Management en strategische sturing van een professionele organisatie
Inleiding, introductie van kernconcepten, werken met/in
sociale systemen
PPT Les 1
Management en leiderschap
Management/leiderschap = !
o leiders en managers zorgen voor alle randvoorwaarden die nodig moeten zijn in
een organisatie
o Randvoorwaarden: Samenwerking, communicatie, visie, gemeenschappelijke
doelstelling, vertrouwen, afspraken, structureel kader, transparantie
Management heeft een impact op het denken en handelen van medewerkers
Verschil management en leiderschap
o Leiderschap: uitkijken voor en promoten van nieuwe keuzes (in termen van doelen
en strategieën)
Kenmerken: bereiden toekomst voor, willen verandering, hebben visie, doen
juiste dingen, veranderen functiebeschrijvingen, inspireren en motiveren
o Management: zo goed mogelijk uitvoeren van bestaande keuzes
Kenmerken: denken op KT, zorgen voor contiuïteit, realiseren doelen, doen
de dingen juist, respecteren functiebeschrijvingen, organiseren en
controleren
Variatie in managementactiviteiten – concurrerende waardenmodel Quinn & Rohrbrough
o Mentor - Besteedt veel aandacht aan de ontwikkeling van mensen, is zorgzaam en
bereid om te helpen.
o Stimulator - Ook facilitator genoemd. Richt zich primair op het verbeteren van de
samenwerking. Verbetert samenhang en teamwork; lost conflicten op.
o Innovator - Accent ligt op vernieuwingen en aanpassingen van de organisatie.
o Bemiddelaar - Accent op externe relaties en effectief onderhandelen. Reputatie en
imago zijn belangrijk.
1
, o Controleur - Centraal staat het bewaken van individuele prestaties evenals het
controleren van het functioneren van de gehele organisatie.
o Coördinator - Deze stijl legt de nadruk op projectmanagement, het ontwerpen van
taken en crossfunctioneel management.
o Producent - Productief werken staat centraal. De manager moet een productieve
werkomgeving bevorderen en tijd en stress weten te managen.
o Bestuurder - Plannen en doelen formuleren kenmerken deze stijl. De manager heeft
een visie, ontwerpt en organiseert en weet effectief te delegeren.
Strategische sturing
o Strategische sturing legt de link tussen leiderschap en management
o Een visie vertalen in langetermijndoelstellingen en het opstellen van
langetermijnplannen voor de realisatie ervan
Professionele organisatie kenmerken
Relatief hoog opgeleiden die complex, gespecialiseerd werk verrichten.
Kennis en vaardigheden van medewerkers zijn cruciaal voor het succes van de organisatie.
Omvang van het middenmanagement en de staforganen is eerder beperkt.
Medewerkers hebben veel autonomie.
Medewerkers zijn eigenwijs en accepteren slechts met mondjesmaat leiding.
Energieniveau hangt samen met mate waarin men zich identificeert met de
organisatiedoelen.
Medewerkers hanteren professionele standaarden en willen normen intercollegiaal
handhaven.
