1
BLOK 3.4 OPVOEDINGSPROBLEMEN IN DE COMPLEXE WERKELIJKHEID
Inhoud
Literatuurlijst per probleem blz. 2 t/m 3
Probleem 1: just (b)eat it! blz. 4 t/m 33
Probleem 2: terrible toddlers blz. 34 t/m 59
Probleem 3: AU! T IS ME wat! blz. 60 t/m 77
Probleem 4: Janie’s got a gun blz. 78 t/m 94
6 openvragen die ik heb onthouden die op mijn tentamen kwamen blz. 95
, 2
LITERATUURLIJST PER PROBLEEM:
Probleem 1
- Verhulst et al (2014). Kinder- en jeugdpsychiatrie Psychopathologie. H14
- Oskam et al (2013). Deel B Pre- en perinatale periode.
- Oskam et al (2013). Deel B Basisschoolleeftijd.
- Oskam et al (2013). Deel B Kinderen met psychische problematiek.
- Oskam et al (2013). Deel B De jeugdgezondheidszorg.
- ZELF Cnattingius, Sven, Hultman, Christina, Dahl, Margareta, Sparén, Pär. (1999). Very preterm
birth, birth trauma, and the risk of anorexia nervosa among girls.
- 2x Enten & Golan. (2009). Parenting styles and eating disorder pathology.
- Lock, Le grange, Agras, Moye, Bryson, Jo (2010). Randomized Clinical Trial Comparing Family-
Based Treatment With Adolescent-Focused Individual Therapy for Adolescents With Anorexia
Nervosa.
- Prins et al (2014). Hoofdstuk 20 eetstoornissen. In handboek klinische ontwikkelingspsychologie.
- NJI (2020). Eetstoornissen.
- Prins et al (2014). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. In handboek klinische
ontwikkelingspsychologie.
- Fosco & Grych (2012). Capturing the family context of emotion regulation.
- Braden, Rhee, Peterson, Rydell, Zucker & Boutelle (2014). Associations between child emotional
eating and general parenting style, feeding practices, and parent psychopathology.
- Morris, Silk, Steinberg, Myers & Robinson. (2007). The Role of the Family Context in the
Development of Emotion Regulation.
- DeHart, Tracy, Pelham, Brett, Tennen & Howard. (2006). What lies beneath: parenting style and
implicit self-esteem.
- Van Elburg. (2008). Onbegrensde lichtheid; neurobiologie en anorexia nervosa.
- Micali, Stemann Larsen, Strandberg-Larsen, Nybo Andersen. (2015). Size at birth and preterm
birth in women with lifetime eating disorders: a prospective population‐based study.
Probleem 2
- Oskam et al (2013). Deel B Peuterperiode.
- Oskam et al (2013). Epidemiologie.
- Verhulst et al (2014). Kinder- en jeugdpsychiatrie Psychopatholgie. H12
- Grietens et al (2005). Deel 1 kinderen en jongeren met gedragsproblemen.
- Neece, Cameron, Green, Shulamite, Baker & Bruce (2012). Parenting stress and child behavior
problems: a transactional relationship across time.
- Goodman, Sherryl, Rouse, Matthew, Connell, Broth, Robbins, Hall, Heyward & Devin (2011).
Maternal depression and child psychopathology: a meta-analytic review.
- Field. (2010). Postpartum depression effects on early interactions, parenting, and safety practices:
a review.
- Carter, Briggs-Gowan, Davis, & Ornstein. (2004). Assessment of young children’s social-
emotional development and psychopathology: recent advances and recommendations for
practice.
- Oudhof & van der Steege. (2007). Evidence-based interventies rond agressieregulatie en
woedebeheersing.
- Green, Beth, Furrer, Carrie, McAllister, & Carol. (2007). How Do Relationships Support Parenting?
Effects of Attachment Style and Social Support on Parenting Behavior in an At‐Risk Population.
