College aantekeningen Psychologie (AB_1124) Psychology
Individu en identiteit (i&i): Complete samenvatting van alle hoorcolleges en het boek (deeltentamen 1)
Individu en identiteit (i&i): Complete samenvatting van alle hoorcolleges en het boek (deeltentamen 2)
Tout pour ce livre (160)
École, étude et sujet
Universiteit Leiden (UL)
Psychologie
Inleiding In De Psychologie
Tous les documents sur ce sujet (71)
Vendeur
S'abonner
Pepy
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 1+2
Psychologie gaat om de vragen
● Waarom gedragen mensen zich zoals ze doen?
● Hoe zorgen de hersenen (neuronen) voor gedachten, gevoelens, waarnemingen?
● Wat gaat er precies mis bij patiënten met psychopathologie?
● Hoe kan het dat een verzameling cellen een bewustzijn kan hebben?
● Hoe kunnen we deze vragen onderzoeken?
Correlatie =/= causatie
Niet iedere theorie is te testen
● Ethische dilemma’s en technologische restricties
Niet iedere test is een goede test
● Observer-expectancy effect
○ De observer beïnvloedt de resultaten (Clever Hans)
● Subject-expectancy effect
○ Het subject beïnvloedt de resultaten (placebo)
Drie fundamentele ideeën (geschiedenis)
● Lichamelijke oorzaak van gedrag
Descartes breidt dualisme uit, hij beschrijft meer dingen aan het lichaam, de
enige taak van de ziel is denken.
Hobbes stelt dat alles materieel is, materialisme dus. Al het menselijk
gedrag is resultaat van fysieke processen.
● Rol van ervaring
Tabula rasa of nativisme
a priori/a posteriori
Research Design uitgebreider
In experimenten wordt een independent variable aangepast, terwijl andere variabelen gelijk
blijven, om te observeren wat voor invloed dit heeft op de dependent variable.
Er zijn twee soorten experimenten
● Within-Subject experiments, waar een subject meerdere keren getest wordt met de
independent variable steeds anders gemanipuleerd
● Between-Groups experiments, waar per groep of per persoon 1 versie van de
independent variable wordt bekeken.
Bij correlational studies wordt geen variabele gemanipuleerd door een onderzoeker, maar
observeert een onderzoeker twee of meer dependent variables om een relatie tussen de
twee te vinden. Let op! Uit correlational studies kan je geen oorzaak-gevolg relatie vinden,
omdat andere variabelen ongemerkt invloed kunnen hebben op de observaties.
Bij descriptieve studies wordt er niet gekeken naar relaties tussen variabelen, maar wordt
gedrag omschreven.
Hawthorne effect ---> De verandering in gedrag vanwege de kennis dat je
bestudeerd/bekeken wordt.
Correlation coëfficiënt geeft de sterkte en richting van variabelen aan bij een correlational
study. Dit kan tussen de -1 en +1 liggen. Positief/negatief geeft aan of het een positief of
negatief verband is. Het getal geeft aan hoe sterk het verband tussen de 2 variabelen is.
Een study is Statistically significant als wat wordt toegeschreven aan kans (p) 0,05 (5%)
of lager is.
Reliability gaat om de measurement error. Een meting is reliable als het ongeveer dezelfde
resultaten laat zien elke keer dat het gemeten wordt. Ook bestaat Interobserver reliability,
dit is wanneer hetzelfde gedrag door meerdere observers wordt gezien.
,Hoofdstuk 3+4
Genen beïnvloeden ontwikkeling van het lichaam door hun invloed op de productie van
proteïne moleculen. Genen zijn delen van langere moleculen DNA. Er worden twee soorten
genen onderscheiden.
● Coding genes, deze coderen voor de juiste soort proteïne
● Regulatory genes, die door biologische processen de coding genes kunnen
activeren/onderdrukken
Genen werken alleen door interactie met de omgeving. Zo spelen bv. voedsel en fysieke
beweging een rol in hoe genen tot uitdrukking kunnen komen. Verschillen in DNA kunnen
dus niet alles verklaren.
Genotype betekent de genen die iemand heeft.
Fenotype betekent de waarneembare eigenschappen van iemand (komt door omgeving)
Zo kunnen eeneiige tweelingen toch van elkaar verschillen, bijvoorbeeld door het verschil in
voedsel dat ze kregen tijdens ontwikkeling. Ook kan gedrag verschillen, bijvoorbeeld door
verschil in ervaringen.
DNA zit in onze Chromosomen, wat weer in de celkern zit. Mensen hebben 23 paar
chromosomen.
Cellen delen door Mitose, elke chromosoom maakt een exacte replica van zichzelf, waarna
de cel splitst in twee. Elke cel in ons lichaam is genetisch gezien identiek. Het verschil
tussen de cellen (spiercel/huidcel bijvoorbeeld) komt door de verschillende activatie van de
genen, en dus niet van de genen zelf.