Theorie
Theorie als: referentiekader, analysekader, besluitvormingskader
o
Een open systeembenadering
Verschillende stromingen over organisaties doorheen de jaren tijd
o Van gesloten sustemen naar open systemen
o Technisch-rationeel perspectief versus mensgericht organisch model
Sterktes van 2 benaderingen in elkaar schuiven geïntegreerd systeem
model technisch-rationele en het mensgerichte-organische open
systemen (het is stelselmatig opgebouwd uit verschillende benaderingen)
2
, Sociale systemen
o zijn open systemen (in VOCA-tijden) voca = volatiel, onzekerheid, complex,
ambigu
o zijn doelgericht (contingent en onderhandeld)
Contingent = situationeel acties worden best afgestemd op de context
o worden ingevuld door mensen energie, expertise, complex, eigenwijs
o hebben structuur
o zijn politiek (kennen machtsrelaties)
o bestaan uit onderling afhankelijke delen, die op elkaar en de omgeving inwerken
(holistisch te benaderen)
o hebben culturen en normen (die voorgeschreven en afgedwongen worden)
o zijn conceptueel en relatief (bestaan op verschillende niveaus)
Open systeem benadering
3
, Discrepantie waar willen we naartoe? Wat is wenselijk? verwachte prestatie en hoe
verhoud de huidige prestatie hier ten opzichte van
o Doel = Geen discrepantie tussen wat we vaststellen en wat we verwachten
Input: mensen, infrastructuur, middelen, omgevingsbesperkingen, missie
Transformatieproces: Input wordt getransformeerd tot output
o Kernproces = leren en onderwijzen
o Structureel systeem
o Cultureel systeem
o Politiek systeem
o Individuele systeem gaan we in dit OPO niet behandelen
Hier komen outputs uit
4
,Chapter 1: The Organisation/School as a Social System
Preview
Organisatietheorie patronen van regulariteiten in het organisatieleven
Theorieën verklaren, onderzoek leiden, nieuwe kennis genereren, gids voor praktijk
Theorie = gids voor praktijk referentiekader, algemeen model voor analyse, reflectieve
besluitvorming
3 systeemperspectieven: rationeel, natuurlijk, open
o Rationeel systeemperspectief = organisaties als formele instrumenten – structuur = !
o Natuurlijk systeemperspectief = organisaties als sociale groepen met als doel te
overleven – mensen = !
o Open systeemperspectief = combineren van rationele en natuurlijke elementen
completer
Scholen = open sociale systemen met vijf belangrijke elementen of subsystemen: het
structurele, het individuele, het culturele, het politieke, en het pedagogische interactie
Onderwijs-leerproces = kern van het sociale systeem 3 perspectieven: de gedragsmatige,
cognitieve, en constructivistische
Omgeving hulpbronnen, bijkomende beperkingen en kansen
Hoe groter de mate van congruentie tussen de elementen van het systeem, hoe effectiever
het systeem
Theorie
Theorie en wetenschap
Organisatiewetenschap
o Beschrijven en verklaren van regelmatigheden in het gedrag van individuen en
groepen binnen organisaties
o Basisprincipes algemeen begrip van de structuur en de dynamiek van het
organisatieleven
Wetenschap = dynamisch doel = theorieën vinden (algemene verklaringen)
Theorie = set van onderling gerelateerde concepten, veronderstellingen, en generalisaties
die regelmatigheden in gedrag in onderwijsorganisaties systematisch beschrijven en
verklaren
Elementen van een theorie
Concept = abstracte termen (woorden) met speciale definities
Theoretische generalisaties
o = uitspraken die de relaties aangeven tussen twee of meer concepten
o combineren van concepten tot samenhangende theoretische verbanden die een een
algemene verklaring bieden
Theorie en realiteit
Theorieën
o Theoretisch advies conceptuele kaders = vereenvoudigingen van organisaties
o Vertekening van realiteit
Theorie en onderzoek
5
, Hypothesen
o Hypothese = veronderstelling die een verband aangeeft tussen ten minste twee
begrippen of variabelen
o Onderzoek hypothesen worden empirisch getoetst aan observaties
Theorie toetsen aan de werkelijkheid
o Concepten worden uitgedrukt in variabelen die gemanipuleerd en gemeten kunnen
worden
o Hypothesen bias van onderzoeker
Kennis
o bestaat uit concepten, veralgemeningen en theorieën elk afhankelijk van het
voorafgaande
o
Theorie en praktijk
Theorie vormt een referentiekader voor de beroepsbeoefenaar
Het proces van theoretiseren biedt een algemene manier van analyse van praktische
gebeurtenissen
Theorie begeleidt de besluitvorming
Systeemperspectief
Systeem = georganiseerd geheel
Verschil tussen open en gesloten systemen
o Gesloten weinig beperkingen door de omgeving
3 systeemperspectieven: rationeel, natuurlijk, open
Rationele systeem modellen: gesloten en open
Rationeel systeemperspectief
o = organisaties als formele instrumenten specifieke doelen behalen
o Vooraf bepaalde doelen bereiken met maximale doeltreffendheid
Vroege kijk: wetenschappelijk management – rationeel en gesloten machine model
o Frederick Taylor – Taylorism
o Metafoor van de machine
6