Probleem 3
- Grietens, H. Vanderfaeillie, J., Hellinckx, W., & Ruijssenaars, W. (red) (2005). Handboek
orthopedagogische hulpverlening 1. Een orthopedagogisch perspectief op kinderen en jongeren
met problemen. H8
- Oskam et al (2013). deel B basisschool leeftijd.
, 3
- Verhulst, F.C., Verheij, F., & Ferdinand, R.F. (2007). Kinder- en Jeugdpsychiatrie:
Psychopathologie. H2
- Prins, P., & Braet, C. (2014). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. H16
- Freedman, B. H., Kalb, L. G., Zablotsky, B., & Stuart, E.A. (2011). Relationship Status Among
Parents of Children with Autism Spectrum Disorders: A Population-Based Study.
- Stuart, M., & McGrew, J. H. (2009). Caregiver burden after receiving a diagnosis of an autism
spectrum disorder.
- Boyd, B. A. (2002). Examining the Relationship Between Stress and Lack of Social Support in
Mothers of Children With Autism.
- de Bruin, C. (2018). Dit is autisme.
- Brobst, J. B., Clopton, J. R., & Hendrick, S. S. (2008). Parenting Children With Autism Spectrum
Disorders.
- Estes, A., Munson, J., Dawson, G., Koehler, E., Zhou, X., & Abbott, R. (2009). Parenting stress
and psychological functioning among mothers of preschool children with autism and
developmental delay.
- Hall, H. R., & Graff, J. C. (2011). The Relationships Among Adaptive Behaviors of Children with
Autism, Family Support, Parenting Stress, and Coping.
- Singh, N. N., Lancioni, G. E., Winton, A.S.W., Fisher, B. C., Wahler, R. G., Mcaleavey, K., Singh,
J., & Sabaawi, M. (2006). Mindful Parenting Decreases Aggression, Noncompliance, and Self-
Injury in Children With Autism.
Probleem 4
- Grietens, H. Vanderfaeillie, J., Hellinckx, W., & Ruijssenaars, W. (red) (2005). Handboek
orthopedagogische hulpverlening 1. Een orthopedagogisch perspectief op kinderen en jongeren
met problemen. H3
- Grietens, H. Vanderfaeillie, J., Hellinckx, W., & Ruijssenaars, W. (red) (2005). Handboek
orthopedagogische hulpverlening 1. Een orthopedagogisch perspectief op kinderen en jongeren
met problemen. H9
- Boudewijnse e.a. (2013). Nederlands Leerboek Jeugdgezondheidszorg. Deel A. Organisatie. H6.6
- Oskam e.a. (2013). Nederlands Leerboek Jeugdgezondheidszorg. Deel B de adolescentie
periode.
- Oskam e.a. (2013). Nederlands Leerboek Jeugdgezondheidszorg. Het mishandelde kind.
- Oskam e.a. (2013). Nederlands Leerboek Jeugdgezondheidszorg. Deel A 6.6 leerplichtwet.
- Prins, P., & Braet, C. (2014). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. H18
- Weiss, E. L., Longhurst, J. G., & Mazure, C. M. (1999). Childhood sexual abuse as a risk factor for
depression in women: psychosocial and neurobiological correlates.
- Barlow, J. H., & Ellard, D. R. (2006). The psychosocial well-being of children with chronic disease,
their parents and siblings: an overview of the research evidence base.
- Putnam, F. W. (2003). Ten-Year Research Update Review: Child Sexual Abuse.
- NJI (2018). Wat werkt bij de aanpak van kindermishandeling?
- NJI (2017). Signs of Safety
, 4
PROBLEEM 1: JUST (B)EAT IT!
LEERDOEL 1: WAT IS ANOREXIA?
NJI – Eetstoornissen
Eetstoornissen: psychische stoornissen die worden gekenmerkt door verstoord eetgedrag en/of
inadequaat compensatiegedrag (braken, laxeren). Kinderen en jongeren met een eetstoornis hebben een
verstoord lichaamsbeeld. Ze zijn erg bezig met hun gewicht of lichaamsvorm en zijn bang om aan te
komen.
