Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Uitgebreide samenvatting (boek + colleges!) Europese Geschiedenis €4,49   Ajouter au panier

Resume

Uitgebreide samenvatting (boek + colleges!) Europese Geschiedenis

 41 vues  2 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Uitgebreide samenvatting van het tweedejaars IP vak Europese Geschiedenis. In het bestand staan zowel de aantekeningen van de colleges van dr. Kern als de informatie uit het boek (1039). Deze samenvatting bevat dus praktisch alle informatie die je moet weten voor het tentamen.

Aperçu 4 sur 50  pages

  • Non
  • 19 t/m 30
  • 25 octobre 2021
  • 50
  • 2019/2020
  • Resume
avatar-seller
Europese Geschiedenis

Inleiding
Bij politicologie zijn het studieobject (politiek) en het studiesubject (politicologie) twee aparte
dingen. Bij geschiedenis is het hetzelfde. Het studieobject is het verleden. Dit laat sporen achter
(bronnen). Feiten spreken niet voor zich; er moeten verbanden worden gelegd -> = wetenschap. Dit
leidt tot een verhaal: studiesubject. De vraag is altijd in hoeverre het verhaal het verleden dekt. Het
verhaal is nooit identiek aan het verleden, maar het verhaal moet wel kloppen.
De verhouding tussen geschiedwetenschap en politieke wetenschappen is tegengesteld en
complementair. Geschiedwetenschap betreft het verleden en is idiosyncratisch gericht: het verleden
wordt benaderd als een verzameling unieke en bijzondere gebeurtenissen -> empirie en feiten. De
sociale wetenschap betreft het heden is nomothetisch gericht: op zoek naar algemene patronen,
wetmatigheden -> theorie en modellen. Zo vullen ze elkaar dus aan: theorie -> deductie -> empirie ->
inductie -> theorie -> etc.
Europa is geen geografisch, politiek of cultureel afgebakend gebied. Het is meer iets van een
bedenksel (mythe). Het is geen onbetwistbaar fenomeen, maar een menselijk product dat zich
telkens ontwikkelt. Het begon in de 8 e eeuw v.C. met het woord ‘ereb’ voor het westen. In de 5 e
eeuw v.C. was het een naam van een prinses uit een mythe. In de klassieke oudheid was het de
Griekse wereld tegenover de barbaarse periferie Europa. In de middeleeuwen werd Europa een
geloofsgemeenschap -> Christendom vs. de heidenen. 17 e eeuw Vrede van Westfalen ->
statensysteem en concurrentiestrijd (politiek). Daar komt in de 18 e eeuw een culturele laag overheen
door de Verlichting -> humanisme, beschaving. In de 19 e eeuw neemt Europa een grote voorsprong
op en overheerst de rest van de wereld; Europa is het powerhouse van vooruitgang (industrialisatie).
Dit was de oogst van wat in de 17e en 18e eeuw is ontwikkeld. In de 20e eeuw is de competitie zo ver
gevorderd dat het leidt tot conflict (Wereldoorlogen). Europa is in 1945 ten dode opgeschreven,
maar toch uiteindelijk wederopstanding. Nu in de 21 e eeuw staat Europa voor de meesten voor de
EU, maar wat nu verder?
In Europa bestond altijd een evenwicht tussen splijting en binding; de twee houden elkaar in
bedwang. Als er allesoverheersende binding bestaat valt de groei stil. Met alleen splijting ontstaat er
versnippering, anarchie en autonomie. ‘Eenheid in verdeeldheid’ is het wezenskenmerk van Europa,
en misschien is dat wel wat uiteindelijk heeft geleid tot de grote sprong in de 19 e eeuw. Bijvoorbeeld:
vele talen en volken, maar één Latijnse elitetaal; scheiding van kerk en staat (institutioneel), maar
één Christelijke gemeenschap (gedeelde culturele waarden).




