Belastingrecht Bachelors 2014/2015 / deel Theorieboek
De hoofdstukken omzetbelasting, schenkbelasting, erf- en schenkbelasting, invorderingswet, loonbelasting en het internationaal belastingrecht zijn samengevat.
Aanmerkelijk belang en resultaat overige werkzaamheden (jaar 3)
Omzetbelasting (jaar 2)
Winst uit Onderneming (jaar 2)
Tout pour ce livre (10)
École, étude et sujet
Hogeschool Utrecht (HU)
Accountancy
Belastingrecht III
Tous les documents sur ce sujet (1)
4
revues
Par: nesrinerdogan • 3 année de cela
Par: connyy246 • 6 année de cela
Par: mayonkling • 9 année de cela
Traduit par Google
Fine .. Do it yourself here and there that need to be filled with information that was missing in my view, and it is important.
Par: RishmaRamjiawan • 8 année de cela
Vendeur
S'abonner
Cathlin
Avis reçus
Aperçu du contenu
Belastingrecht 3 – Omzetbelasting
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 10: Omzetbelasting ................................................................................................................ 3
H10.1: inleiding................................................................................................................................ 3
H10.2: wat is omzetbelasting? ........................................................................................................ 3
H10.3: wie moet omzetbelasting voldoen?..................................................................................... 3
H10.4: belastbaar feit 1: de levering van goederen ........................................................................ 5
H10.5: belastbaar feit 2: intracommunautaire verwerving (ICV) .................................................... 5
H10.6: belastbaar feit 3: ICV van nieuwe vervoersmiddelen .......................................................... 6
H10.7: belastbaar feit 4: invoer ....................................................................................................... 6
H10.8: belastbaar feit 5: diensten ................................................................................................... 7
H10.9: belastbaar feit: gemengde prestaties .................................................................................. 7
H10.10: waarover moet omzetbelasting worden berekend? ......................................................... 7
H10.11: hoeveel omzetbelasting moet er worden voldaan? .......................................................... 8
H10.12: in hoeverre recht op de aftrek van voorbelasting? .......................................................... 8
H10.13: wanneer moet de omzetbelasting worden voldaan? ...................................................... 11
H10.14: welke vrijstellingen kent de Wet OB? .............................................................................. 11
H10.15: bijzondere regelingen ...................................................................................................... 12
Hoofdstuk 11: Schenk- en erfbelasting ................................................................................................. 14
H11.1: inleiding.............................................................................................................................. 14
H11.2: fiscale woonplaats ............................................................................................................. 14
H11.3: de tarieven ......................................................................................................................... 14
H11.4: vrijstellingen erfbelasting .................................................................................................. 15
H11.5: vrijstelling schenkbelasting ................................................................................................ 16
H11.6: schenkbelasting ................................................................................................................. 17
H11.7: verkrijgingen krachtens erfrecht........................................................................................ 18
H11.8: waarderingsregels .............................................................................................................. 19
H11.9: verkrijgingen vrij van recht ................................................................................................ 21
H11.10: bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet ............................................................... 21
H11.11: het doen van aangifte ...................................................................................................... 22
Hoofdstuk 12: Wet Belastingen van Rechtsverkeer .............................................................................. 22
H12.1: inleiding.............................................................................................................................. 22
,Hoofdstuk 10: Omzetbelasting
H10.1: inleiding
In hoofdstuk 10 worden de volgende vragen nader uitgewerkt:
H10.2: wat is omzetbelasting?
H10.3: Wie moet omzetbelasting voldoen?
H10.4 – H10.9: wat zijn de belaste prestaties?
Het algemene tarief van de omzetbelasting is 21%. Het verlaagde tarief bedraagt 6% (art. 9 Wet OB).
H10.2: wat is omzetbelasting?
De omzetbelasting is een algemene, indirecte verbruiksbelasting. Dit houdt in:
- dat er belasting wordt geheven over het verbruik door consumenten;
- dat de belasting niet op een specifiek goed drukt;
- en dat de belasting niet wordt voldaan door de gebruiker (consument), maar door de ondernemer.
De omzetbelasting wordt vaak aangeduid met de afkorting btw (belasting toegevoegde waarde), echter is
dit niet juist. Btw is één van de systemen voor de heffing van omzetbelasting.
Bij oprichting van de EEG wilde men één systeem invoeren voor de heffing van omzetbelasting, zodat
in elk land hetzelfde stelsel werd gebruikt. Dit wordt ook wel aangeduid als harmonisatie, met als
doel om een gemeenschappelijke markt te scheppen en belemmeringen bij grensoverschrijding te
vermijden. Eventuele concurrentieverstorende invloeden worden eveneens door het
gemeenschappelijke systeem verweerd, waardoor het voor de ondernemer omzetbelastingtechnisch
niet meer uitmaakt waar hij gevestigd is.