Anorexia: eetstoornis gekenmerkt door angst om aan te komen/te dik te zijn met groot gewichtsverlies/
ondergewicht en laag zelfbeeld.
Van Elburg (2008)
AN wordt beschouwd als de ernstigste eetstoornis en heeft de hoogste mortaliteit (10-15%) van alle
psychiatrische stoornissen. Gekenmerkt door: gewichtsverlies, ondergewicht of onvoldoende
gewichtsgroei (minstens 15% onder de norm) en een afwijkend eetpatroon, dat gedomineerd wordt door
vasten in combinatie met hyperactiviteit (het restrictieve type) ofwel door vasten afgewisseld met
vreetbuien, braken en laxeren (het purgerende type).
Kernproblemen van AN bestaan uit:
- een intense angst om dik te worden
- een vertekend lichaamsbeeld
- aanwijzingen voor een stoornis op endocrien gebied (bv. uitblijven van menstruatie)
Prins en Breat, 2014 – H19
De adolescentie wordt vaak beschouwd als risicoperiode voor het ontwikkelen van een eetstoornis.
Meisjes lopen een hoger risico dan jongens. Eetproblemen kunnen wel en niet gepaard gaan met een
afwijkend gewicht. Iemand met een normaal gewicht kan ook een eetprobleem hebben. De problemen
kunnen variëren in ernst.
Abnormale eetgewoonten bestaan al op jonge leeftijd. VB: onderzoek toont dat kinderen van 2-11 jaar
22% selectief eetgedrag vertoonde en patroon was relatief stabiel door de tijd heen.
DSM 5 onderscheidt deze eetstoornissen:
1. Anorexia nervosa (AN)
Gewichtsverlies of ondergewicht en een afwijkend eetpatroon dat of gedomineerd wordt door
vasten in combinatie met hyperactiviteit, of gekenmerkt wordt door vasten, afgewisseld met
vreetbuien, braken en laxeren. Het gaat gepaard met sterke angst om dik te worden en een
vertekend lichaamsbeeld. De piek van het ontstaan van klachten ligt tussen 14 - 18 jaar.
Klinisch beeld
- Restrictie van energie-inname relatief t.o.v. wat men nodig heeft resulterend in een laag
gewicht, rekening houdend met leeftijd, geslacht, ontwikkelingsfase en fysieke gezondheid.
Significant laag gewicht wordt gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan normaal of, voor
kinderen en adolescenten, lager is dan wat minimaal verwacht wordt (15% onder de norm).
- Een verstoring in de manier waarop de patiënt haar/zijn gewicht of lichaamsvormen ervaart,
waarbij er een zeer grote invloed van gewicht en lichaamsvormen op de zelfevaluatie of een
hardnekkig gebrek aan erkenning van de ernst van het lage gewicht.
- Bij meisjes, na de menarche, amenorroe, dat wil zeggen de afwezigheid van ten minste drie
achtereenvolgende menstruele cycli.
Typen
- Restrictieve type: je vermagert doordat je weinig eet en veel beweegt.
- Purgerende type: je vermagert doordat je weinig eet, maar je hebt bij tijd en wijle last van
eetbuien welke worden gecompenseerd door purgeren/braken.
2. Boulimia nervosa (BN)
, 5
Bij boulimia nervosa is er ook sprake van een afwijkend eetpatroon. Hierbij gaat het om
ongecontroleerde vreetbuien. Het gewicht valt meestal binnen de normale grenzen, wel wordt de
zelfbeoordeling van de jongere door het ongecontroleerde eetgedrag gedomineerd.
Klinisch beeld
- Recidiverende perioden van eetbuien. Eetbui bestaat uit het eten van een objectief grote
hoeveelheid voedsel in een korte tijd. Een periode/episode wordt gekarakteriseerd door:
o Het binnen een beperkte tijd (bijv. 2 uur) eten van een hoeveelheid voedsel die beslist
groter is dan de meeste mensen in eenzelfde periode zouden eten.
o Een gevoel de beheersing/controle over het eten tijdens de episode kwijt te zijn.
