V&I
HOOFDSTUK 3 DE VOEDINGSWAARDE VAN VM
Voedingswaarde van een VM wordt bepaald door het energiegehalte (“de energiewaarde”) en het
gehalte aan voedingsstoffen in het betreffende VM
3.1. ENERGIE
Energie komt vrij door oxidatie van voedingsstoffen
Energiebehoefte vertegenwoordigt de hoeveelheid energie die via de voeding aan het organisme
moet worden aangeboden voor
- Optimale lichaamsgroei, lichaamsontwikkeling, beweging en goede gezondheid
De hoeveelheid energie uit drinken en eten in kcal of kJ
1 kcal = 4,184 kilojoules 4,2 kJ
1 kJ = 0,239 kcal
Hoeveel kcal het lichaam nodig heeft, verschilt voor mannen en vrouwen, per leeftijd en of er sprake
is van een actieve of inactieve leefstijl
3.2. VOEDINGSSTOFFEN
Eiwitten, vitamines, mineralen, vetten, KH, water en vezels
VS hebben elk hun eigen functie onderscheid tussen
o Energieleverende stoffen (brandstoffen)
o Bouwstoffen
o Beschermende stoffen
Zie extra blad!!
BOUWSTOFFEN
Nodig voor de opbouw van lichaam (groei en ontwikkeling) en voor voortdurende
hernieuwing van weefsels
Belangrijke bouwstoffen: water, bepaalde mineralen en eiwitten
BESCHERMENDE STOFFEN
Vitamines, mineralen, spoorelementen en voedingsvezels goede werking organisme en
verhogen weerstand
BRANDSTOFFEN
Zorgen voor energie en energie is nodig voor “inwendige arbeid” zoals ademhaling,
spijsvertering, hartwerking… en voor “uitwendig arbeid” bv. sporten, bewegen, fietsen,
werken…
Energieleveranciers zijn vetten en verteerbare KH en in 2 e instantie eiwitten als
energieopname uit vetten en verteerbare KH onvoldoende is
Eiwitten, vetten, verteerbare KH, mineralen, spoorelementen, vitaminen, water en vezels hebben we
nodig voor
- Groei en herstel
- Energie
- Goede weerstand
- Verloop van alle lichaamsprocessen
, V&I
Nood aan VS niet voor alle groepen hetzelfde afh. van
- Leeftijd
- Lengte en gewicht
- Geslacht
- Activiteiten
- Bijzondere omstandigheden (groei, lactatie, zwangerschap)
VS 2 grote groepen: macronutriënten (komen in grote hoeveelheden) en micronutriënten (komen
in kleine hoeveelheden voor)
3.2.1. MACRONUTRIËNTEN
Eiwitten, vetten en KH (inclusief vezels), water (en alcohol)
Op water na leveren de macronutriënten een bepaalde hoeveelheid kcal of energie per gram
1 g eiwit = 4 kcal = 17 kJ
1 g vet = 9 kcal = 38 kJ
1 g KH = 4 kcal = 17 kJ
1 g alcohol = 7 kcal = 29 kJ
Energiebehoefte van 2000 kcal/ dag
Eiwitten 10 à 15% 200 à 300 kcal 50 à 60 g
Vetten 30 à 35% 600 à 700 kcal 66,7 à 77,8 g
KH 50 à 55% 1000 à 1100 kcal 250 à 275 g
Totale energiebehoefte = 100%
- Eiwitten 10 - 15 En%
- Vetten 30 – 35 En%
- KH 50-55 En%
KOOLHYDRATEN = SACHARIDEN
Belangrijke bron van energie voor het lichaam
Grootste energie door KH geleverd
Enkelvoudige (uit 1 of 2 moleculen) en meervoudige of complexe KH (3 of meer moleculen)
Complexe KH: zetmeel (aardappelen, rijst, brood) te weinig in Westerse voeding
Enkelvoudige KH te veel in Westerse voeding
o Te hoog en frequent gebruik van VM rijk aan enk. KH kan leiden tot tandbederf en
obesitas, suikerziekte en hart – en vaatziekten
Enkelvoudige KH = suikers
Uit 1 of 2 moleculen
Van nature in fruit (fructose) en melk (lactose)
Of ze worden toegevoegd
o Halen we uit suikerbieten of suikerriet = sucrose of sacharose
Suikers voor mono-en disachariden toegepast op het etiket van voedingswaren
koolhydraten waarvan suikers