PEDAGOGIEK 1920
→ Pedagogie = basisopvoeding, orthopedagogie = extra zorg
→ Orthopedagogisch grondplan!!
→ Doelen bij elk hfst bekijken of je les kent
1. DOET OPVOEDING ERTOE?
→ 4 visies: 1) nature
2) nurture
3) persoonlijke vrijheid
4) synthetische visie
1.1 STELLING ÉÉN: DE MENS IS VANAF ZIJN GEBOORTE VOLLEDIG BEPAALD À NATURE
Aanleg/ genen zijn doorslaggevend
Opv. kan enkel kenmerken laten ontplooien die reeds manifest (= direct observeerbaar) of latent (=
nog onzichtbaar) aanwezig zijn, maar kan weinig fundamenteel bijdragen aan ontw. kind
o Vb: lichaamslengte, huidskleur, talenten…
Mens = erfelijk gedetermineerd
o è pedagogisch pessimisme (kind ≠ opvoedbaar)
o Opvoeden = steun verlenen aan natuurlijk ontwikkelingsproces
Bij J.J. Rousseau en in kringen v/d anti-autoritaire opvoeding
1.2 STELLING TWEE: DE OPVOEDING MAAKT DE MENS TOT MENS À NURTURE
Kind geboren als onbeschreven blad (= tabula rasa) (Locke)
Omgevingsinvloeden/milieu zijn doorslaggevend
Opv. = almachtig: kind is product van omgeving
o Vb: ervaringen wolfskinderen
o è invloed milieu maakt mens tot mens
Bij verscheidene filosofen, pedagogen en sociologen doorheen geschiedenis
1.3 STELLING DRIE: DE MENS BEPAALD ZICHZELF À EXISTENTIALISTISCHE OPVATTING
Mens maakt zichzelf, ≠ opvoedbaar
Menselijke vrijheid staat centraal
Beïnvloeding = onmogelijk
Mens maakt zelf keuzes en kiest eigen doelen
è onhaalbaar (zorgt voor chaos, onrust…)
o Vb: iedereen doet goesting met uurrooster
Bij Sartre
o Staat negatief ten aanzien van menselijke relatie
1.4 STELLING VIER: EEN GENUANCEERDE, SYNTHETISCHE VISIE
Ontw. moet je zien als dynamisch spel tussen:
o 1) erfelijke aanleg: kind wordt met bepaalde aanleg geboren die het vele mogelijke
ontw.kansen geeft maar ook grenzen aan stelt
Vb: handicap (niet oplossen door opv., wel aangenamer maken met rolstoel)
1
, o 2) milieu-invloeden: kind ontw. zich in contact met zijn milieu en met andere mensen. Door
samenleven met anderen wordt het kind beïnvloed door culturele en maatschappelijke
zaken. Deze invloeden gaan ook mee bepalen of bepaalde zaken tot uiting komen
Vb: je moet naar school dus ontplooit zo je intelligentie
Vb: door bij vriend in contact te komen met piano, ontdek je zo dat jij dit ook kan
Vb: kind dat opgroeit in kansarm milieu krijgt vaak minder mogelijkheden om
talenten te ontplooien
o 3) persoonlijke vrijheid/ zelfbepaling: kinderen kunnen zelf bepaalde beslissingen nemen en
(gedeeltelijk) afstand nemen van hun opv. (= eigen wil), zijn geen manipuleerbare objecten,
werken zelf mee aan hun vormgeving
Vb: wordt niet gestimuleerd voor muziekles, dit toch doen door eigen wil
Vb: negatief advies krijgen van CLB, toch moeilijke richting gaan doen en slagen door
wilskracht
Bij ons als orthopedagogisch begeleider
2. BIO-ECOLOGISCH MODEL VAN BRONFENBRENNER
Ruime omgeving kind: grote invloed op ontw.
o Ruim: 4 niveaus/ systemen die kind gelijktijdig beïnvloeden
Ecologische visie op ontw.
o Culturele invl.
o Kenmerken omgeving
o …
Wederzijdse beïnvloeding kind-omgeving
o Al vanaf conceptie
Invloed = onrechtstreeks
Invloed = rechtstreeks
Wel ALTIJD invloed op kind,
maar blijft kunstmatige
manier om dingen op te
delen
2.1 HET MICROSYSTEEM
2
, Dagelijkse directe omgeving kind
In relatie tot vaste gesprekspartners !!