- Terugkerende inadequate compensatiegedragingen met als doel gewichtstoename te
voorkomen, zoals misbruik van laxantia, braken, medicatie, vasten of overmatige
lichaamsbeweging.
- Zowel de eetbuien als het compensatiegedrag moeten gemiddeld minstens eenmaal per
week gedurende drie maanden voorkomen.
- De zelfevaluatie wordt overdreven beïnvloed door lichaamsvormen en gewicht.
- De stoornis komt niet exclusief voor tijdens episoden van AN.
Typen
- Het purgerende type: tijdens de huidige episode van boulimia is de betrokkene geregeld bezig
met zelfopgewekt braken of het misbruik van laxantia.
- Het niet-purgerende type: tijdens de huidige episode van boulimia heeft de betrokkene andere
inadequate gedragingen vertoond zoals vasten of overmatige lichaamsbeweging.
3. De eetbuistoornis/ binge eating disorder (BED)
Dit is een eetstoornis waarbij er steeds terugkerende perioden zijn waarin het kind of de jongere
vreetbuien heeft. Deze buien worden niet gecompenseerd. Over het algemeen ontstaat er
hierdoor overgewicht.
Klinisch beeld
- Recidiverende perioden van eetbuien. Eetbui bestaat uit het eten van een objectief grote
hoeveelheid voedsel in korte tijd. Een periode/episode wordt gekarakteriseerd door:
o Het binnen een beperkte tijd (bijv. 2 uur) eten van een hoeveelheid voedsel die beslist
groter is dan de meeste mensen in eenzelfde periode zouden eten.
o Een gevoel de beheersing/controle over het eten tijdens de episode kwijt te zijn.
- De eetbuien zijn geassocieerd met drie (of meer) van deze karakteristieken:
o Er wordt sneller gegeten dan gewoonlijk.
o Er wordt doorgegeten totdat men zich ongemakkelijk vol voelt.
o Er worden grote hoeveelheden gegeten zonder honger te hebben.
o Er wordt heimelijk gegeten omwille van het zich genegeerd voelen over de
hoeveelheid die gegeten wordt.
o Men walgt van zichzelf en voelt zich depressief of schuldig na de eetbui.
- De eetbuien brengen veel stress met zich mee.
- De eetbuien moeten gemiddeld minstens e1x per week gedurende drie maanden voorkomen.
- De eetbuien zijn niet geassocieerd met inadequate compensatiegedragingen zoals bij BN en
treden niet exclusief op tijdens episodes van BN of AN.
4. Andere gespecificeerde eetstoornis (box 19.4)
Deze categorie is bedoeld voor mensen die wel een eetstoornis hebben, maar die niet aan alle
diagnostische criteria van de andere eetstoornissen voldoen.
Atypische Anorexia Nervosa: mensen die aan alle criteria van anorexia nervosa voldoen,
behalve dat ondanks het significante gewichtsverlies, het gewicht van het individu nog steeds
binnen of boven het normale bereik valt.
Iemand die aan alle criteria van BN of BED voldoet, maar bij wie de eetbuien en/of het
compensatiegedrag niet frequent genoeg optreden.
, 6
Purgeerstoornis: het vertonen van inadequaat compensatiegedrag na het nuttigen van een
geringe hoeveelheid voedsel, in afwezigheid van eetbuien (vb.: opzettelijk braken na 2
koekjes).
Night eating syndrome: nachtelijk eten nadat men al gaan slapen is of excessieve
voedselinname na het avondmaal (maakt geen deel uit van slaapwandelen of kan niet
verklaard worden door veranderingen in de slaap-waakcyclus of plaatselijke sociale normen).
5. Ongespecificeerde eetstoornissen
Wanneer de clinicus onvoldoende informatie heeft om de gerapporteerde symptomen aan een
specifieke diagnose toe te wijzen.