Wanneer cellen delen om ei- of spermacellen te maken, gebeurt dit op een andere manier,
namelijk via Meiose. Via Meiose ontstaan cellen die genetisch niet identiek zijn. Elke
chromosoom kopieert zichzelf 1 keer, daarna verdeelt de cel zich 2 keer.
Wanneer een spermacel en een ei samenkomen, ontstaat een nieuwe cel, de zygoot. De
zygoot heeft alle 23 paren chromosomen, een van elk paar van elke ouder. De zygoot groeit
via mitose uit tot een mens.
Het voordeel van genetisch verschillende nakomelingen maken, in plaats van aseksueel
klonen, is de genetische diversiteit. In een steeds veranderende omgeving is het veel beter
voor de overlevingskans om genetisch verschillende nakomelingen te creëren. Genetische
diversiteit zorgt voor een betere bescherming tegen (plotselinge) veranderingen in de
omgeving.
DNA is als kralen op een touwtje. De twee genen die op dezelfde locus (locatie) zitten in
een paar chromosomen zijn soms identiek, en soms niet. Wanneer ze identiek zijn, is het
paar homozygoot. Als het paar niet identiek is is het paar heterozygoot. Verschillende
genen op dezelfde locus zitten, heten allelen.
Een dominant allel zorgt voor uiting van de allel in een homozygoot en heterozygoot paar.
een recessief allel komt alleen tot uiting in een homozygoot paar (2 recessieve allelen dus)
, Eigenschappen die voortkomen uit variatie in één locus zijn vaak categorisch, dat wil
zeggen, dat de eigenschappen zo duidelijk verschillen dat je twee groepen kan
onderscheiden. Zo kunne zaadjes van de plant glad of met ribbeltjes zijn.
De meeste gedragsverschillen zijn echter meetbaar naar sterkte. Ze zijn continu, vaak
vallen metingen van scores in een normaal verdeling. Een voorbeeld hierbij is de
agressiviteit van muizen, wat in verschillende degrees tot uiting kan komen. De
eigenschappen die continu zijn, i.p.v categorisch, ontstaan vaak door meerdere genen, dit
heet polygenie.
Epigenetica houdt in dat sommige genen ‘aan’ of ‘uitgezet’ kunnen worden. Zo kunnen
verschillende cellen verschillende dingen doen, terwijl ze allemaal dezelfde structuur DNA
hebben. Alle cellen in je lichaam heeft technisch gezien de mogelijkheid om een oog te laten
groeien, bijvoorbeeld, maar epigenetische mechanismen zorgen ervoor dat we niet over ons
hele lichaam oogballen krijgen.
Door methylering (stoffen van de methylgroep die aan sommige DNA stukken zit) kunnen
genen ‘uitgezet’ worden, ze produceren dan minder, of zelfs helemaal geen proteïne. DNA
methylering kan vanaf de geboorte al aanwezig zijn, (zodat niet elke cel oogballen begint te
produceren) maar het kan ook ontstaan door ervaringen. Zo is er een verschil in DNA
methylering tussen mensen die bv. wel/niet goed behandeld werden in hun jeugd.
DNA methylering kan geërfd worden, samen met het gedrag dat hieruit voortkomt.
Evolutie wordt aangespoord door verandering in de omgeving. Klimaat kan veranderen, of
bronnen van voedsel.
De mechanismen die zorgen voor gedrag zijn stuk voor stuk producten van natuurlijke
selectie/evolutie. Dit legt de basis voor functionalisme, de poging om
eigenschappen/gedrag te begrijpen door te kijken naar wat het bereikt voor de individu.
Er worden in de evolutionaire psychologie twee verschillende verklaringen gegeven voor
gedrag.
● Distaal
○ Distale uitleg is uitleg op evolutionair niveau. Het is uitleg over hoe het gedrag
een rol heeft gespeeld in de overleving en voortplanting van het dier. Het gaat
dus over hoe gedrag heeft geholpen om de genen door te geven.
● Proximaal
○ Proximale uitleg gaat over de mechanismen/condities (van binnen en buiten
het dier) die voor bepaald gedrag zorgen.
Voorbeeld: Waarom zingen mannetjes vogels in de lente?
Distaal: Vogels hebben zich door evolutie aangepast aan hun ‘mating system’, dat
plaatsvindt in de lente. Het gezang van de mannetjes heeft als doel om vrouwtjes aan te
trekken en om andere mannetjes te waarschuwen om niet te dichtbij te komen. In de
evolutie kregen mannetjes met genen die gezang promoten vaker/meer jongeren dan de
mannetjes waarvan de genen het gezang niet promoten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Pepy. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.