Les 1: Algemene inleiding
1. Wat is reumatologie?
“Reumatologie houdt zich bezig met aandoeningen van bindweefsels, gewrichten en gerelateerde structuren, die gekarakteriseerd worden
door inflammatie, degeneratie, of metabole stoornissen.” Het is dus super breed, en het is dus moeilijk om af te leiden wat wel en niet onder
reumatologie valt.
-> Gewrichten / bot / spieren / pezen
Reumatologie is dus superbreed. Het is soms moeilijk om te zeggen wat er nu wel en wat er niet binnen de reumatologie valt. Figuur: De
aandoeningen zijn breedt, maar reumatologie is er een onderdeel van.
2. Structuur binnen dit opleidingsonderdeel
Enkele voorbeelden van aandoeningen die onder de gegeven termen kunnen vallen. De lijsten zijn natuurlijk niet volledig, maar zo heb je toch
een overzicht.
, 3. Belang van kinesitherapie
3.1. Wat is het belang van kinesitherapie?
1. Informeren en adviseren (is heel belangrijk en wordt vaak vergeten, communicatie!)
2. Ondersteunen in (heropname van) lichamelijke activiteit en actieve levensstijl
3. Aanpakken van primaire stoornissen en beperkingen
4. Secundaire preventie van met reuma samenhangende klachten (pijn, verminderde spierkracht, verminderde aerobe capaciteit,
verminderd evenwicht, afgenomen mobiliteit, valangst, beperkingen in activiteiten en participatie etc.)
5. Instrueren bij gebruik hulpmiddelen
Symptomatisch te werk gaan, pijn verlichten. Activeren van de patiënt, heel belangrijk bij mensen met reumatologische aandoeningen
(belasting gradueel opbouwen). Herstelproces bevorderen, ondersteunen. Preventief werken. Het ICF-model blijft superbelangrijk voor
eender welke aandoening. Al de aspecten die van belang zijn bij kinesitherapie zijn onder te brengen in het ICF-model.
3.2. Prognose = wat verwachten we op termijn?
De prognose van eender welke aandoening is altijd afhankelijk van volgende 3 zaken:
1. Medische toestand en specifieke diagnose
2. Functionele toestand (anamnese en klinisch onderzoek)
3. Psychosociale factoren (gele vlaggen!)
De ene diagnose heeft natuurlijk een betere prognose dan de andere. Functionele toestand: iemand die cardiovasculaire beter in orde is, zal
ook een betere uitkomst hebben dan iemand met heel veel comorbiditeiten. De psychosociale factoren (vermijdingsgedrag, depressie, te veel
gebruik van hulpmiddelen, passieve coping, …) zijn ook enorm belangrijk, het zijn zaken die zelfs als er een relatief goede diagnose is en de
toestand van de patiënt goed is, een goede prognose in de weg kunnen staan.
, 4. Anamnese en klinisch onderzoek
4.1. Overzicht
Een aantal zaken die belangrijk zijn om in het achterhoofd te houden als je een reumatologische patiënt voor jou hebt zitten. Het ICF is ook
hier weer belangrijk omdat je zowel in de anamnese als het klinisch onderzoek al die aspecten mee in rekening moet nemen.
1. Onset en verloop symptomen
2. Lokalisatie symptomen (lokaal/veralgemeend, symmetrisch, etc.)
3. Familiale achtergrond
4. Beïnvloedende factoren: wat maakt de klachten erger of minder erg?
5. Impact op functie, activiteiten en participatie
6. Co-morbiditeiten
7. Pijntypes
8. Andere onderzoeken
4.2. Pijntypes
De pijntypes zijn belangrijk wanneer we praten over reumatologische patiënten. Pijn is het hoofdsymptoom bij de meeste reumatologische
patiënten. Er is een schemaatje dat je kan gebruiken om te differentiëren tussen de 3 pijntypes.
- Stap 1 Diagnose / exclusie neuropathische pijn
- Differentiaaldiagnostiek dominante nociceptieve vs. centrale sensitisatie pijn:
- Stap 2 Disproportionele pijn?
- Stap 3 Neuro-anatomische pijn verdeling? (myotomen, dermatomen…)
- Stap 4 Hypersensitiviteit allerlei prikkels?
4.2.1. Nociceptieve pijn
Bij nociceptieve pijn wordt er vaak het onderscheid gemaakt tussen inflammatoire pijn en mechanische pijn. Bij inflammatoire pijn is er vooral
pijn in rust. Daarentegen is er bij mechanische pijn vooral pijn bij belasting. Nachtelijke pijn omvat “niet in slaap kunnen vallen door de pijn” of
“wakker worden van de pijn". Bij reumatologische patiënten valt onder nachtelijke pijn: “wakker worden van de pijn” (en niet het andere).
, 4.2.2. Neuropathische pijn
- Sensorische testing (hyper/hypo-esthesie, paresthesie, dysesthesie, hyper/hypo-algesie, allodynie)
- Spiertesting (functioneel of bv EMG)
- Vragenlijsten (LANSS, painDETECT)
- Testen die druk zetten op zenuw
De eerste stap is dus het uitsluiten of diagnosticeren van neuropathische pijn. Dit kan op basis van verschillende aspecten. Bij neuropathische
pijn is er bewijs voor schade van het zenuwstelsel (druk op bepaalde zenuw, zenuw laesie, …) daarbij samenhangend is er dus een medische
oorzaak voor de pijn. Bij neuropathische pijn is het neuro-anatomisch logisch: we vinden in het dermatoom en myotoom van de betreffende
zenuw dysfuncties, pijn, …
Typisch is ook dat de pijn bij neuropathische pijnpatiënten prikkelend, stekend, brandend is, maar dit is niet sluitend: het kan bijvoorbeeld dat
een patiënt een hernia had en dat de zenuw onder compressie stond. De hernia is weg (anatomisch succesvolle operatie) maar de patiënt
rapporteert nog steeds dezelfde klachten, men spreekt dan niet meer van neuropathische pijn (want er is geen bewijs van schade meer). Dus
puur op basis van wat de patiënt rapporteert, mogen we niet meteen uitgaan van neuropathische pijn.
Patiënten met niet-neuropathische pijn zullen een verhoogde sensitiviteit rapporteren in niet-segmentaal gerelateerde zones. Bijvoorbeeld
een patiënt die een whiplash trauma heeft gehad, kunnen plots pijn krijgen in hun benen terwijl deze helemaal niet betrokken waren bij het
initiële trauma.
4.2.3. Centrale sensitisatie pijn
Waarom zijn de pijntypes belangrijk bij reumatologie? Er zijn immers een aantal diagnoses gelinkt aan centrale sensitisatie ofwel dat er een
subgroep van de populatie centrale sensitisatie vertoont.