Overgewicht en obesitas vallen niet onder eetstoornissen, maar wel als er sprake is van ongecontroleerde
eetbuien = eetbuistoornis.
Onderzoek toont: het concept ‘controle verlies’ is van belang bij zowel obese jongeren als jongeren uit de
algemene populatie om onderscheid te maken tussen pathologisch eetgedrag en slechte eetgewoonten.
Tabel 19.1 Vergelijking DSM-5-kenmerken
Kenmerken Anorexia Nervosa Boulimia Nervosa Binge Eating Disorder
Gewichtsstatus Significant laag gewicht Meestal normaal Vaak overgewicht of
gewicht obesitas
Eetbuien - eetbuiten (eetbui- Objectieve eetbuiten, Objectieve eetbuien,
purgerend type) minstens 1x per week minstens 1x per week
- vaak subjectieve over 3 maanden over 3 maanden
eetbuien
Gewichtscontrole Persistent gedrag dat Persistent gedrag dat Afwezig
gewichtstoename belet: gewichtstoename belet:
- restrictief type: vasten, vasten, bewegen,
bewegen braken, laxantia
- eetbui-purgerend type:
braken, laxantia
Lichaamsbeeld Zelfevaluatie Zelfevaluatie Zelfevaluatie
overdreven beïnvloed overdreven beïnvloed overdreven beïnvloed
door gewicht en door gewicht en door gewicht en
lichaamsvormen lichaamsvormen lichaamsvormen
Prevalentie
AN komt bij 0.5% van de meisjes en jonge vrouwen voor. Eetstoornissen komen vaker voor bij vrouwen.
Ruim 90% van de patiënten met AN en boulimia nervosa is vrouw.
Patiënten met AN ontkennen vaak dat ze een eetstoornis hebben en vrouwen met boulimia nervosa
schamen zich meestal zo erg dat ze hun eetprobleem geheimhouden. De huisarts identificeert slechts
40% van de AN patiënten en 11% van de patiënten met boulimia nervosa. Patiënten vertellen vaak niet
dat ze een eetstoornis hebben, ze noemen vage/indirecte klachten, zoals problemen met stoelgang, het
uitblijven van de menstruatie of vermoeidheid. Onderzoek toont aan dat van alle patiënten met AN er 34%
in de geestelijke gezondheidszorg terechtkomt. Van alle patiënten met boulimia nervosa komt 6% in de
geestelijke gezondheidszorg terecht.
Verloop en prognose
Anorexia begint meestal op jongere leeftijd dan boulimia. Anorexia kondigt zich meestal tussen 14e en
18e levensjaar aan, gemiddeld bij 17 jaar, boulimia rond het 18e jaar. De eetbuistoornis komt op latere
leeftijd voor.
Een eetstoornis komt vaak voor in de adolescentie → het zelfbeeld ontwikkelt zich dan. De meeste
adolescenten nemen in gewicht toe voor de groeispurt. De adolescent kan zich hierover zorgen gaan
maken en iets aan zijn gewicht doen. Anderen (media/maatschappij) hebben veel invloed op de
ontwikkeling van het zelfbeeld en kwetsbare jongeren aanzetten tot lijngedrag.
, 7
Adolescentie is voor meisjes ook wanneer de menstruatie start → kan gepaard gaan met een negatieve
lichaamsbeleving, wat eetproblemen in de hand kan werken. In de adolescentie willen ze ook meer
autonomie en zelfcontrole krijgen (losmaken van ouders). Ze kunnen hun eetgedrag zelf controleren. De
twee begrippen (autonomie/zelfcontrole) zijn van belang bij eetstoornissen.
Verloop van AN is variabel. Sommigen genezen, andere vallen terug en bij weer anderen is het chronisch.
