Deel 3: modellen en behandelingsmodaliteiten in de geestelijke gezondheidszorg
Hoofdstuk 6
6.1 biomedisch model
De patiënt is een object
Zal de oorzaken in het lichaam zoeken
Het persoonlijke en unieke lijden van de patiënt is storend en wordt gezien als ruis (opvallend
storend wordt naar geestelijke gezondheidszorg gestuurd.
Patiënt is niet uniek de aandoening is wordt ook als niet uniek verstaan
De benaderingen zijn objectief en directief (sociaal en emotionele aspecten zijn niet relevant)
Als de patiënt de richtlijnen niet volgt dan ligt dit aan de onwil of het onvermogen van de patiënt
De taak van de kine bestaat uit “cure” (geen interactie tussen therapeut en patiënt)
De kine is ook een afstandelijke observator en de rol van de patiënt is b-passieve ontvanger
6.2 biopsychosociale model
Vandaag werken kine en zorgverleners meer uit het biopsychosociale model
Het model:
- Biomedische ervaring
- Psychosociale model
Rekening houden met
- Somatische
- Psychische
- Sociale factoren
Men gaat meer aandacht hebben voor psychische en sociale fenomenen
- Begrijpen van de klacht “klagen”
Patiënt moet mee participeren om een kans te hebben om te slagen
, - Welke factoren spelen een rol in het herstel van patiënten
o Fysische
o Psychische
o Functionele termen
o Ook globaal subjectieve levenskwaliteit
- Wat is het relatieve belang van verschillende domeinen (fysische, psychische en sociale) op
de globale levenskwaliteit
- Welke invloed heeft het letsel op de globale subjectieve kwaliteit van het leven
Het gaat om een mens die ziek is
- Niet alleen ziekte, maar ook om het ziek zijn
- Niet alleen het verklaren maar ook het begrijpen van de klacht “het klagen”
- De wijze waarop de patiënt zijn ziekte beleeft en hoe hij er mee omgaat is ook belangrijk
- De mogelijke wisselwerking tussen het klaaggedrag en de omgeving is belangrijk
- De pijn kan gerelateerd zijn aan het letsel maar ook aan het onopgelost conflict met de
omgeving
De kine heeft ook aandacht nodig voor het innerlijke proces en niet alleen het lichamelijke proces
maar ook het mentale en soms het spirituele
- Biopsychosociaal model dat ziekte van mensen met betrekking tot het bewegend
functioneren zowel vanuit een biomedisch perspectief als een psychisch perspectief
Verschil tussen biomedisch en biopsycholosociale model
- Biomedisch model = ziekte
- Biopsychosociale model = ziek zijn
6.3 algemene principes van de huidige zorgverlening
6.3.1 wanneer is professionele hulp nodig
- Je niet goed voelen in je vel is niet direct een reden dat je psychische problemen hebt
- Als problemen blijven bestaan is het wel nodig
6.3.2 bij wie kan de patiënt best te rade?
- Huisarts
- Centrum voor geestelijke gezondheid
- Prive psychiaters
- Psychologen
- Therapeuten
6.3.3 wat kan de patiënt verwachten
- Oplossing vraagt tijd en inspanning van de betrokkene en de naaste omgeving
- Hulpverlener zorgt dat hij ondersteuning biedt en begeleiding
- VROEGER: residentiële manier
- NU: ambulante begeleiding
, o Ondersteunden
o Advies
o Indicatiestelling
o Behandeling
o Begeleiding
o Ook aandacht voor
Psychologische
Sociale
Lichamelijke factoren
6.3.4 welke fasen onderscheidt men in het hulpverleningsproces
FASE 1 aanmelding
- Patiënt neemt contact op
- Eerste contact worden basisgegevens verzameld
- Er wordt een afspraak gemaakt bij een intakegesprek
FASE 2 intake en onderzoek
- Hulpverlener en patiënt maken de probleemanalyse
o Biologische behandeling
o Aandacht voor psychodynamische aspecten
o Indicaties voor gedragstherapie, cognitieve therapie of een combinatie
o Betekenis of functie van het probleem binnen het sociale netwerk van de patiënt
- De patiënt wordt geïnformeerd
- Indien nodig doorverwezen naar andere instantie
FASE 3 behandeling
1) Medicamenteuze therapie, psychotherapie, psychomotorische therapie of combinatie
2) Hulpverlening kan alleen of met partner
3) Toestemming gevraagd om de verwijzer te informeren over de aanvang en afsluiting van de
behandeling
FASE 4 afsluiting
- Evaluatiegesprek
- Bij aanwijzingen dat beëindiging van de behandeling of stopzetting ervan tegen advies risico’s
inhoudt neemt de hulpverlener contact op met de patiënt, verwijzer of omgeving
Hoofdstuk 7
Relatie tussen somatische aandoeningen (oorzaak) en psychische symptomen (gevolg) kunnen 3
vormen aannemen :
- De somatische aandoeningen staat in direct verband met de psychische stoornissen
o Psycho organische stoornissen
o Bv. Een aftakeling van de hersenschors bij dementie is te merken aan
geheugenstoornissen
- Somatische aandoeningen vermindert de weerstand en belastbaarheid en draagkracht van
de persoon zodat die meer en sneller problemen kan krijgen in het zich aanpassen aan
wisselende omstandigheden -> stresssyndroom
, - Somatische aandoening kan zulke belemmeringen of aanpassingsproblemen met zich
meebrengen dat de persoon hierop reageert met psychische stoornissen
Psychiatrische psychiatrie richt zich vooral op de eerste 2 verbanden
7.1 centrale zenuwstelsel
Ons gedrag wordt beïnvloed dor het centrale zenuwstelsel
Kunnen storingen optreden door beschadiging of afwijkingen in de hersenen
- Beschadiging in de frontale hersenen -> agressief gedrag
o Frontaal syndroom
- Ongeval , bloeding of ouderdom gaan de hersenen minder goed functioneren
o Gebrek in spraak, geheugen of aandacht
- Ouderen is er vermindering in het intellectueel vermogen
7.2 neurotransmitters
Ons gedrag wordt ook beïnvloed door de werking van de informatieoverdracht tussen de
zenuwcellen
- Agressieve mensen verloopt de overdracht zeer traag van de neurotransmitter serotine
- Depressie is het neurotransmitter serotine
- Schizofrenie is het neurotransmitter dopamine
7.3 erfelijkheidsfactoren
Genen spelen een rol in de kwetsbaarheid voor een aantal psychiatriche stoornissen
Genen bepalen niet of iemand al dan niet depressie zal hebben
Het is het samenspel tussen genetische achtergrond en wat iemand meemaakt
7.4 biologische behandeling
Psychofarmaca en electroconvulsietherapie
7.4.1 medicatie
- kalmeermiddelen tranquillizers, sedativa of anxiolytica en slaapmiddelen (hypnotica)
o benzodiazepinen
dizepam
3 belangrijke effecten
Kalmerend (sederend) / angstwerende (anxiolytica)
Slaapwekkend (hypnotisch)
Spierontspannend
- Antidepressiva
o Selectieve serotonine heropname remmers (SSRI’s)
Serotonine = neurotransmitters die een positieve werking heeft op het
Geheugen
Stemming
Zelfvertrouwen
Zorgen voor heropname serotonine uit de synaptische speelt geremd
worden
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur louisads. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,19. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.