Onderzoeksmethodologie:
Hoofdstuk 1: basisprincipe en basisbegrippen
Doel van wetenschappelijk onderzoek:
- Problemen oplossen
- Verklaringen vinden
- Waarnemingen veralgemenen
- Theorieën opbouwen
- Theorieën testen
- Evidence-based practice!
Evidence-based practice:
1. PICO-PECO: voor een klinische onderzoeksvraag te stellen
2. Klinische beslissing
Hangt af van: klinische ervaring, voorkeur van de patiënt, klinische
omstandigheden, evidence uit wettenschappelijk onderzoek
o Moet zeker zijn dat het werkt voor je het toepast
o Ook al is er niet echt evidence, betekent niet dat je het niet moet
gebruiken -> rekening houden met andere factoren
3. Klinische behandeling
PICO/PECO- principe:
- P: probleem; patiënt, populatie
- I/E: interventie (manipulatie)/exposure:
- C: controle/comaprison
- O: outcome of resultaat (wat wil je verbeteren)
Niet elke vraag bevat elke letter
Soorten onderzoeksvragen uit de praktijk:
- Welke therapie (I/C) is het meest effectief voor het behandelen van lage rugpijn (O)?
Interventie vraag
- Hoe lang duurt de spontane genezing (O) van een bepaald letsel (E)?
Prognostische vraag
- Gaan bepaalde klinische problemen gepaard met andere klinische problemen (P/O)?
Etiologische vraag
- Hoe kunnen we beste vermindering in pijn of verbetering in flexibiliteit meten (E/O)?
Diagnostische vraag
Experimenteel = manipulatie
Observationeel = geen manipulatie
,Revalidatie wetenschappen:
= behoort tot de toegepaste wetenschappen
- Multidisciplinair vakgebied:
o Biomedische wetenschappen (fysica, anatomie, fysiologie, chemie, …)
o Gedragswetenschappen (psychologie, ethiek, pathologie, …)
- Onderzoeksmethoden uit verschillende wetenschapsdomeinen
Alles kritisch in vraag stellen, niet direct geloven wat iemand zegt of tegenkomt (waarom?)
Dus niet altijd vertrouwen op eigen ervaring, intuïtie, gewoontes
Wetenschappelijk redeneren:
- Deductief redeneren:
o Niet bedoelt om nieuwe kennis op te doen
o Na gaan of het klopt
o Testen van een theorie!
- Inductief redeneren:
o Veralgemening van populatie
o Herkennen van patronen en specifieke observatie
o Ontwikkelen van nieuwe kennis
o Opbouwen naar een theorie!
Twee redeneringen kunnen samen voorkomen binnen eenzelfde onderzoek
Eigenschappen van degelijk wetenschappelijk onderzoek:
- Systematisch:
o Altijd dezelfde 10 stappen doorlopen
- Repliceerbaar:
o Alle stappen en methoden worden goed uitgeschreven en bij gehouden zodat het
onderzoek herhaalbaar is
o Abstract, intro, methode, resultaten, discussie
o Als iemand de methode leest en kan het onderzoek niet terug namaken is het geen
goede wetenschappelijke tekst
- Gecontroleerd:
o Externe factoren worden gecontroleerd om interactie met bestudeerde variabelen
uit te sluiten
o Als je geen controlegroep hebt ben je minder zeker van een goed resultaat
o Om te zien of het niet te wijten is aan andere factoren dat je dat resultaat krijgt
- Reductief:
o Resultaten van talrijke data worden gereduceerd tot een algemeen gegeven,
conclusie en bevinding
- Logisch:
o Besluiten worden getrokken op basis van een deductief en/of inductieve logische
redenering
o Besluit moet logisch zijn
,Stappen in het onderzoeksproces:
Stap 1: onderwerp kiezen
Diabetes, musculoskeletale problemen
Stap 2: literatuuronderzoek over onderwerp
