machtig, maar zijn behoefte aan geld verminderde zijn macht
o kwestie van constant onderhandelen
4. Een standenmaatschappij
− Drie standen
o Clerus: zij die bidden (oratores)
o Adel: zij die denken (bellatores)
o "derde stand": zij die werken (laboratores)
− Adel: evoluerende rol
o minder macht aangezien ze minder nodig zijn in oorlog (niet overal het geval)
− Steden: evoluerende rol
o hebben traditioneel niets te zeggen, steden zoals Gent, Antwerpen, … zijn steden
met veel geld → wat vorst wilt → steden konden zich praktisch onafhankelijk maken
vorst wilt de macht van deze steden onderdrukken
− "Staten", "Cortes", "États"; samenstelling niet overal gelijk
− Vorst = primus inter pares
o gevolgen staatsvorming en Militaire Revolutie, centralisatie
o zijn invloed wordt sterker ten koste van de adel
− "Noblesse d'épée" vs. "noblesse de robe"; sociale mobiliteit
− Nieuwe rol Derde Stand
o administratieve, religieuze en economische elite
o vorst heeft 3de stand nodig voor bestuursorganen te vormen
o moet worden gevormd met onderwezen burgers (juristen) => deze worden
ingeschakeld → nieuwe compromis
3
, o 3de stand gaat akkoord dat dit van de vorst is en ze geen stadstaat zullen worden,
geven juristen inruil voor zeggenschap (belastingen etc.)
o 3de stand brengt bij tot het beleid van de stad => adel weer minder macht
als vorst problemen heeft kan de 3de stand politieke oplossingen aanrijken
5. De gecentraliseerde ambtenarenstaat
− New Monarchy
− Ontwikkeling instellingen en vorstelijke wetgeving
− Niet langer edelen maar juristen
− Hiërarchisch gestructureerd netwerk
− Professionalisering
− Bureaucratisering
− Specialisering
− Vorstelijk centralisme en dominantie vs. bottom-up, maatschapp. noden?
o vb. handelaars problemen bij de verkoop → kunnen hun richten op een instantie
met regels
o vb. professionele rechtsbedeling vorst bouwt rechtssysteem uit
− vorst had in toenamende mate geld nodig
o uitbouw v/d gecentraliseerde ambtenarenstaat ging gepaard met streven naar
inkomensmaximalisatie → fiscale druk steeg
o vorst kon veel geld innen door goed werkende instellingen
− wisselwerking tussen vorst en instellingen = motoren staatvormingsproces
bureaucratisch stuk: voorzitter, vorst en secretaris
zetten hun handtekening
4