De regelgeving van de EU verloopt via richtlijnen waarin aangegeven staat hoe de omzetbelasting
moet worden geheven, zodat de heffing in alle lidstaten vrijwel gelijk is. Hierdoor wordt ook
voorkomen dat er bij prestaties binnen de EU geen heffing of dubbele heffing plaatsvindt.
Indien de Europese regelgeving in strijd is met de nationale wetgeving, moet de Nederlandse
belastingrechter prejudiciële vragen stellen aan het Europese Hof van Justitie. De uitspraak van het
Europese Hof kan betekenen dat de Nederlandse wet Omzetbelasting aangepast moet worden.
H10.3: wie moet omzetbelasting voldoen?
De consument is uiteindelijk degene die de omzetbelasting betaald doordat de omzetbelasting is
verwerkt in de prijs van de producten en diensten die worden afgenomen. De ondernemer is echter
degene die de omzetbelasting moet innen en voldoen aan de Belastingdienst. De ondernemer moet
op de juiste wijze zijn administratieve verplichting voldoen (zoals op tijd de juiste belastingenaangifte
aanleveren), indien hij dit niet doet kan hij een naheffingsaanslag tegemoet zijn en een boete krijgen.
Wie aangemerkt wordt als ondernemer wordt in art. 7 Wet OB beschreven:
Lid 1:
De nationaliteit en vestigingsplaats van de ondernemer is niet van belang. De (buitenlandse)
, ondernemer die in Nederland belaste prestaties verricht, wordt door de Wet OB aangemerkt als
ondernemer.
Lid 2:
a. Het kwalificeren of men een zelfstandig (oftewel niet ondergeschikt) bedrijf of beroep uitvoert moet per
activiteit beoordeeld worden. Het uitvoeren van een zelfstandig beroep is volgens jurisprudentie
iemand die de vrijheid heeft om zelf te bepalen hoe hij de opdracht invult. Een bedrijf wordt
omschreven als een organisatie van kapitaal (vb: journalist heeft pen en papier) en arbeid die erop gericht
is om in een duurzaam streven deel te nemen aan het economische (ruil)verkeer.
b. Er is sprake van een bedrijf bij de exploitatie van een vermogensbestanddeel (lichamelijk: verhuur
(on)roerende zaak , onlichamelijk: verhuur auteursrecht) om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Dit wordt
ook wel aangeduid als quasi-ondernemerschap.
Het is essentieel dat in ruil voor de prestatie een vergoeding wordt ontvangen. Indien prestaties ‘om
niet’ (oftewel gratis of geen tegenprestatie) worden verricht, is er geen sprake van deelname aan het
economische verkeer. Een ondernemer die alleen prestaties ‘om niet’ verricht, wordt door het
Europese Hof van Justitie niet aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.
Lid 3:
De rijkoverheid, pronvincies gemeenten etc. kunnen ook ondernemer zijn voor de Wet OB. De
overheid wordt niet aangemerkt als ondernemer indien zij alleen optreedt als overheid, zoals het
uitgeven van legitimatiebewijzen, rijbewijzen e.d. Echter als de overheid in concurrentie treedt met
andere ondernemers valt ze wel onder de Wet OB.
Lid 4:
Een fiscale eenheid valt ook onder de voorwaarden van het begrip ‘een ieder’ uit art. 7 Wet OB. Een
fiscale eenheid tussen meerdere ondernemers is alleen mogelijk als er sprake is de volgende drie
voorwaarden:
1. financiële verwevenheid,
Moeder moet direct of indirect meer dan de helft van de aandelen (>50%) van elke vennootschap in handen hebben.
2. organisatorische verwevenheid, en
De bestuursfuncties moeten door dezelfde groep personen vervult worden, zodat er een gezamenlijke leiding ontstaat.
3. Economische verwevenheid.
De activiteiten van elke onderneming hebben ofwel hetzelfde doel of zijn ten behoeve van een ander in de fiscale eenheid.
Wordt er aan deze drie voorwaarden voldaan, dan kunnen de betrokken ondernemers bij de
Belastingdienst een verzoek indienen om als fiscale eenheid te worden aangemerkt. Indien dit door
de inspecteur wordt geconstateerd, wordt er een beschikking afgegeven. Vanaf dat moment worden
ze als een fiscale eenheid aangemerkt en worden ze als één ondernemer aangemerkt.
Gevolg van een fiscale eenheid:
- onderlinge prestaties zijn interne prestaties en deze worden niet belast;
- de fiscale eenheid moet één aangifte indienen bij de Belastingdienst;
- alle ondernemers binnen de fiscale eenheid zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de
omzetbelastingschuld, art. 43 Invorderingswet;
- de fiscale eenheid krijgt één nieuw btw-nummer.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Cathlin. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.