Hoe jonger de patiënt is wanneer anorexia begint en hoe korter de eetstoornis duurt, des te beter is de
prognose. In 6 tot 10% van de gevallen waarvoor opname in de (geestelijke) gezondheidszorg
noodzakelijk is, leidt anorexia nervosa tot een vroegtijdige dood. Oorzaak is veelal suïcide of direct
resultaat van medische complicaties ten gevolge van uithongering.
Verloop van BN is ook variabel. 20% blijft chronisch lasthouden en 30% valt af en toe terug (afgewisseld
met perioden van normaal eetgedrag). Meer dan de helft is tot 10 jaar na GCT geheel symptoomvrij.
Review van Keel en Brown: wanneer boulimia nervosa patiënten na 5 jaar geen verbetering kennen na de
intake, ze een chronisch verloop hebben.
Verloop eetbuistoornis: geen studies bekend onder jongeren. Studie met 48 volwassenen die 5 jaar
gevolgd zijn. Bleek dat velen spontaan herstellen, ondanks geen behandeling. Enkelen bleven stabiel
(10%) of ontwikkelden een andere eetstoornis.
Comorbiditeit
Vaak zijn patiënten met een eetstoornis ook depressief en angstig. Ongeveer de helft van de patiënten
lijdt ook aan een bijkomende depressie en/of angststoornis en dit kan de prognose negatief beïnvloeden.
De stemmingsproblemen en angststoornissen zijn secundair aan de eetstoornis. Als de controle over het
eten toeneemt en/of het gewicht normaliseert, verdwijnen deze problemen meestal.
Borderline komt ook vaak voor bij patiënten met eetstoornissen. Echter, onderzoeken zijn beperkt en de
diagnostiek vormt een probleem; kenmerken van eetstoornissen en borderline overlappen. Eetbuien,
stemmingsfluctuaties, een labiel zelfbeeld, automutilatie, gevoelens van leegte en verveling zijn
karakteristiek voor beide.
Van Elburg (2008)
Slechts 50% bereikt volledig herstel en 20% blijf chronisch ziek. Tot 80% van de AN patiënten vertoont
verhoogde fysieke activiteitsniveaus.
Hoewel de piekleeftijd voor het ontstaan van de klachten tussen 13 en 16 jaar ligt, ziet men ook bij jongere
kids beelden die sterk met AN overeenkomen, al is het vaak niet mogelijk de DSM-5-classificatie te
stellen. Soms komt het ziektebeeld pas op volwassen leeftijd tot uiting. Een zorgvuldige anamnese levert
dan echter vaak een sluipend beloop op of een wat mildere vorm die niet eerder voldoende klachten gaf
om hulp te zoeken.
Prins & Braet (2014) H19
RISICO FACTOREN
Lijngedrag: bewuste beperking van calorische inname om gewicht te verliezen. Dit zou zowel cognitieve
als fysiologische gevolgen hebben die allebei de eetlust stimuleren.
Cognitief: strikte lijnregels nodigen ertoe uit om snel overtreden te worden. Wie zich voorneemt
om een dag niet te eten, zondigt zodra er iets genuttigd wordt (verlies van controle en heeft een
eetbui “wat kan het schelen effect”). Ook intense emoties leiden bij lijners tot controle verlies. Dit
kan komen doordat het proberen onderdrukken van emoties dusdanig veel cognitieve capaciteit
vergt, dat impulsief gedrag de overhand krijgt.
Fysiologisch: lijngedrag heeft gevolgen voor de serotoninehuishouding. Door een verminderde
inname van koolhydraten ontstaat er een serotonine tekort. Een serotoninetekort kan leiden tot
neerslachtigheid en excessieve trek in koolhydraten om het serotonineniveau weer op peil te
krijgen. Ook blijkt voedseldeprivatie een de belonende waarde van voedsel te vergroten.
Voor de hand liggende conclusie is dat lijnen voor overeten zorgt, maar is dat ook zo? Studies tonen aan
dat het geen noodzakelijk factor is. Studies waar wel een verband is gevonden tussen lijnen en overeten
zijn meestal retrospectief en correlationeel. Geen causaal verband dus.