o Gezin = belangrijkste
Wederzijdse beïnvloeding
o Kind ≠ passieve ontvanger invloeden binnen microsysteem,
oefent zelf invloed uit, bouwt mee aan microsysteem en geeft er
vorm aan
Vb: kind dat (niet) vlot slaapt
Wordt gekenmerkt door aantal aspecten:
o Fysische aspecten
Setting, locatie, gebouw + interieur…
Vb: vuil lokaal chiro, grote slaapkamer, veel speelgoed, afspreken op dijk, grote tv
o Sociale aspecten
Onderlinge relaties, verwachtingen/eisen, vast patroon, gedragspatroon, w&n…
Vb: eerlijkheid, elke vrijdag frietjes, geen takenverdeling thuis, kus bij thuiskomen
2.2 HET MESOSYSTEEM
= Geheel van microsystemen v/h kind en hun onderlinge relaties
Betrekking op de wederzijdse invloed tussen de verschillende microsystemen (verandering/
gebeurtenis in één microsysteem zal weerslag hebben op ander microsysteem)
o Verschillende omgang met het kind in elk systeem
o Vb: vechtscheiding heeft weerslag op school, kind gaat agressief worden op school of zich net
erg terugtrekken
o Vb: kind wordt gepest op school dus trekt zich terug thuis
Onderlinge relaties:
o Kwaliteit relaties
Vb: kwaliteit relatie moeder en onthaalmoeder is goed, moeder kan haar vragen
stellen en ze neemt tijd om die te beantwoorden
o Frequentie van relaties
Vb: ouders nauwelijks contact met coach voetbalploeg zoon
o Waardering voor elkaar
Vb: ouders wijzen vriendengroep puberzoon af
Overgangen tussen microsystemen (vlot/moeilijk)
o Vb: kind gaat van gezin naar kleuterschool
Dit kan vlot/moeilijk verlopen doordat: kind ging naar crèche (is vaste patronen
gewend), wijze van omgang met kind, w&n…
2.3 HET EXOSYSTEEM
= Formele en informele structuren rond gezin. Kind maakt er geen deel van uit, maar systeem heeft wel
invloed op het kind.
Structuren hebben vooral invloed op de ouders en via de ouders
beïnvloeden ze de ontw. v/h kind
o Vb: werk ouders (voltijds, deeltijds, niet, (geen) vakantie…)
o Vb: sociaal netwerk v/h gezin (formele: gezondheidszorg,
professionele hulpverlening…/informele: collega’s, buren…)
o Vb: etnische/ religieuze gemeenschap
o Vb: buurt waarin gezin woont (veilig of niet, vrienden…)
3
, o …
Meso + exo = meso
2.4 HET MACROSYSTEEM
= Staat voor de overkoepelende culturele invloeden
Cultuur en ideologie
o Eco systeem
o Soc voorzieningen
o Onderwijssysteem
o Religieuze systemen
o Pol gedachtegoed
o …
3. BALANSMODEL VAN BAKKER
= Haalt algemeen enkele beschermende en de risicofactoren aan, die een belangrijke rol kunnen spelen in
de opvoeding.
Opv. = transactioneel proces
o = Balans tussen opvoedingstaken ouders en hun vaardigheden om situatie aan te kunnen
o Kinderen en ouders beïnvloeden elkaar wederzijds
o Zowel kind-, ouder-, als omgevingsfactoren hebben invloed op dit proces
Risicofactoren
= eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de ontw. en de
opv. van kinderen bedreigen. Ze kunnen bijvoorbeeld leiden tot
ontw.achterstand of tot opv.problemen. - Janssen
o Niet perse problematisch à verhoogde kans tot… (pas wanneer ze
zich opstapelen en beschermende factor niet) (vooral bij zwakke
maatschappelijke positie, kan sneller opstapelen)
Beschermende factoren
= eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de kans vergroten
dat de opv. en ontw. van kinderen goed verlopen. Ze kunnen de werking
van risicofactoren geheel of gedeeltelijk compenseren en dus risico’s
verkleinen. - Janssen
3 niveaus:
o 1) Microniveau
= ouder-, kind- en gezinsfactoren
o 2) Mesoniveau
= sociale factoren, gezins- en buurtfactoren (vaak steunend)
o 3) Macroniveau
= maatschappelijke achtergrondfactoren
Cult achtergrond en soc-eco positie
Soc steun = beschermende factor
4