Kan zijn dat de vraag als is opgelost -> zou onnuttig zijn
Belangrijk voor in de discussie
Achtergrond en kennis binnen een bepaald onderwerp, overzicht van vorige resultaten,
inzicht theoretisch kader van vorig onderzoek
Stap3: probleem definiëren en afbakenen
Probleemstelling formuleren
Tegenstijdigheden tussen vorige onderzoeken
Tekortkomingen in vorig onderzoeken
Replicatie van bevindingen in andere populatie of settings
Stap 4: onderzoeksvraag en hypothese formuleren
Een duidelijke stelling, moet vernieuwd zijn, kan 2 vragen stellen main en sub vraag
Onderzoeksvraag staat meestal op het einde van de introductie
Onderzoeksvraaghypothese: wat je veronderstelt te zullen vinden van resultaten (staat
niet altijd geformuleerd)
Moeten voldoende concreet geformuleerd worden
Moeten concreet test-toetsbaar zijn
Stap 5: onderzoeksdesign kiezen
Stap 6: steekproef of proefgroep bepalen
Heel belangrijk
Starten met alles en iedereen
o Onderzoekspopulatie maken: bv: diabetes patiënten
Steekproef: mensen selecteren met diabetes (zo groot mogelijk)
Steekproef aan het einde van het onderzoek
Zijn tijdens het onderzoek vaak drop outs (mensen die niet meer meedoen)
De steekproef moet een representatieve selectie zijn die we dan later kunnen
veralgemenen, als er te weinig mensen meedoen aan het onderzoek gaat dat niet
Als je at random mensen gaat selecteren is je onderzoek representatief t.o.v. de
populatie
Stap 7: meetmethode bepalen
Stap 8: data verzamelen
Stap 9: data analyseren
Stap 10: resultaten interpreteren en rapporteren
Hypothese aanvaarden of verwerpen
, 2 fasen van onderzoek
Stap 1-7 = theoretisch (Wat en Hoe?)
Stap 8-10 = praktisch
Conclusie: gewoon een antwoord op de onderzoeksvraag
Soorten variabelen:
Variabele: zaken die gemeten worden (data verzameling)
Bv: gewicht dan het de variabele gewicht want niet iedereen weegt hetzelfde
- Afhankelijke variabele: uitkomstmaat
o Variabele waarvan men verwacht dat die zal variëren
o Variabele waarop men het effect van de onafhankelijk variabele wil onderzoeken
- Onafhankelijke variabele: factor
o Groep, conditie, methode, behandeling, … waarvan men een invloed of effect
verwacht op de afhankelijke variabele
- Bv:
o Fitheid meten van kine studenten: fitheid = afhankelijke variabele
o Fitheidverschil tussen en LO en Kine studenten: studierichting = onafhankelijke
variabele
Operationele definities:
= een definitie geven aan iets, is niet voor iedereen hetzelfde
- Bedoeling is dat je gaat aflijnen wat je gaat doen
Man gaat vaak iets kiezen wat men kent of herkent
- Vb: krachttraining:
o Definitie woordenboek: training met extra weerstand om de kracht te verbeteren
o Operationele definitie: 3 keer per week gedurende 30 min oefeningen voor 12
verschillende spiergroepen
Soorten meetschalen:
Kwalitatieve meetschaal:
- Nominale schaal: geeft een naam aan iets, geen numerieke betekenis
o Geslacht: man = 1 en vrouw = 2
o Om het in te geven in een programma heb je wel een cijfer nodig maar het cijfer
heeft geen waarde
- Ordinale schaal: rangorde, iemand of iets is hoger of lager dan het andere
o 1ste, 2de, rang in het leger
Kwantitatieve meetschaal:
- Interval schaal: geen absoluut 0 punt, gelijke intervallen
o Kalender, jaartelling
- Ratio schaal: gelijke intervallen, wel een absoluut 0 punt
o Tijd, afstand, gewicht, bedragen, …