1

,19 Revolutions in politics, 1775-1815
Een revolutie is snel/schokkend/plotseling, gewelddadig en fundamenteel. De geboorte van de
moderne samenleving vond plaats in twee revoluties:
1. De Franse Revolutie (1789-1815) is een politieke omwenteling die het einde betekent van het
politieke ancien régime en het begin van massapolitiek: onderdanen worden burgers
- Ancien regime: absolutisme en standensamenleving met privileges van adel en
geestelijkheid
- Massapolitiek: iedereen doet mee, één natie/volk, onderdanen worden (unieke) burgers
2. Het tijdperk van de Industriële Revolutie (ca. 1750-1850) is het einde van de agrarische
samenleving en het begin van de moderne klassenmaatschappij (veel geleidelijker)
De revoluties ontspringen allebei in de tweede helft van de 18 e eeuw afzonderlijk van elkaar, maar
versmelten in de 19e eeuw, waardoor ze elkaar versterken. Samen vormen ze de motor van de
verandering en de transitie naar een moderne samenleving -> “duale revolutie”. De duale revolutie is
de challenge, de moderne geschiedenis het antwoord hierop. In Frankrijk lag de economie vast
(crisis), dus was er alleen een politieke revolutie mogelijk; In GB bestond politieke stabiliteit,
waardoor alleen een economische revolutie kon plaatsvinden.
Er zijn grote verschillen tussen de Amerikaanse en Franse Revolutie. De Amerikaanse Revolutie was
een onafhankelijkheidsstrijd, waarbij de Declaration of Independence gebruikt werd om de strijd
tegen Engeland een verhaal te geven. Er vond innovatie plaats (Republiek gesticht, grondwet, etc.),
dus dat is revolutionair, maar het was geen sociale verandering (alleen politiek juridisch) en het was
niet universeel; de veranderingen waren niet van toepassing op andere landen en de Bill of Rights
golden niet voor zwarten en Indianen. De Franse Revolutie daarentegen was wel sociaal en
universeel, bijvoorbeeld de universele Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger. Daarnaast
was de strijd veel gewelddadiger en heeft het geleid tot oorlog (Napoleon). De Franse Revolutie was
omvangrijker en complexer. De overeenkomst tussen de twee revoluties: vrijheid en gelijkheid als
ideologische drijfveer. Het was dezelfde ideologie, maar een andere praktijk.
De twee revoluties betekende het:
 Einde van absolutisme en standensamenleving
- Absolutisme: binnen zijn eigen domein (hof, BZ, leger) heeft de monarch
ongecontroleerde macht; hij hoeft de macht niet te delen en kan binnen de grenzen van
het gewoonterecht z’n gang gaan, maar als de monarch iets wil veranderen gaat dat niet
zomaar. De monarch wordt dus wel degelijk beperkt door het gewoonterecht,
bijvoorbeeld als de monarch meer belastingen wil heffen.
- Standensamenleving: het volk is verdeeld in verschillende volkjes, verschillende groepen
met bepaalde privileges die erfelijk en onoverbrugbaar zijn.
 Begin van volkssoevereiniteit en burgerrecht (allen vrij en gelijk) in klassenmaatschappij
- Volkssoevereiniteit: het leiderschap moet ontleend zijn aan de natie en gaat over allen
(verantwoordelijkheid en bevoegdheid overheid enorm toegenomen)
- Vrijheid: vrij overheidsdwang en plichten, bepaalde rechten die niet afgenomen kunnen
worden
- Gelijkheid: iedereen is gelijk voor de wet (gelijke kansen)
- Klassenmaatschappij: de verschillen zijn niet meer onoverbrugbaar

The American revolutionary era, 1775-1789
In 1765 keurde het Parlement de Stamp Act goed, waarmee belastingen geheven zouden worden op
o.a. een groot aantal commerciële en juridische documenten, diploma’s en kranten. De Britse
koloniale administratie en parlementaire overmacht bleken onacceptabele bedreigingen voor de
bestaande Amerikaanse vrijheden. In 1773 ontstonden er wederom conflicten over belastingen en
vertegenwoordiging met het aannemen van de Tea Act. Vanwege de impact op lokale handelaren
bestond er grote weerstand -> Boston Tea Party (protest). Op 4 juli 1776 werd de Verklaring van
Onafhankelijkheid aangenomen, o.a. geschreven door Thomas Jefferson, waarin de natuurlijke


2

,rechten van de mensheid en de soevereiniteit van de Amerikaanse staten werd uitgeroepen. De
Amerikanen kregen steun van de Fransen, Nederlanders en Spanjaarden, waardoor GB in 1780 in
oorlog was met bijna heel Europa en de dertien koloniën. Onder het Verdrag van Parijs (1783)
erkende GB de onafhankelijkheid van de dertien koloniën. Een Constitutionele Conventie kreeg de
taak een nieuwe grondwet op te stellen. De antifederalisten waren het niet eens met het resultaat;
ze vonden dat de federale overheid te sterk was en vreesden voor de zwaar bevochten individuele
rechten -> tien amendementen in 1791: de Bill of Rights, waarmee het individu beschermd werd
tegen de overheid. De Amerikaanse grondwet en de Bill of Rights belichten de beperkingen en
krachten van het klassiek liberalisme. Vrijheid betekende representatieve overheid, maar niet
democratie. Gelijkheid betekende gelijkheid voor de wet, maar niet gelijke politieke participatie en
welvaart, of gelijke rechten voor slaven, inheemse volken en vrouwen.

