Paragraaf 1.1
➢ De problemen bij de Amerikaanse huizenmarkt zorgde voor een crisis in de
hele wereld. Ze hadden te veel hypotheken met te hoge risico's verstrekt.
○ De economie begon te krimpen → minder goederen en diensten werden geproduceerd.
➢ Bij een krimp van 2 of meer kwartalen is er sprake van een recessie.
➢ Het centraal planbureau (CPB) heeft uitgezocht dat in de crisis het bbp zwaar
achterbleef op de pre-crisis trend die het zou moeten zijn.
➢ De eurozone is het gebied met alle landen die de euro gebruiken als
betaalmiddel.
➢ Oorzaken crisis:
○ Lage rente
Paragraaf 1.2
➢ De vermogensmarkt is het geheel van vraag en aanbod naar vermogen. De
rente is de prijs die op deze markt tot stand komt.
○ Aanbod: Afkomstig uit besparingen, gedwongen besparingen zijn
verplicht zoals bijv. de pensioenpremie. Daarnaast heb je ook nog
vrijwillige besparingen zoals een spaarrekening.
■ Je kan met sparen ook verdienen door bijv. te investeren in
obligaties.
○ Vraag: Afkomstig van bedrijven, deze bedrijven hebben geld nodig voor
investeringen. Gezinnen vallen hier ook onder en de overheid als ze een
tekort hebben.
➢ De spaarquote is het deel van het inkomen dat gespaard wordt.
○ Tijdens de crisis groeide deze quote, een verklaring hiervoor is de groei
en vergrijzing van de bevolking en omdat er weinig vertrouwen is in de
economie.
➢ Als de groei van investeringen achterblijft op die van de besparingen is een
verklaring de veranderende aard van de economische groei (bijv. meer
menselijk kapitaal).
➢ In werkelijkheid is de vermogensmarkt een verzameling van deelmarkten.
○ Tijdsduur is een deelmarkt,
➢ We onderscheiden ook de geldmarkt (leningen voor minder dan 2 jaar) en de
kapitaalmarkt (leningen voor langer dan 2 jaar).
○ De markt van onroerend goed en de markten van hypotheken, obligaties
en aandelen vallen onder de kapitaalmarkt.
➢ Aandelen zijn bewijzen van mede-eigendommen van een nv of bv, een
vennootschap kan winst uitkeren. Dit heet dividend en elke aandeelhouder
heeft hier recht op.
➢ Een obligatie is een schuldbekentenis voor een langlopende lening.
➢ Aandelen en obligaties worden verhandeld op de effectenbeurs.
➢ Spaardeposito’s kunnen kort- en langlopend zijn.
➢ Als mensen een aanbieding krijgen voor bijv. dit jaar een reis of over 5 jaar kiezen ze voor dit jaar
→ positieve tijdsvoorkeur
○ Dit heb je ook bij beleggen, beleggers wil een beloning voor het
verschuiven van zijn koopkracht aar de geldlener. Deze beloning is
rente.
➢ Je hebt 2 soorten risico’s waarvoor je rente krijgt
○ Als geldgever loop je het risico dat je geen rente en aflossing krijgt, hoe
hoger de rente hoe hoger hij dit risico inschat. Hoe langer hij afstand
neemt van zijn geld hoe hoger het debiteurenrisico.
○ Een ander risico is inflatie, ook hierdoor wordt koopkracht verloren.
Hierbij is het inflatierisico ook groter als de geldgever het geld langer
uitleent.
, ➢ Door inflatie is de reële waarde van de lening veranderd en krijgen de
schuldeisers minder terug in koopkracht dan ze hebben uitgeleend.
➢ Als je geld niet met de goede waarde schat lijdt je aan geldillusie.
➢ Prijsschommelingen bij huizen reageren vooral op de vraag. Vraag reageert
hierbij op de verwachte verandering, hierdoor gebeurd het verwachte effect.
○ VB: er is een stijgende lijn van prijzen, hierdoor gaan mensen het huis nu
kopen want ze willen niet dat ze het voor een nog hogere prijs moeten
kopen aangezien er een stijgende trend is. Vervolgens, door de vergrote
vraag, stijgen de prijzen inderdaad ook. Dit is een selffulfilling
prophecy.
➢ In de VS stegen de hypotheken want de waarde van de huizen ging omhoog.
Vervolgens werden miljoenen mensen het huis uitgezet want de hypotheken
konden niet meer betaald worden.
○ Hierdoor gingen de prijzen omlaag en waren veel hypotheken dus te
hoog ivm de waarde van het huis. Dit heet een onderwaterhypotheek. Als
de waarde en hypotheek gelijk zijn is het een 100% hypotheek.
➢ Aandelen en obligaties worden gekocht tegen een (beurs)koers. In nederland is
deze graadmeter de Amsterdam Exchange koersindex (AEX-koersindex)
➢ Koersen reageren op winstverwachtingen.
➢ Het rendement van een belegging is het totaal van de opbrengsten in
procenten van het belegde bedrag. Het reële rendement is het nominale
rendement gecorrigeerd voor de inflatie.
➢ Risico-aversie, speelt en rol bij de keuze van beleggers tussen aandelen en
obligaties, hierbij is er namelijk een hoog risico.
➢ Beleggers die geleend geld beleggen omdat er een lage rente is maken gebruik
van de hefboomwerking.
➢ In een balans heb je passiva en activa, passiva is de vermogens en activa zijn
de bezittingen.
➢ De vraag naar vermogen komt vooral van bedrijven. Dit vermogen is verdeeld
in eigen vermogen en vreemd vermogen.
○ Eigen Vermogen komt van de eigenaars en het is permanent
beschikbaar.
○ Vreemd vermogen is geleend geld.
➢ Solvabiliteit is de mate waarin een onderneming in staat is haar schulden
terug te betalen. Het is de verhouding tussen het vreemd en eigen vermogen.
➢ Banken zijn op de vermogensmarkt aanbieder en vrager maar bemiddelen ook
tussen vragers en aanbieders.
➢ Het verschil tussen de ontvangen rente en betaalde rente is de rentemarge.
Paragraaf 1.3
➢ Kredietverlening
➢ Liquiditeit is de mate waarin een bedrijf de kortlopende verplichtingen kan
nakomen.
➢ Banken paste lange tijd een beloning praktijk toe, hoe meer krediet er werd
verleend hoe hoger de bonus van de manager.
➢ De centrale bank houdt toezicht op alle banken. Alle banken die de euro
hebben ingevoerd zijn onderdeel van de Europese Centrale Bank (ECB). Het
toezicht bestaat uit 5 onderdelen.
○ De garantieregeling, dit voorkomt paniek bij spaarder (100.000 euro
garantie).
○ Het liquiditeitstoezicht, banken moeten voldoende liquide middelen
hebben om aan hun directe plichten te voldoen.
○ Het solvabiliteitstoezicht, hiermee wordt de hefboomwerking beperkt.
○ Toezicht op risicomanagement. Met een hoger risico moet een bank een
hoger eigen vermogen aanhouden.
○ Op nationaal niveau op beloningsstructuur, variabele beloning niet
groter dan vaste beloning.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jennakooistra. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.