France: Revolution, First Republic, Napoleon, 1789-1815
1. Gematigde fase: 1789-92 => constitutionele monarchie
- Begint met het bijeenroepen van de Staten-Generaal door Lodewijk XVI
- Revolutionaire coalitie van de massa en de elite tegen de kroon
- Nationale Vergadering
2. Radicale fase: 1792-94 => republiek en terreur
- Begint wanneer Lodewijk XVI wordt afgezet -> democratische republiek
- Verdeeldheid, elite vs. massa
- Schrikbewind van Robespierre
3. Reactionaire fase: 1794/1804-15=> dictatuur/keizerrijk en oorlog
- Bourgeoisie gaat macht consolideren
- Herstelgezag, contra-fase, staat + elite tegen de massa
- Thermidor (= begrip voor reactionaire fase, paar stappen terug) en Napoleon
Wat de drijfveer achter de revolutionaire dynamiek was is een groot debat onder historici. Het is een
combinatie van achterliggende factoren:
 Sociale factor: conflict tussen standen (bourgeoisie)
 Ideologische factor: de Verlichting (-> vrijheid en gelijkheid)
 Politieke factor: falende regering (monarchie)
 De verschillende standen stonden niet alleen maar tegenover elkaar, ze hadden ook veel
gemeen, waaronder de nieuwe waarden van de Verlichting die botsten met de samenleving
en het regime van de middeleeuwen (waar de kroon voor stond).
De aanleiding voor de revolutie was het feit dat de staat bankroet was door de oorlogen, waaronder
de Zevenjarige Oorlog (-> belastingen) en honger. Deze crisisfactor leidde direct tot geweld.
Heel veel Fransen hadden meegevochten in Amerika en waren geïnspireerd door de ervaring. De
Amerikaanse Revolutie wakkerde ontevredenheid aan met de oude monarchische orde in Frankrijk..
De overheid moest de enorme uitgaven in Amerika financieren met geleend geld, waardoor de
staatsschuld enorm groeide. De overheid wilde meer belastingen gaan heffen, maar dat moest de
Staten-Generaal, het vertegenwoordigende orgaan van alle drie de bevolkingsgroepen, goedkeuren.
De SG kwam op 5 mei 1789 bijeen, waarbij de derde stand met de ‘Cahier des Dolecances’, maar hier
kwam niks van terecht. Er ontstaat al snel een impasse over de stemprocedure. Op 17 juni noemde
de derde stand zichzelf de Nationale Vergadering na de Eed van de Tennisbaan. De verandering van
de naam is al een (geweldloze) revolutie op zich, omdat SG letterlijk vergadering van de standen
betekent. De koning is het er niet mee eens en verzamelt een leger om de opstand de kop in te
drukken, waarna de elite en de massa een coalitie vormen tegen de kroon. Op 14 juli betekende de
bestorming van de Bastille het begin van de Franse Revolutie, waarna de Nationale Vergadering haar
gang mocht gaan. De bestorming van de Bastille wordt gezien als de scheidslijn tussen de tijd van de
Middeleeuwen en de moderne geschiedenis -> “Big Bang” van de moderne politiek. In de zomer van
1789 kwamen Franse burgers op het platteland in opstand tegen de landeigenaren: de ‘Great Fear’.
Op 4 augustus werden alle oude privileges van de adel afgeschaft en op 27 augustus kwam de
Nationale Vergadering met de Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger. Dit wordt gezien

3

, als het belangrijkste politieke document van de moderne gs. Het idee van één natie is een uitvinding
van de Franse Revolutie, met de VRMB werd voor het eerst soevereiniteit (hoogste gezag binnen een
gebied) gekoppeld aan een natie (één volk). In september 1791 werd de eerste Franse grondwet
aangenomen (-> constitutionele monarchie). Uiteindelijk zegt Lodewijk dat hij zich bij de grondwet
neerlegt, maar hij is er duidelijk niet blij mee dus het vertrouwen in de loyaliteit naar de grondwet is
niet groot. Het nieuwe parlement bestaat uit jonge radicalen die streven naar solidariteit en
afschaffing van tirannieën in het buitenland -> beginnen een oorlog. Het was ook een oorlog van
Fransen tegen Fransen en arm vs. rijk (kerk vs. staat).
Op 10 augustus 1792 schorste de Wetgevende Vergadering de koning van al zijn functies, waarna hij
gevangen werd gezet, en riep de WV om een constitutionele vergadering gekozen o.b.v. universeel
kiesrecht voor mannen (-> Nationale Conventie). De val van de monarchie betekende een
radicalisering van de revolutie: de Tweede Revolutie. Eind september 1792 riep de nieuw gekozen
Nationale Conventie de Franse Republiek uit, waarin het volk de soevereiniteit had. Net als in de WV,
bestond de NC uit veel Jacobijnen, maar ze raakten steeds meer verdeeld in de Girondijnen en de
Montagnards o.l.v. Robespierre. Met een nauwe meerderheid van de Montagnards werd de koning
op 21 januari 1793 onthoofd. Februari 1793 verklaarde de NC, al in oorlog met Oostenrijk en Pruisen,
de oorlog aan GB, de Nederlandse Republiek en Spanje, waardoor Frankrijk met bijna heel Europa in
oorlog was. 2 juni 1793 werden 29 Girondijnen vanwege verraad gearresteerd en namen de
Montagnards de macht over in de NC. Radicale economische maatregelen zorgden voor brood voor
de armen en middelen voor het leger, terwijl het schrikbewind o.l.v. Robbespierre en zijn Comité van
Openbare Veiligheid gehoorzaamheid afdwong aan de republikeinse geloven en praktijken.
Robbespierre zag terreur als redelijk wapen in de strijd. Dit was het eerste experiment met
totalitarisme: dienstplicht -> volksleger (i.p.v. beroepsleger) vecht uit patriottisme (liefde voor het
vaderland), min of meer centraal geleide economie (eerste stap naar later geperfectioneerde
planeconomie), politieke terreur (volk berecht door revolutionaire tribunalen). De discipline van het
volksleger leidt tot overwinningen in het buitenland. De gegoede burgerij was de motor achter de
revolutie, maar wordt in het nauw gedreven door het bewind van Robbespierre -> op 28 juli 1794
wordt Robespierre onthoofd, om het doorslaan van hervormingen (extreme herverdeling van de
maatschappij) te voorkomen. Hierna verklaren nieuwe leiders het einde van de revolutie en de
terugkeer van de representatieve overheid, de rule of law en liberaal economisch beleid. Deze
periode, de Thermidoriaanse Reactie, ging terug naar de oorspronkelijke idealen van de revolutie.
Het Directoire bestond uit vijf leiders, die zwaar corrupt waren. In deze periode komt Napoleon naar
voren als sterke, charismatische leider.
In 1799 eindigde Napoleon het Directoire met een staatsgreep. Op 9 november 1799 werd hij de
eerste consul van de Republiek en werd een nieuwe grondwet die zijn positie consolideerde met een
overgrote meerderheid aangenomen door een landelijke stemming in december. De Napoleon Code
vestigde twee van de fundamentele principes van de Revolutie: alle mannen zijn gelijk voor de wet
en beveiliging van rijkdom en privaat bezit. Veel van de juridische en administratieve reorganisatie
van Napoleon bestaat nu nog steeds, maar orde en eenheid hadden een prijs: autoritair gezag.
Napoleon was bovenal een geweldig militair. Zijn Grote Rijk bestond uit drie delen: Frankrijk,
afhankelijke satelliet koninkrijken met familie op de troon, onafhankelijke bondgenoten Oostenrijk,
Pruisen en Rusland. 4 april 1814 deed een verslagen Keizer Napoleon afstand van de troon, waarna
hij verbannen werd naar Elba. Hij ontsnapte in februari 1815, marcheerde naar Parijs met een aantal
volgelingen, waarna Lodewijk XVIII vluchtte en Napoleon weer aan de macht kwam. Maar de
bondgenoten spanden samen tegen hem en versloegen zijn leger na de Honderd Dagen bij Waterloo
op 18 juni 1815. Uiteindelijk wordt Lodewijk XVIII op de troon gezet.
Resultaten van de Franse Revolutie:
 Geslaagd / gevestigd / gebleven zijn:
- Constitutionele monarchie (macht moet legitiem zijn) met representatieve regering
- Burgervrijheden vastgelegd in de grondwet met gelijkheid voor de wet, geen standen
meer
 Niet-geslaagd / mislukt / nog onvoltooid zijn:

4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur brechtjem. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,49  2x  vendu
  • (0)
  Ajouter